Waarschijnlijk weten we allemaal wel, dat destijds op die
gedenkwaardige Pinksterdag in Jeruzalem de Heilige Geest werd uitgestort. De
kerk ontstaat dan, zou je kunnen zeggen.
Er heerst een enorm enthousiasme! Duizenden(!) komen tot
diep persoonlijk geloof, laten zich daarom dopen en worden ook vervuld met de
Heilige Geest!
En dan begint de zegentocht van het Evangelie over de
wereld.
Wonderen en tekenen volgen de verkondiging van de Blijde
Boodschap Oók strijd is er en tegenstand, maar tóch, niet te stuiten is de
stroom van levend water over een wereld, die dorst naar werkelijke vrede. Wij
kunnen daarover lezen in het boek Handelingen, dat een enthousiast verslag
geeft van die eerste periode, toen. Ik vraag mij wel eens af, wanneer ik de
handelingen van de kerk nú lees, zowel de berichten van de hoogste organen,
maar ook die van vele gemeenten, waar dat geweldige enthousiasme gebleven is:
die blijde verwondering over de grote daden Gods; dat getuigen van de levende
Heer, dat verlangen naar een machtige opwekking, ook in onze dagen. Werkt de
Heilige Geest dan niet meer in deze tijd?
Dát kán ik niet geloven:
Wanneer ik naast al die kerkelijke berichten ook eens een
blad lees, waarin verslagen staan van bijvoorbeeld het zendingsveld, dan treft
mij toch wel het grote verschil: Dáár vind ik een sfeer van grote blijdschap en
opgewektheid; de toekomst is doorzichtig, want wij hebben een lévende Heer, die
ons heel persoonlijk kent en óók wil helpen. Ik lees er over genezing en
bevrijding uit de macht van het kwade, van bekering en vervulling met de
Heilige Geest. Het is alsof het boek Handelingen niet geëindigd is bij hoofdstuk
28 …….
Nu kunnen wij daar als moderne christenen wel een beetje
over glimlachen, want is dat niet té eenvoudig, té kinderlijk geloof van
waaruit deze mensen leven?
Ik vraag mij af of wij ons daar zo makkelijk van af mogen
maken. Zij getuigen van de grote dingen, die God in hun leven heeft gedaan! En
kijk, het goede nieuws, dat wij de moeite van het vermelden waard vinden,
bestaat vaak alleen maar uit een berichtje over de opbrengst van de collecten,
een bijzondere dienst, die we meemaakten en wat dies meer zij. Zou er in ónze
gemeente, bij ónze omgang met dezelfde God niets voorvallen, dat méér Zijn
liefde kan illustreren?
En zou zoiets dan niet zéker verteld moeten worden?
Als onze lippen eens een werkelijke loflied zou weerklinken
over de grote daden Gods in ons leven, zou dat niet méér inslaan en schokkender
zijn dan welk ander nieuws dan ook?
En vooral, zou het niet eerlijker zijn tegenover God?
Of …. Gebeurt er nooit iets..?
Doet God geen wonderen meer in deze sceptische wereld?
Ik vergeet nooit weer het verhaal van een predikant, die pas
bij zijn afscheidsdienst durfde getuigen van genezing, die hij als jonge man
persoonlijk mocht ervaren. Eerder had hij er niet over durven praten, omdat hij
bang was voor weerstanden in de gemeente. Hij beleed dat toen als schuld. En térecht
naar mijn mening, want ik geloof, dat een éérder getuigenis veel mensen zou
hebben bemoedigd en dat het de gemeente tot grote zegen zou zijn geweest!
Ik zou daarom voor willen pleiten, dat wij niet alleen in
ons leven grote dingen van de levende God gaan verwachte, maar daar ook van
durven getuigen, heel openlijk, wanneer wij ze meemaken, opdat duidelijk zal
worden, dat óók in déze tijd Gods Heilige Geest nog krachtig werkt en dat
Pinksteren nog steeds een realiteit is.
Ds. E. Beekman
Gedachten over de
hemel
Er is veel in mijn christelijke geloof dat ik niet volledig
begrijp. Maar toch begrijp ik genoeg om mij een liefdevol mens te maken, een
mens vol vertrouwen en rust. Wat voor mij nog een raadsel blijft, is het
menselijk lijden. Maar ook hier heb ik de genade ontvangen om mijn vragen in
Gods handen te leggen. Heeft God zelf tenslotte niet intens geleden? Wie had er
in de tijd van Jezus verwacht dat Hij op zo’n wrede manier aan het houten kruis
zou eindigen, maar dat Hij juist daardoor de deur naar God en de hemel voor ons
opende? Wie kon toen weten, op het moment dat Hij vlak voor Zijn dood naar Zijn
Vader uitschreeuwde, dat Zijn wanhoop de voorloper was van onze eeuwige
redding? -Christina Rosetti
***
Als je je soms eenzaam voelt, denk dan eens aan al die
vrienden die je nog gaat krijgen in de eeuwigheid. Denk aan die hemelse
dimensie die gaat komen na onze aardse leerschool. Daar waar je met Jezus en
Zijn ontelbare kinderen zult leven in het licht, met een nieuw en
onverwoestbaar lichaam. Denk eens aan al die mensen die je daar zult ontmoeten!
Kun je je de vreugde voorstellen van een vriendschap die nooit zal verkillen?
De blijdschap die de diepe gemeenschap met anderen, die we vandaag nog niet
eens ontmoet hebben, met zich meebrengt? Kunnen we die korte tijd waarin we
hier op aarde met eenzaamheid geconfronteerd worden niet verdragen, in de
wetenschap dat God ons aan het voorbereiden is op de eeuwigheid? Richt je tot
God. Hij kent je hart. Zoek Zijn aangezicht op momenten van diepe eenzaamheid
en vind troost en gemeenschap in de aanwezigheid van de Vader, zoals ook Jezus
zelf daar Zijn kracht vond in het uur van Zijn nood. -Henry van Dyke.
***
De sterren die uit lijken te doven als de eerste
morgenstralen het landschap verlichten, sterven toch niet af in het duister van
de nacht omdat wij ze niet meer zien? Nu straalt hun licht elders en op iemand
anders. Er zitten twee kanten aan het sterven; de aardse kant en dan is er de
hemelse kant. Hier op aarde zullen de gesloten lippen nooit meer spreken, maar
daar, in de hemel, breken diezelfde lippen uit in een lied dat nooit meer zal
ophouden. Hier op aarde zullen de zachte voeten niet langer rondlopen, maar
daar, in de hemel zullen diezelfde voeten de eeuwigheid doorkruisen.
Hier wringen we onze handen en staan de tranen in onze ogen
terwijl wij het verlies proberen te verwerken als een geliefde is heengegaan.
In de hemel is er gejuich en geklap. Geliefden zijn weer verenigd. De aardse
kant is maar zo’n klein deel van het leven. Probeer alles te zien in het
grotere en geestelijke perspectief. Vergeet nooit de hemelse kant.
