De wet en de Profeten door Jezus in Mattheüs 22:37-39
samengevat.
U zult de Heere, uw
God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand.
Dit is het eerste
en het grote gebod.
En het tweede,
hieraan gelijk, is: U zult uw naaste
liefhebben als uzelf.
Mattheüs 22:37-39

De liefde
Al sprak ik de
talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou
niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal. Al had ik de gave om te profeteren en
doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat
bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn. Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik
voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar
trots op zijn – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.
De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent
geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat
zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over het onrecht maar
vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt
ze, in alles volhardt ze.
De liefde zal nooit vergaan. Profetieën zullen
verdwijnen, klanktaal zal verstommen, kennis verloren gaan – want ons kennen schiet tekort en ons
profeteren is beperkt. Wanneer het volmaakte komt zal wat beperkt is
verdwijnen. Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een
kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke
achter me gelaten. Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we
oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen,
zoals ik zelf gekend ben. Ons resten
geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.
1 Korintiërs 13