Intocht van de Koning
De intocht van Koning Jezus in Jeruzalem is in het evangelie
zó belangrijk! dat alle vier de evangelieschrijvers hem beschrijven. Het was
een wonderlijke situatie: daar kwam de Vredevorst zijn stad binnen. Maar wat
moet Hij eenzaam geweest zijn, midden tussen de menigte. Midden tussen
nieuwsgierige kijkers, blij verraste discipelen en jaloerse Farizeeën wist
Jezus: Ik kom hier niet om eer te krijgen, maar om te lijden en te sterven.
Gods heerlijkheid
in de tempel
In heel deze geschiedenis van Johannes 12 moeten we er eens
op letten, hoe hier van a tot z de profetieën uit het Oude Testament vervuld
worden. Dan verstaan we er de rijkdom pas ten volle van. Ik breng u eerst het
tempelvisioen van Ezechiël 40-48 in herinnering. Midden in de ballingschap,
toen alles voor Gods volk en Gods tempel voorbij leek te zijn, kreeg Ezechiël
zicht op de dagen van herstel. Lag alles nu in puin? Er zou een nieuwe tempel
komen, zo heerlijk als in geen mensenhart was opgekomen. Leek de HERE nu zijn
volk vergeten te hebben? Hij zou naar hen omzien als nooit tevoren! "En
zie, de heerlijkheid van de God van Israël kwam uit oostelijke richting... en de
heerlijkheid des HEREN ging het huis binnen door de poort, die naar het oosten
gericht was" ,zo lezen we in Ezechiël 43:2 en 4. Daarna werd het nog
groter: de heerlijkheid des HEREN vervulde
het huis, en een stem klonk: dit is de plaats van mijn troon, waar Ik
wonen zal onder de Israëlieten tot in eeuwigheid (vers. 7). En wanneer is dat nu
uitgekomen? Of moet dat nog gebeuren? Sommigen menen, dat er nog een tempel van
steen moet komen, naar Ezechiëls visioen. Dat Gods' heerlijkheid dan door de
poort zal binnenkomen. En wacht maar eens af, dán zul je de heerlijkheid van
Israëls" Koning zien!
Maar kijkt u nu eens in Johannes 12. Uit oostelijke richting
(daar lag Bethanië) kwam de Heere Jezus, door de Oostpoort de stad en de tempel
binnen. Hij was zojuist gezalfd met mirre als een Koning (Joh. 12:3), zoals
eenmaal de wijzen uit het oosten de geboren Koning der Joden zalfden. Hij is
ontvangen en ingehaald als de Koning. Zo stond Hij daar in de tempel, de Zoon
van God die heel de tempeldienst vervullen zou. En in Hem, in Jezus Christus,
zou nu de heerlijkheid van Israëls God het huis vervullen.
Heerlijkheid aan het
kruis
Ja maar, denkt u misschien, dit was toch Jezus’ komst in vernedering? Hij ging toch sterven, en
nog niet "heersen tot in eeuwigheid", en nog niet oordelen en
richten? Hoor, wat Jezus zèlf zegt.' Als enkele Grieken Jezus willen zien, dan
zegt Jezus: "De ure is gekomen, dat de Zoon des mensen moet verheerlijkt worden" (vs. ,23). Uit
het verband blijkt, dat Christus daar zijn kruisdood mee bedoelt. Zijn
verheerlijking, de heerlijkheid des HEREN, zal zichtbaar worden ...aan het
kruis! Daar vervulde ,Hij de hele tempeldienst, met al zijn offers en
ceremoniën. Daar vervulde Hij de profetie van Ezechiël. Voor eeuwig zou Gods
tempel te Jeruzalem staan, en zijn troon opgericht. Israël was niet vergeten,
maar het was door God tot het centrum van de hele wereld gemaakt.
Nu zochten de volken der wereld "de wortel van
Isaï" en van Sion uit zou het heil naar de heidenen stromen. Wat velen vandaag
niet erkennen, zagen zelfs de Farizeeën op die dag: "Zie, de gehele wereld loopt Hem na" (vs. 19).
Uw koning komt
Zijn alle profetieën dan létterlijk uitgekomen bij Jezus'
komst? Wel, daar is iets merkwaardigs mee. Kijkt u maar naar de tweede profetie,
die bij Jezus' intocht vervuld werd. Namelijk die van Zacharia 9:9: “Wees niet
bevreesd, dochter Sions, zie, uw Koning komt, gezeten op het veulen van een
ezel" (Joh. 12:15). Dat rijden op een ezelsveulen, dat heeft Jezus
inderdaad letterlijk vervuld, als een teken.
Maar Johannes zegt er eerlijk bij, dat de discipelen dat pas
achteraf begrepen hebben. En weet u waarom'! Omdat er zoveel kanten aan de
profetie zaten, waarvan' het net leek of die in Jezus juist niet vervuld
werden. Namelijk, dat Hij Jeruzalem en Efraïm van de vijandelijke wapens zou
zuiveren.