***
Barmhartig is de God die in elke omstandigheid troost. (2
Korinthe 1:3 Het Boek) De God die ons in elke omstandigheid troost? Wat een
prachtige uitspraak. Wat een belofte! ‘In elke omstandigheid’ betekent echt ‘in
elke omstandigheid’. Er zijn geen uitzonderingen. Maar als wij die troost
willen moeten we besluiten om Gods woord ook daadwerkelijk te geloven. Wij
moeten er voor kiezen om de woorden van angst en twijfel die ons worden
toegefluisterd te verwerpen.‘Mijn gezicht zo onbewogen als een rots.’ (Jesaja
50:7) Je weigert je over te geven aan twijfel en ontmoediging. God heeft het
gezegd. Het is waar. Mijn geloof rust in het woord van een God die niet liegt
en mij het eeuwige leven geschonken heeft. -Hannah Withall Smith
***
Dr. J. R. Miller beschrijft een ontmoeting die hij had met
een ouderpaar toen hij met hen aan het bed van hun doodzieke zoontje zat. “Ik
praatte met hen over Gods liefde en Zijn wil voor ons en voordat ik voor hen
wilde bidden vroeg ik hen: ‘Wat wilt u dat ik God vraag om voor jullie te
doen?’ Het was even stil en toen sprak de vader diep geëmotioneerd: ‘Dat durf
ik niet te zeggen. Ik wil het liever in Gods handen leggen. Alleen God weet
waarlijk wat het beste is voor mijn zoontje en voor ons. Misschien is het beter
dat ons kind de winter van dit aardse bestaan nog niet verlaat, maar misschien
ook roept God hem naar de eeuwige hemelse lente en geeft Hij hem de kroon
zonder het lijden. Wij hebben alles gedaan in ons aardse vermogen. Nu is het woord
aan God zelf. Vraag aan God voor ons of wij Hem mogen vertrouwen in Zijn grote
wijsheid en Hij ons daar de kracht voor mag geven.
***
“Hoop? Waarop moet ik hopen?” sprak de ontredderde vrouw
verslagen. Haar man was recentelijk overleden en haar pijn was ondraaglijk.
Waar was de hoop? In de Schrift staat geschreven: “Want als wij geloven dat
Jezus gestorven en opgestaan is, zal ook God op dezelfde wijze hen die in Jezus
ontslapen zijn, terugbrengen met Hem.” (1 Tessalonicenzen 4:14) De gezichten
waar wij zo naar verlangen zullen ons weer toelachen. De stemmen van hen die
ons zo dierbaar zijn zullen weer als muziek in onze oren klinken. Onze
geliefden van weleer zullen weer bij ons zijn in ons hemels verblijf. Daar ligt
de hoop en het vertrouwen.
Bron:actiefonline
De Heer is mijn
herder
Wie kent deze Bijbelpassage nu niet? En toch is het heel
verfrissend weer eens stil te staan bij deze machtige woorden en de diepe
weldadige betekenis van deze psalm goed tot ons te laten doordringen. Het woord
‘herder’ behoeft natuurlijk nauwelijks enige uitleg. Iedereen weet wat een
herder is, maar als wij er voor het gemak even het woordenboek op naslaan
krijgen we inspirerende woorden te zien als: “Hoeder, beschermer, bewaker,
leidsman.” Alles wat onze Heer is.
Soms kennen we een Bijbelpassage zo goed dat we die bijna
achterstevoren kunnen opzeggen. Bijbelverzen die we haast kunnen dromen.
Johannes 3:16 is er ook zo een. En juist doordat wij die verzen zo goed kennen
bestaat het gevaar dat de diepe betekenis ons nauwelijks meer raakt en de ware
levende, geestelijke kracht die in zo’n passage verborgen ligt niet echt tot
ons doordringt.
Jezus zei: “Alles wat Ik u gezegd heb, is Geest en leven.”
Om de ware kracht uit een Bijbelpassage in ons op te nemen en zo profijt te
kunnen trekken van het levengevende water wordt van ons wat discipline
gevraagd. Alleen door stil en diep over Gods Woord na te denken dringt de
overweldigende waarheid van de uitspraak onze soms wat verharde harten binnen.
Zo geldt dat ook voor de woorden van Psalm 23. Stel je dat
toch eens voor; de Heer, de schepper van hemel en aarde, Hij die alles in Zijn
hand houdt, die de diepste uithoeken van het universum kent en niet door tijd
wordt beïnvloed, is de herder van jou en van mij.
Door Zijn Zoon Jezus Christus heeft God zich voor eeuwig aan
ons verbonden. Jezus, terwijl Hij de koning was, heeft er voor gekozen herder
te zijn, en zich dagelijks bezig te houden met obstinate en vaak oerdomme
schapen.
Als Jezus nu eens letterlijk naast ons zou lopen, onze hand
zou vast houden en alles wat ons bezighoudt zachtmoedig en teder met ons zou
doorspreken, waar zou onze angst dan nog zijn? Zorgen over morgen, twijfel over
ons eigen kunnen, verdriet over gisteren? Die zouden toch zeker geen enkele
kans meer hebben? Natuurlijk niet. Jezus is er toch?
Door de rust en het Godsvertrouwen die Jezus uitstraalt
zouden wij slechts vreugde ervaren, opwinding en vertrouwen. De lach zou niet
van ons gezicht zijn te slaan, want de Herder loopt naast ons. Dan zouden wij
onze vermoeide hoofden keer op keer weer op de borst leggen van Hem die ons
hart kent en begaan is met onze pijn. Maar Jezus loopt naast ons. Hij houdt
onze hand wel degelijk vast, en Hij is precies zo’n herder.
“Wat een onzin,” zegt de wereld, die kortstondig en
smakelijk lacht om zoveel onnozel, kinderlijk geloof, waarna hij hoofdschuddend
verder trekt op zijn eenzame tocht door het duister. “Zo eenvoudig kan het toch
niet zijn?” vraagt ook onze twijfel zich soms vertwijfeld af.
Maar waar de wereld doorploegt in de hoop, de
hartverscheurende ellende van een leven zonder eeuwige hoop zelf op te lossen,
wil Jezus niets liever dan ons laten zien wat voor een geweldige Herder Hij is.
“Houd moed,” zei Hij. “Ik heb de wereld overwonnen. Ik ben de goede herder, die
Zijn leven neerlegt voor het welzijn van de schapen.”
Wereldse herders kunnen dat niet. Als puntje bij paaltje
komt, besluiten die telkens weer dat het beter is om de schapen neer te leggen
voor de herder. Maar de goede herder is er wel. Durf te geloven dat Jezus
werkelijk die herder is die Hij zegt te zijn. Neem de tijd voor een gesprek met
Hem en luister stil naar Zijn zachte, liefdevolle stem. Telkens weer is Zijn
boodschap voor een ieder die Hem op zo’n manier eert en benadert hetzelfde: “Ik
houd van je.”
Bron:actiefonline
Intocht van de Koning
De intocht van Koning Jezus in Jeruzalem is in het evangelie
zó belangrijk! dat alle vier de evangelieschrijvers hem beschrijven. Het was
een wonderlijke situatie: daar kwam de Vredevorst zijn stad binnen. Maar wat
moet Hij eenzaam geweest zijn, midden tussen de menigte. Midden tussen
nieuwsgierige kijkers, blij verraste discipelen en jaloerse Farizeeën wist
Jezus: Ik kom hier niet om eer te krijgen, maar om te lijden en te sterven.
Gods heerlijkheid
in de tempel
In heel deze geschiedenis van Johannes 12 moeten we er eens
op letten, hoe hier van a tot z de profetieën uit het Oude Testament vervuld
worden. Dan verstaan we er de rijkdom pas ten volle van. Ik breng u eerst het
tempelvisioen van Ezechiël 40-48 in herinnering. Midden in de ballingschap,
toen alles voor Gods volk en Gods tempel voorbij leek te zijn, kreeg Ezechiël
zicht op de dagen van herstel. Lag alles nu in puin? Er zou een nieuwe tempel
komen, zo heerlijk als in geen mensenhart was opgekomen. Leek de HERE nu zijn
volk vergeten te hebben? Hij zou naar hen omzien als nooit tevoren! "En
zie, de heerlijkheid van de God van Israël kwam uit oostelijke richting... en de
heerlijkheid des HEREN ging het huis binnen door de poort, die naar het oosten
gericht was" ,zo lezen we in Ezechiël 43:2 en 4. Daarna werd het nog
groter: de heerlijkheid des HEREN vervulde
het huis, en een stem klonk: dit is de plaats van mijn troon, waar Ik
wonen zal onder de Israëlieten tot in eeuwigheid (vers. 7). En wanneer is dat nu
uitgekomen? Of moet dat nog gebeuren? Sommigen menen, dat er nog een tempel van
steen moet komen, naar Ezechiëls visioen. Dat Gods' heerlijkheid dan door de
poort zal binnenkomen. En wacht maar eens af, dán zul je de heerlijkheid van
Israëls" Koning zien!
Maar kijkt u nu eens in Johannes 12. Uit oostelijke richting
(daar lag Bethanië) kwam de Heere Jezus, door de Oostpoort de stad en de tempel
binnen. Hij was zojuist gezalfd met mirre als een Koning (Joh. 12:3), zoals
eenmaal de wijzen uit het oosten de geboren Koning der Joden zalfden. Hij is
ontvangen en ingehaald als de Koning. Zo stond Hij daar in de tempel, de Zoon
van God die heel de tempeldienst vervullen zou. En in Hem, in Jezus Christus,
zou nu de heerlijkheid van Israëls God het huis vervullen.
Heerlijkheid aan het
kruis
Ja maar, denkt u misschien, dit was toch Jezus’ komst in vernedering? Hij ging toch sterven, en
nog niet "heersen tot in eeuwigheid", en nog niet oordelen en
richten? Hoor, wat Jezus zèlf zegt.' Als enkele Grieken Jezus willen zien, dan
zegt Jezus: "De ure is gekomen, dat de Zoon des mensen moet verheerlijkt worden" (vs. ,23). Uit
het verband blijkt, dat Christus daar zijn kruisdood mee bedoelt. Zijn
verheerlijking, de heerlijkheid des HEREN, zal zichtbaar worden ...aan het
kruis! Daar vervulde ,Hij de hele tempeldienst, met al zijn offers en
ceremoniën. Daar vervulde Hij de profetie van Ezechiël. Voor eeuwig zou Gods
tempel te Jeruzalem staan, en zijn troon opgericht. Israël was niet vergeten,
maar het was door God tot het centrum van de hele wereld gemaakt.
Nu zochten de volken der wereld "de wortel van
Isaï" en van Sion uit zou het heil naar de heidenen stromen. Wat velen vandaag
niet erkennen, zagen zelfs de Farizeeën op die dag: "Zie, de gehele wereld loopt Hem na" (vs. 19).
Uw koning komt
Zijn alle profetieën dan létterlijk uitgekomen bij Jezus'
komst? Wel, daar is iets merkwaardigs mee. Kijkt u maar naar de tweede profetie,
die bij Jezus' intocht vervuld werd. Namelijk die van Zacharia 9:9: “Wees niet
bevreesd, dochter Sions, zie, uw Koning komt, gezeten op het veulen van een
ezel" (Joh. 12:15). Dat rijden op een ezelsveulen, dat heeft Jezus
inderdaad letterlijk vervuld, als een teken.
Maar Johannes zegt er eerlijk bij, dat de discipelen dat pas
achteraf begrepen hebben. En weet u waarom'! Omdat er zoveel kanten aan de
profetie zaten, waarvan' het net leek of die in Jezus juist niet vervuld
werden. Namelijk, dat Hij Jeruzalem en Efraïm van de vijandelijke wapens zou
zuiveren.
Ja, zeg maar dat Hij zijn gericht ten uitvoer zou brengen.
En wat zag je daarvan?' U weet toch, dat dat dé grote aanstoot is geweest voor
de mensen in Jezus' tijd? De Romeinen heersten nog, de verdrukker was er nog
altijd. Ja, en toch was Jezus ook de Richter, de Koning die het oordeel
uitsprak. Hoort u maar opnieuw Johannes 12, waar Jezus in het zicht van het
lijden zegt: "NU gaat er een
oordeel over deze wereld" (12:31). Een oordeel, allereerst omdat de satan,
de gróte vijand van Israël buitengeworpen werd. En verder een oordeel over
allen, die de duisternis liever zouden hebben dan het licht. Met dat oordeel is
Hij nu nog bezig, tot 'aan zijn wederkomst. Ja, het is zo anders dan de mensen
dachten. Het is misschien zelfs' anders dan wij gedacht zouden hebben bij het
lezen van de profetie. Want het leek veel meer over een wereldlijk gericht te
gaan, met wereldlijke eer voor Israël.
Maar daar zei Jezus nu over tegen Johannes de Doper:
"Zalig, 'wie aan Mij geen aanstoot neemt". De discipelen hebben later
begrepen wat er aan de hand was, daar bij de Oostpoort van Jeruzalem. Wij mogen
het nu ook zien: Israëls eer is gekomen in Jezus Christus, die ook onze Heiland
is. Zo heeft Hij de profetie vervuld. Hij, die Jeruzalem als Koning binnenging
om de Heerlijkheid des Heren te tonen in zijn lijden. Hij die nu op de troon
gezeten is aan Gods rechterhand.
Onze verwachting moet maar steeds gericht zijn op één ding:
Hij komt! Hij komt nog eenmaal, om al Gods woorden volkomen waar te maken.
W. Smouter
http://www.opbouwonline.nl/artikel.php?id=10837
En zie, Ik ben met
u al de dagen, tot de voleinding van de wereld.
Mattheüs 28:20
Kunnen we daar 'amen' op zeggen? Weten we zeker dat Hij
ons draagt, elke dag? Niet een poosje wel en een poosje niet, nee, alle dagen?
Aan Hem ligt het niet, Hij heeft beloofd: op Mij mag je rekenen, al de dagen!
Wat een prachtige woorden in het evangelie van Mattheüs.