Ja, zeg maar dat Hij zijn gericht ten uitvoer zou brengen.
En wat zag je daarvan?' U weet toch, dat dat dé grote aanstoot is geweest voor
de mensen in Jezus' tijd? De Romeinen heersten nog, de verdrukker was er nog
altijd. Ja, en toch was Jezus ook de Richter, de Koning die het oordeel
uitsprak. Hoort u maar opnieuw Johannes 12, waar Jezus in het zicht van het
lijden zegt: "NU gaat er een
oordeel over deze wereld" (12:31). Een oordeel, allereerst omdat de satan,
de gróte vijand van Israël buitengeworpen werd. En verder een oordeel over
allen, die de duisternis liever zouden hebben dan het licht. Met dat oordeel is
Hij nu nog bezig, tot 'aan zijn wederkomst. Ja, het is zo anders dan de mensen
dachten. Het is misschien zelfs' anders dan wij gedacht zouden hebben bij het
lezen van de profetie. Want het leek veel meer over een wereldlijk gericht te
gaan, met wereldlijke eer voor Israël.
Maar daar zei Jezus nu over tegen Johannes de Doper:
"Zalig, 'wie aan Mij geen aanstoot neemt". De discipelen hebben later
begrepen wat er aan de hand was, daar bij de Oostpoort van Jeruzalem. Wij mogen
het nu ook zien: Israëls eer is gekomen in Jezus Christus, die ook onze Heiland
is. Zo heeft Hij de profetie vervuld. Hij, die Jeruzalem als Koning binnenging
om de Heerlijkheid des Heren te tonen in zijn lijden. Hij die nu op de troon
gezeten is aan Gods rechterhand.
Onze verwachting moet maar steeds gericht zijn op één ding:
Hij komt! Hij komt nog eenmaal, om al Gods woorden volkomen waar te maken.
W. Smouter
http://www.opbouwonline.nl/artikel.php?id=10837
In het Bijbelsdagboek
die ik lees, staat deze week Klaagliederen centraal van Jeremia. Vanmorgen las
ik deze mooie overdenking. Gods liefde en trouw word hier zo mooi in beschreven.
Laten wij op Hem blijven hopen, ook in de stormen van ons leven, Siska
Nochtans
De Heere is mijn
Deel, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen. Klaagliederen 3:24
Tot nu toe zongen de klaagzangen alleen maar in mineur.
En neerslachtig vraag je je af: Ís er geen enkel straaltje licht?
Onze dagtekst is een venster van hoop. In het donkere
huis van ellende, waarin de dichter ronddoolt als in een gevangenis, is er
plotseling een venster. Het biedt een hoopvol uitzicht. Het biedt uitzicht op
God, die Heere is in onverbrekelijke trouw en genade.
Zelf in het bitterste uur zijn er van die trouw en genade
de onmiskenbare tekenen. De dichter is er nog, het volk is er nog. Dat vindt
toch alleen maar zijn grond in de goedertierenheden des Heeren.
Ze hadden zich een volslagen vernietiging waardig
gemaakt. Toch is die niet gekomen. En de dichter kan alleen maar belijden: ‘Het
zijn de goedertierenheden des Heeren, dat wij niet vernield zijn’. Door alles
heen is de Heere trouw gebleven aan zijn woord, aan zijn verbond. Zo kan de
dichter er zelf nog troost in vinden, dat de Heere zijn Deel is. Van Gods kant
staat dat immers onomstotelijk vast. En wat is dat groot. Bij de in tocht in
Kanaän had iedere stam, uitgezonderd die van Levi, zijn deel gekregen. Daarvan
mocht je leven, daarin vond je je bestaan. Nu was dat deel verloren gegaan. De
heidenen waren gekomen en hadden stout het erfland in genomen. Het volk was
bedreigd tot in haar bestaansvoorwaarden. Hoe kon het nog leven?
Midden in deze onmogelijkheden klinkt de geweldige
belijdenis: ‘De Heere is mijn Deel’. Hij zal voor mij, voor ons zorgen. We
vinden onze bestaansgrond in Hem. We mogen van Hem leven. Hij is oneindig veel
meer dan enig stuk land. Daarom hopen wij op Hem.
Als u er soms geen gat meer in inziet. Het liep allemaal
zo anders. U verloor zoveel van wat u zekerheid en rust gaf. U denkt misschien wel
alles kwijt te zijn. We mogen wijzen op de Heere. Hij wil ons Deel zijn. Onze
enige Troost in leven en in sterven. Christus had tenslotte geen deel meer over. Alles gaf Hij eraan. Zelfs zijn
deel in God. Zo hing Hij arm en berooid aan het kruis. Daar is God het erfdeel
geworden voor allen die Hem verwachten.
Lezen: Klaagl.
3:21-32
Zingen: Ps.42:5
Bron: Gods weg met de mensen.
Drs. M.
van Campen