Die woorden zijn net als vleugels die uitgespreid zijn boven de mensen die van
Hem getuigen. Onder die vleugels vinden ze bescherming en veiligheid in
moeilijke tijden. En die komen er in het
leven van iedere mens. Hij zegt: Vergeet het niet bij al het werk dat jullie voor
Mij doen: ik ben er bij.
Immanuël betekent: God met ons. Maar als de Here Jezus
terug komt is het: wij met Hem, voor altijd. Dat is nog beter.
Maar ja, zijn we wel geschikt om een getuige van Hem te
zijn? Kijk eens hoe het ging in het
begin, boeren en vissers. Petrus die
faalde bij het vuur in de voorhof… hij
krijgt een nieuw vuur, een nieuwe opdracht: weid Mijn schapen. Als zij er niet
geweest waren, wie zouden het goede nieuws dan verteld hebben? Zij waren echte
getuigen, zij waren erbij geweest. En wij, die in Hem geloven, mogen de fakkel
brandend houden tot Hij komt!
Zeg niet als
Petrus: ik ken Hem niet,
merk op hoe Hij in
liefde naar u ziet,
hoe Hij Zijn leven
ons aanbiedt.
Bron: Geborgen in Zijn hand
De boer
Ik heb vandaag toegezien toen een boer zijn land ploegde.
Het malse groen van het veld en de verdorde wingerd die reeds vrucht gedragen had en de tere scheutjes die te laat waren opgekomen allemaal vielen onder de onverbiddelijke kouters van de tractor.
Hoe kaal en donker zag het veld er toen uit. Er was
alleen nog één strook groen overgebleven.
Maar de tractor reed ook daar op af en meedogenloos werd
de grond omgewoeld.
Alleen zwarte aarde bleef over, omgewoeld opengereten.
Gekerfde, gekneusde grond.
Ik dacht er aan hoe diezelfde aarde de planten die haar
toevertrouwd waren geweest, zorgvuldig had gevoed. Onzelfzuchtig had ze al haar
krachten afgegeven en de boer een rijke oogst bezorgd.
En nu ze alles had opgeofferd, nu moest ze de
onbarmhartige geest van de ploeg verduren.
En toch, in dat open gebroken veld lag het geheim van de
volgende oogst.
Braambessen kunt u plukken in de weiden en kettinkjes van madeliefjes kunt u rijgen waar het gras op onberoerde, harde grond groeit.
Maar de oogst het volle voedzame koren komt van de aarde,die de kouters van de ploeg heeft gevoeld.
Ik zag het aan en vroeg mezelf af.
"Is het leven alle pijn en verdriet waard?".
En ik moest daarop bevestigend antwoorden.
Het lijden heeft waarde voor het heden en voor de
toekomst voor vandaag en voor de eeuwigheid.
De Man van Smarten, met de doornenkroon op het hoofd en de doornagelde handen had Zich overgegeven om te lijden en om die reden bezit ik nu het eeuwige leven.
Toen ik hieraan dacht bad ik: "Heer, hier ben ik, ga
Uw gang". Want ik weet dat Zijn liefde ver boven alle liefde uitgaat en
dat Hij niet zal toelaten dat wij zonder noodzaak pijn moeten verduren.
0 Heilige Geest, laat Uw ploeg maar gaan over de akker
van mijn leven.
Er is nog zoveel van mezelf dat begraven en zoveel van U
dat gezaaid moet worden.
D. M. Stewart
Bent u wedergeboren?
De Here Jezus heeft eens gezegd: ”Verwonder u niet, dat Ik u
gezegd hebt: Gijlieden moet wederom geboren worden”(Joh.3:7).
De vraag die ik nu aan u stel is: Bent u wedergeboren? U
luistert misschien heel geregeld naar deze radioboodschappen, u leest misschien
uw Bijbel, gaat naar de kerk en bidt. Maar bent u wedergeboren?
Er waren mensen in Laodicea waarvan u kunt lezen in Openbaringen
3, die aardig religieus waren. Als je ze vroeg, ”Hoe gaat het geestelijk met
je? ”dan zeiden ze: “We zijn rijk, heel rijk en we hebben aan geen ding gebrek”.
Maar er ontbrak een heel belangrijk ding bij hen. Dat was, dat de Here Jezus
buiten de deur van hun hart stond, en daarom klopte Hij aan hun hart. Hij zei:
Als je de deur open doet, dan kom Ik binnen en dan kom Ik bij je wonen.
Kijk, als u nog niet wedergeboren bent, dan is dat eigenlijk
het antwoord om wedergeboren te worden. Is het zo eenvoudig? Ja, want als Jezus
in uw hart komt, dan doet Hij dat wonder, dat u geboren wordt in de familie van
God. Jezus zegt, ”Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom
geboren worden”. Dit is een moeten, dit is een weg die u moet gaan. Jazeker,
het wonder van de wedergeboorte doe Ik, maar jullie moeten komen – u moet
komen. Zou u dat willen? Als dat zo is, wat moet u dan doen? Jezus klopt en nu
moet u Hem binnenlaten. Wat gebeurt er als Jezus in uw hart Komt? Dan ziet Hij
uw zonden; en u ziet ze ineens ook heel duidelijk, dat kan niet anders.
Maar dan is het heerlijke, dat u weet wat u met uw zonden
moet doen – dan gaat u uw zonden belijden. “Indien wij onze zonden belijden,
Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen
van alle ongerechtigheid”(1 Joh. 1:9). Het bloed van Jezus maakt ons rein. Dan
gaat Jezus in uw hart aan het werk, dan gaat Hij de zonden die u Hem belijdt
rein maken. Is dat alles wat uw zonden betreft? Nee, het is niet alleen een
belijden, het is ook: u er vanaf keren. Maar nu staat u niet meer alleen, nu gaat
u die strijd tegen de zonden samen met Jezus dragen.
Zelf kunt u het niet, maar Hij kan het wel. Hij geeft zijn
Heilige Geest in uw hart, en die brengt mee de vrucht des Geestes (Gal. 5:22):
Liefde, vrede, goedheid, zelfbeheersing, vriendelijkheid… De Bijbel wordt dan
ineens zo heel anders, dan wordt het een liefdesbrief van God. Als u Jezus
vraagt om in uw hart te komen dan komt Hij, en zijn Geest getuigt met uw geest
dat u een kind van God bent. Dan gaat u de Bijbel in zover begrijpen dat het u
geweldig gelukkig maakt, omdat u het antwoord ziet op uw problemen, de grootste
problemen die u hebt in uw leven.
Iedereen heeft minstens twee grote problemen, en dat is het
probleem van de zonde en van de dood. En die worden beantwoord. Kijk, aan het
kruis heeft Jezus de zonden gedragen van de hele wereld; ook uw zonden. Daar
heeft Hij alles volbracht. Hij heeft ontzettend geleden, vreselijke pijn gehad,
maar dat wilde Hij uit liefde om voor uw en mijn zonden te boeten.
Maar we worden ook sterk in de strijd tegen onze zonden. U
bent verlost en u bent ook overwinnend over uw zonden met Jezus. Dat komen tot
Jezus is een begin. De geboorte van een kindje is een begin, en de
wedergeboorte is ook een begin. Het is het begin van leven tot eer van God – een
overwinnend leven, een leven sterk door de verlossing en de hulp en de
nabijheid van de Here Jezus.
Bent u wedergeboren? Bent u het niet? Kom dan tot Jezus! Wat
moet u doen? Heel eenvoudig tot Hem spreken. Hij heeft geklopt aan de deur van
uw hart en u hebt het gehoord vandaag; en nu wacht Hij. De Here Jezus is een “gentleman”;
Hij forceert de deur van uw hart niet. U moet hem opendoen, en als u echt zegt
zodat u het meent, “Ja, Here Jezus”, dan komt Hij binnen. En dan staat er in
Johannes 1:12., “Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht
gegeven om kinderen Gods te worden”. Dan bent U een kind van God. Wilt u het doen?
Laten we samen bidden. “Heer Jezus, wilt U de weg vrijmaken
van haar, van hem, die nu een besluit voor u wil nemen. Wilt u alle tegenstand,
alle twijfel, alle “ja maars” wegnemen, en ook alle duivels en demonen, want
die willen niet dat ze het doen; maar ik dank U dat U die weg wilt sturen.
Maakt U de weg klaar tussen U en haar en hem. Dank U, Heer, dank U.”
Nu zijn we even stil, en geeft u aan de Here uw antwoord…
“Dank U, dat hij of zij nu kan zeggen: Ja, Heer Jezus, kom
in mijn hart, maak mij een kind van God, doe dat grote wonder in mij dat ik
geboren word in uw familie. Dank U wel, Here Jezus. Amen.”
Nu moet U zelf nog langer gaan spreken met de Here. U hoort
bij Hem, Hij hoort alles wat u zegt en Hij heeft u zo lief!
Bron: Een Boodschap van Overvloed
Radiotoespraken van Corrie ten Boom
Midden op het plein staat een kerkje. Het heeft naast de
ingang drie gebrandschilderde ramen. In het ene is een kruis zichtbaar, in het
tweede een anker en in het derde een hart: de symbolen voor geloof, hoop en
liefde. Van binnenuit zijn overdag de symbolen duidelijk te zien in de volgorde
geloof, hoop en liefde. Van buitenaf zie je echter het duidelijkst als het
donker is en de kroonlampen branden. Maar dan zie je nog iets: de volgorde is
omgekeerd. Om binnen te komen zie je eerst het hart van de liefde, dan het
anker van de hoop en tenslotte het kruis van het geloof. Voor de levende
gemeente die binnen is , behoort de volgorde te zijn, geloof, hoop en liefde.
Er kan immers geen sprake zijn van hoop en liefde zonder het geloof als een
gave van de heilige geest. Maar zij die buiten zijn kijken daar anders
tegenaan. Zij willen eerst zien dat er onderlinge liefde is bij hen die zeggen
dat zij Christen zijn. Pas dan wil hij of zij wel eens praten over de toekomst,
over de hoop, voordat men wenst te komen tot het geloof. Dat geeft een
geweldige verantwoordelijkheid aan hen die binnen de gemeente zijn: hoe is het
met de liefde en de hoop? Straalt de gemeente, stralen wij iets uit van de
liefde? De gemeente van Korinthe werd verdeeld door onderlinge twist en
groepsvorming. Paulus schrijft daar hartstochtelijk tegenin over het enige dat
telt; Geloof, hoop en liefde, maar de meeste van die is De Liefde.
Jezus bij de mensen brengen!
Er is in evangelisch Nederland veel gecommuniceerd dat we mensen moeten bereiken. Evangeliseren is een doel op zich geworden en een wet waar we aan moeten voldoen. Dit maakt getuigen zwaar en moeilijk. Als we een goed gesprek hebben, blijft het gevoel dat het niet voldoende was, want die ander is nog niet tot geloof gekomen. We zijn dan gericht op het doel en niet op de persoon. Alles wat we doen heeft een dubbele agenda. Namelijk, die ander moet tot geloof komen. Dat is ook vaak de reden, dat we aan mensen tijd en energie geven. Er zit zelfs iets egoïstisch in, want dan heb ik voldaan.
Het gaat dan niet meer om die ander, maar om het doel en om ons zelf. Dit stoot ongelovigen juist af!
We hoeven geen mensen tot Jezus te leiden, we moeten lief hebben. Lief hebben zonder bijbedoelingen. Zoals het in Rom 12 :9 staat: oprecht en echt. We horen lief te hebben, of die ander nou tot geloof komt of niet. De focus moet verschuiven van mensen tot Jezus leiden naar mensen liefhebben! Jezus had de mensen ook lief. Hij heeft velen genezen die niet in Hem zijn gaan geloven.
Zo mogen wij het gaan benaderen. Niet meer de kramp, ik moet die persoon naar Jezus leiden anders is het niet goed. Maar ik heb lief en wat die ander daar mee doet is zijn verantwoording. God had de wereld ook lief en liet Zijn zoon sterven, terwijl Hij wist dat velen Hem niet zouden aannemen. Daar zit een soort ontspanning in, IK geef, zonder voorbehoud, en jij bent verantwoordelijk wat je er mee doet.
Ik moet daarbij denken aan de vrede groet: waar je gastvrij ontvangen wordt, geef de vrede groet, word je niet ontvangen, neem het terug. ( Matt 10 :11-15) Dat is ontspannen! God wil dat we getuigen, maar dat kan alleen als we liefhebben! Welke dingen doe jij voor iemand die je lief hebt? Doe dat voor de mensen om je heen.
Jezus bemiddelde tussen God en mensen. Nu mogen wij dat doen. Wij zijn Gods priesters. (1Pet 2:9)
Wij kunnen o.a. bemiddelen door te vragen: heb je een nood, mag ik voor je bidden?
Laten we bidden met de mensen om ons heen, op ons werk, op school, op verjaardagsfeestjes, of in de bus. En als God het gebed verhoort, dan kan je getuigen, want dan komen er vragen. Zo deed Jezus het, Hij ging genezend en bevrijdend rond en er kwamen mensen tot geloof.
Dat is makkelijk en ontspannen! Je niet druk maken of het gebed verhoord wordt, dat moet God maar uitzoeken, dat is Zijn verantwoording. Ik wil bidden, dat is mijn verantwoording. Ik bid liever met iemand voor niks, dan dat ik niet bid en een kans mis dat God verhoort.
We zijn zo gewend dat we moeten praten, verdedigen en overtuigen. Ik kan niet overtuigen, dat kan alleen de Heilige Geest! Dus ik hoef ook niet te overtuigen! Als de Heilige Geest het niet doet, heeft wat ik zeg toch geen zin. Maar als God een gebed verhoort, overtuigt Hij zelf. De evangelie methode die Jezus had was, wonderen doen en God gebeden laten verhoren en daarna dingen uitleggen. Bidden met iemand en God het laten beantwoorden is veel makkelijker en beter. Dan hoef je niet meer te verdedigen of te overtuigen!
Iedereen kan met iemand bidden. Iedereen kan liefhebben. Ook als je niet zo slim bent en niet veel van de bijbel weet. Dat maakt dat het inderdaad voor eenvoudige mensen is. Want het klopt niet, al dat gediscussieer, dat is alleen weggelegd voor mensen die een hoog IQ hebben.
Dat is onbijbels! Daar komt nog bij, hoe geleerd de ongelovige ook is, tegen een verhoord gebed kan je niks inbrengen! God wil ons gebruiken, maar ik geloof dat Hij zich limiteert door onze gebeden.
Dan komt de vraag, hebben we daar geloof voor? Als dat niet zo is, kan dat groeien. Bid voor die dingen waar je geloof voor hebt. Je kan het uitbreiden, bijvoorbeeld door de gebedstrio`s. Ga bidden voor specifieke mensen, noem namen en problemen. Laat je leiden door de Heilige Geest, die kan jou ook laten bidden. Vraag God om personen om voor te bidden. Zo zal je geloof groeien, want je geloof groeit, wanneer je gebeden verhoord worden.
Ruben de Vries
Real words of truth, sound like love! Don’t just stand there, pray something (vanVisjePosters)
De Winnende
opdracht
De studenten van een kunstklas hadden op het schoolplein
een discussie. Aan het einde van het kwartaal zouden ze examen moeten doen en
iedereen moest een kunstwerk inleveren. Ze hadden een aantal ontwerpen op
gekregen, en een ervan was ‘vrede’.
‘Daar kun je wel wat mee,’ zei de een . ‘Een mooi
zeegezicht … de ochtend die aanbreekt …
een zonsondergang.’
‘Maar dat is ook niet erg origineel!’ zei een ander. ‘Een
beeld van de nacht zou beter zijn, maar dat is heel moeilijk te maken.’
‘Wat denken jullie van een oude man die kijkt naar het
werk dat hij gedaan heeft? O, maar voor de uitdrukking op zijn gezicht moet ik
wel beter kunnen tekenen. Nee, dat is het ook niet.’
‘Misschien een afbeelding van een dier? Een kat, opgerold
in de zonneschijn, maar hoe teken je het spinnen van een poes?’
‘Je kunt het abstract maken. Kleuren die mooi bij elkaar
passen.’
‘Er zijn misschien wel heel wat mogelijkheden, maar ik
denk dat ik toch maar een ander onderwerp kies.’
De examinator zocht alle opdrachten op onderwerp bij
elkaar. Een aantal studenten hadden het onderwerp ‘vrede’ geprobeerd uit te
beelden. Hij vond er niet veel aan.
Hij zuchtte en pakte een ander kunstwerk. Hij stopte
abrupt. Had hij een fout gemaakt? Hoe kon dit wilde, bewegende landschap de
titel ‘vrede’ hebben?
Hij keek er nog eens naar en toen begreep hij het .
De kunstenares had een storm op zee geschilderd. Ze was
erin geslaagd om voorbijsnellende wolken
en rollende golven, die schuimend op een stampend schip kapot sloegen, weer te
geven. Achter op het schip zag je een paar ruw geschetste figuren. Maar dit
meisje kon tekenen. De houding van de figuren liet angst zien en sommige
gezichten waren in wanhoop naar de lucht
gekeerd.
Maar op het achtersteven van het schip stond een grotere
figuur die tot in het kleinste detail was weergegeven. Een man stond stijf
tegen een hut deur aangedrukt, een beetje beschermend tegen de wind. Hij keek
naar het kind dat hij stevig tegen zijn schouder aan hield. In het kleine
opgeheven gezicht van het kind was geen spoor van angst of zorg. Er mocht dan
storm om hem heen zijn, hij sliep in de armen van zijn vader.
De vrede die de wereld geeft, is afhankelijk van een
blauwe lucht, een veilige omgeving, geen strijd onrust of zorg. Maar de vrede
die Jezus geeft, tilt je door de storm heen. Je kent vrede Als je weet dat Hij
alles in zijn handen heeft, in welke situatie dan ook.
Er is geen weg tót Christus...
Tijdens een grote opwekking van het werk Gods liep een dienstknecht van de Heere langzaam het gangpad af van een goedgevuld gebouw. Toen hij een jonge man zag met betraande ogen en een gezicht waarop diepe droefheid zich aftekende, stopte hij even om met hem te spreken.
Meteen werd hem ernstig de vraag gesteld: "Kunt u mij de weg tot Christus vertellen?"
"Neen," luidde het met nadruk uitgesproken antwoord, "ik kan je de weg tot Christus niet vertellen."
"Neemt u mij niet kwalijk," zei de vraagsteller, "ik veronderstelde dat u een dienaar van het Evangelie was."
"Dat ben ik ook," was het antwoord.
"En u kunt mij niet de weg tot Christus vertellen?"
"Neen," antwoordde de predikant opnieuw, "ik kan je de weg tot Christus niet vertellen."
De blik van verbazing waarmee dit antwoord ontvangen werd, maakte al snel plaats voor een uitdrukking van droefheid en de jonge man boog zijn hoofd in stilte, alsof hij diep teleurgesteld was.
"Mijn vriend," sprak de predikant plechtig, "er is geen weg tot Christus.
Jij denkt over Hem alsof Hij daar in de verste hoek van deze zaal staat en je wilt weten hoe je door deze menigte en over deze zitplaatsen heen moet komen om Hem te bereiken. Maar jouw gedachten berusten niet op waarheid. Hij is afgedaald uit de hemel op het kruis om daar de zonde te niet te doen door Zijns Zelfs offerande. Dan komt Hij vervolgens niet slechts tot die hoek van de zaal daar, maar tot op exact deze plaats waar jij nu staat en teder legt Hij Zijn hand op je en spreekt, zoals Hij tot de geraakte sprak: "Mens, uw zonden zijn u vergeven" (Luk.5:20).
Jij denkt over Christus alsof Hij een halfvoltooide brug over een rivier zou zijn en trillend van paniek sta jij op de oever van die brede stroom en verlangt van mij dat ik je vertel hoe je de overkant moet bereiken en hoe je moet te ontkomen aan het vuur dat met grote snelheid op een verloren zondaar afkomt.
Maar jouw gedachten berusten niet op waarheid. Hij overbrugt de rivier niet slechts voor de helft, maar Hij overspant de gehele machtige kloof tussen jou en God en jij hoeft niets te doen dan meteen op Hem te vertrouwen voor de zaligheid, hier en nu, want "door Dezen wordt een iegelijk die gelooft, gerechtvaardigd" (Hand 13:39).
De volgende dag had de predikant het genoegen om te zien hoe de jonge man al zingend gezangenbundels liep uit te delen in het gebouw.
Toen Jezus zei:"Ik ben de Weg"(Joh.14:6) bedoelde Hij daar niet mee dat Hij de halve weg was of tweederde van de weg of zelfs negentiende van de weg, doch de GEHELE weg.
Hij heeft de GEHELE schuld, die wij hadden, betaald; Hij heeft de GEHELE straf, die de wet eiste als voldoening voor de zonde, gedragen; Hij heeft het GEHELE werk, dat naar Gods eis gedaan moest worden, volbracht, "opdat Hij rechtvaardig zij, en rechtvaardigende degene, die uit het geloof van Jezus is" (Rom.3:26). Liefde kan niet dieper bukken, want Hij is afgedaald in de diepten van menselijke schuld en rampspoed: "de HEERE heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen" (Joh.53:6).
Liefde kan ons niet hoger opheffen, want hierna zal Hij ons geven om met Hem te zitten in Zijn troon (Openb.3:21).
Hij is de GEHELE weg tussen deze uitersten en hoe zwart ook onze vlekken, hoe ver we ook zijn afgedwaald, hoe dood en verdorven en walgelijk wij ook zijn in zonden en misdaden: "Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben" (1Tim.1:15).
Daarom is het niet naar het Evangelie om tegen een ontwaakte zondaar te spreken alsof de Heiland Zich op een grote afstand van hem bevindt en hij zich wat moet opknappen door bidden en worstelen en beloven voordat hij de hoop kan koesteren dat hij zal worden aangenomen.
Er is nog minder afstand dan de dikte van het dunste draadje spinrag tussen de ziel en Jezus.
Degene die de aandacht van een zoekende ziel wijst op de kerk of op de middelen of wettisme of op het eigen ik (alsof dat ook maar iets zou kunnen helpen om verzoening te verkrijgen), is een blinde leidsman der blinden.
Vertel zo’n ziel van Christus’ volbrachte werk. Vertel hem, dat als loon op dit volbrachte werk God hem bidt om zich te laten verzoenen.
Vertel hem, dat vergeving en het eeuwige leven worden aangeboden zonder geld en zonder prijs. Vertel hem, dat nabij hem het Woord is, in zijn mond en in zijn hart. Daarom is er geen weg tot Christus want: "Zie, nu is het de welaangename tijd, zie nu is het de dag der zaligheid" (2 Kor.6:2).
Ik ben met u, alle
dagen. Mattheüs 28:20
Lezen: Psalmen 118:14-23
Jezus is met ons vandaag, morgen, overmorgen, elke dag,
alle dagen.
Wij zijn vaak bang en bezorgd. De machten, die de wereld
en het leven beheersen, zijn sterk, soms oppermachtig. Wij kunnen er niet
tegenop. Wie niet werelds wil strijden, wordt weggedrukt en zo nodig
weggetrapt.
Boven het rumoer van alle wereldse machten horen wij de
stem van de Heer: “Ik ben met u, alle dagen , tot aan de voleinding der
wereld”.
Wij hoeven niet bang en bezorgd te zijn. Bang moeten wij
zijn, wanneer wij ons leven leven op wereldse wijze. Wanneer wij ons vertrouwen
aan Christus schenken en geloven in de komst van zijn Rijk, levend uit zijn
belofte: “Ik ben met u alle dagen” , hoeven we niet bevreesd te zijn.
Waarom zouden we?
Het ergste, dat gebeuren kan, is dat het werk ons uit
handen wordt geslagen en de wereldse machten het winnen. Maar ook dan zijn we
niet alleen, al zal het één van de moeilijkste dagen van ons leven zijn. Ook
dan mislukt ons werk niet en winnen de wereldse machten het niet.
Jezus is alle dagen met ons en ook op de donkerste en
moeilijkste dag van ons leven is hem alle macht op aarde gegeven. Hij is met
ons totdat zijn Rijk komt: de voleinding der wereld.
J.J. Buskes
In deze presentatie spreekt Stephen Bohr over het dienstwerk van Jezus in het kamp, voordat Hij naar de voorhof ging om te sterven. Er worden 7 redenen gegeven waarom het nodig was dat Jezus een mens werd. Onder andere: Zodat Jezus kon onthullen hoe God werkelijk is; zodat Jezus voor onze zonden kon sterven; zodat wij konden weten dat Hij met ons meevoelt; zodat Hij verzocht kon worden om degenen die verzocht worden te helpen; zodat Hij door de macht van de Heilige Geest een volmaakt rechtvaardig menselijk leven kon ontwikkelen dat Hij aan ons kon toerekenen; zodat Hij als een meevoelende en onpartijdige Rechter kan optreden. De menselijkheid van Christus is alles voor ons.
Het Oude en Nieuwe Verbond
Het nieuwe Verbond is rijker dan het oude. Hebben we ons dat wel voldoende eigen gemaakt? Beseffen we wel welke schatten (liefde, kracht, aanvaarding) er voor ons klaarliggen in het Nieuwe Verbond?
In het oude verbond werkte God vanaf buiten: de wet stond op stenen tafels. In het nieuwe Verbond wil God van binnenuit werken: de Geest legt de wet in ons hart, Christus leid ons.
Er wordt wel gezegd dat er te weinig waardering is voor het oude Verbond. Oké… wij mogen leren van de beloften die in het oude Verbond staan opgeschreven.Maar… kennen we wel de volle rijkdom van het Nieuwe Verbond? Die juist de vervulling is van de rijke beloften die in het oude Verbond staan. Beseffen wij wel dat alles in het oude Verbond schaduwbeelden waren, die wezen naar Die Ene die de vervulling is van alles.
Beter verbond
De Bijbel laat er geen misverstand over bestaan dat het nieuwe Verbond beter en zoveel rijker en heerlijker is dan het oude verbond (zie Heb. 8 en 2 Kor. 3). Als het oude Verbond perfect was geweest… had er ook geen beter, nieuw Verbond hoeven te komen.
Het nieuwe Verbond is een eeuwigdurend Verbond. Het nieuwe Verbond zit in de eeuwige Christus.
Waarin zit dan dat betere?
- niet meer de letter ---- maar de Geest
- niet meer de wet ten dode ----- maar de wet ten leven
- niet meer de schaduw ----- maar de werkelijkheid
- niet meer de kindertijd ----- maar de volwassenheid
- niet meer van buiten naar binnen ----- maar van binnen naar buiten
- niet meer één volk ----- maar alle volken worden samen één volk, door het geloof in Jezus Christus
- niet meer de aardse ----- maar de hemelse zegen
Over de hemelse zegen is veel verschillen van denken. Veel gelovigen denken dat de landsbelofte voor Israël is. Eén van de mooiste voorbeelden is Hebreeën 3:1. Als we beseffen dat de brieven naar de gemeente in Hebreeën, bestaat uit gelovige Joden, dan lezen we in hfdst. 3:1 dat er gesproken wordt dat zij deelgenoten zijn aan een hemelse roeping… en geen aardse roeping.
Hebreeën is een geweldig Bijbelboek om te lezen, dat alle aards zinnebeeldig is naar het eeuwige.
Jezus’ bloed
Als Christus het avondmaal instelt, spreekt hij nadrukkelijk over het nieuwe Verbond in zijn bloed. Zijn bloedstorting aan het kruis is de grootste vervulling en werkelijk een nieuw begin en een nieuw Verbond. De overgang van het oude naar het nieuwe verbond is niet een geleidelijke: er is een volledige breuk. Het oude verbond is verdwenen, weg.
Bijzonder om te beseffen dat het Pascha, wat onder het Oude Verbond stond, een schaduwbeeld was naar Christus. En wat toepasselijk, dat Christus zélf én het Pascha hield met Zijn discipelen, én het liet overvloeien naar het nieuw ingestelde Avondmaal, wat onder het Nieuwe Verbond staat.
Wat een Goddelijke rijkdom lezen we hierin. Het brood en de wijn van het Pascha liet Jezus overvloeien naar het Avondmaal.
Het Pascha én het Avondmaal, het oude en nieuwe Verbond worden op één moment gezamenlijk gevierd, en juist ook nog door Die Persoon waar alles naar wees, om meteen voor altijd te scheiden van elkaar. Mooi om Lukas 22:14-20 te lezen.
Daar lezen we dat Jezus zei: ‘…Ik heb er vurig naar verlangt dit Pascha met u te eten…” , en verderop lezen we dat daarna het Avondmaal wordt ingesteld door Jezus zelf.
Het Nieuwe Verbond werd bekrachtigt met de uitspraak van Jezus, Lukas 22: 20, “… deze beker IS het nieuwe verbond in Mijn bloed, dat voor u vergoten wordt”.
Gelijk dat onder het Oude Verb. eerst de belofte gegeven werd en pas daarna de bloeduitstorting van een lam….
Ook zo met het Nieuwe Verb. eerst zegt Jezus ‘… dit IS het N.V. “ om pas daarna te sterven. Diezelfde nacht werd Jezus gevangengenomen, om later op de dag te sterven aan het kruis.
Alles loopt synchroon, alles loopt parabel, al het aardse werd vervangen door het hemelse. Alles was zinnebeeldig tot de grootste vervulling van alles, in en door Jezus Christus.
Alles wat we lezen onder het oude Verbond, waren schaduwbeelden naar het eeuwige, hemelse. Hebreeën is een uitmuntend boek om die schaduwbeelden aan te duiden.
Een aardse tabernakel >> hemels tabernakel,
aardse ark >> hemelse ark,
aardse tempel>> hemelse tempel,
aardse landbelofte>> hemelse landbelofte,
een aards lam en een hemelse Lam, en dat is Christus.
Zoals Paulus schrijft in 1 Kor. 5:7, “ …want ook ons Paaslam is voor ons geslacht: Christus”.
Alle kostbare beloften uit het oude verbond, de eeuwige beloften zijn in Christus. En niets anders dan in Jezus Christus alleen. Alles in het oude verbond wees naar Hem.
God wees steeds alleen naar Hem. Dat alleen is die eeuwigdurende belofte, wat God steeds beloofde… alles vind plaats in Christus, dat IS de Eeuwige… dus ieder in Christus, heeft de eeuwigdurende belofte die God door de hele geschiedenis beloofd heeft… in Jezus Christus.
Er is geen belofte van God buiten Jezus Christus om.
Want zovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja, en zijn in Hem amen, Gode tot heerlijkheid door ons. 2 Korinthiërs 1 : 20.
Door ds. Jos. D en Es.
Dodenherdenking
Ik ben verzekerd
dat niets ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods.
Romeinen 8:39
Lezen: Romeinen 8:31-39
In 1941 zat ik in Rotterdam gevangen. In vijf cellen
naast mijn cel zaten vijf door de nazi’s ter dood veroordeelden. Ze hadden een
Engelse piloot geholpen. Een bewaker – nog een goeie – liet ’s avonds laat zes
celdeuren open, zodat ik naar deze vijf toe kon gaan.
De jongste was Bastiaan Barendregt. Enkele dagen voordat
hij gefusilleerd werd, las ik met hem het slot van Romeinen 8. Hij mocht nog
een brief naar huis schrijven. Hij schreef: “Lieve Vader en Moeder. Voordat u
deze brief leest, moet u Romeinen 8:31-39 lezen”. Dan gaat hij verder: ”Als u
deze brief leest, ben ik er niet meer, maar u moet weten, dat als ik tegen de
muur sta, deze woorden zullen leven in mijn hart. Ik dank u voor alles. Mijn
konijnen zijn voor zus. Laat ze goed voor ze zorgen”.
Op 19 september werd Bastiaan Barendregt gefusilleerd. Op
zijn verjaardag. Hij werd op die dag tweeëntwintig.
Jezus Christus is ter wille van de aarde ten hemel
gevaren en zit voor ons aan Gods rechterhand. Onmenselijke macht behoort niet
tot de goddelijke orde. En wat is de toekomst der mensheid waard, als de zorg
voor de konijnen er niet meer in thuis hoort?
Dodenherdenking sluit in, dat wij ons oefenen in geloof
en menselijkheid, gelovend, dat Christus aan Gods rechterhand voor ons bidt en
niets ons kan scheiden van Gods liefde. Als God voor ons is, wie zal tegen ons
zijn?
Uit: Brood voor het Hart
Door: J.J. Buskes
Het Onze Vader
Bidt gij aldus. . .
Mattheüs 6:9 Lezen:
Mattheüs 6:9-13
Het is 3 mei. Morgen is het dodenherdenking.
Lex Althoff was 38 toen hij door de nazi’s vanwege zijn
verzetswerk werd gefusilleerd.
Hij was van kerk en geloof vervreemd. In de gevangenis
hield hij een dagboek bij. Die honderd dagen zijn voor hem beslissend geweest.
Hij zocht naar houvast, maar zijn intellect stond ontvankelijkheid voor de
Heiland van zijn jeugd in de weg, totdat. . .
“30 mei. 100ste dag. 12 uur. Wellicht de
gelukkigste dag van mijn leven. In deze 8 dagen van nieuwe eenzaamheid, de
laatste termijn van de 100 dagen, die ik mij gesteld had, ben ik herboren met
Gods hulp. Ik kan nu alle dingen dragen en ben voorgoed verlost van angst. Ik
ben bereid te sterven, welgemoed, en bereid te leven, welgemoed”.
Met nadruk zegt hij, dat dit niet “door nood en ellende
een beetje godsdienstwaanzin” is, maar “door de hulp van buiten een niet meer
te schokken Godsvertrouwen”.
Als testament voor zijn dochtertje schreef hij de
woorden: “Ik heb honderdmaal liever dat mijn dochtertje het Onze Vader leert
bidden dan dat zij wat ter wereld ook bereikt”.
Hier valt niets aan toe te voegen.
Alleen dit: Jezus zegt: gij dan bidt aldus. . . Onze Vader.
. .
Uit: Brood voor het Hart
Door: J.J. Buskes
Christus in de
hele Bijbel
Hij is de
grotere Izaak, de geliefde Zoon van de Vader Die als offer gebracht werd, maar
Die niet door de dood kon worden vastgehouden.
Hij is de
grotere Jakob, de behoedzame herder, Die Zijn kudde met grote zorgzaamheid
leidt.
Hij is de
grotere Jozef, Die Zich niet voor Zijn broeders schaamt, hoe gering en ellendig
ze ook mogen zijn.
Hij is de
grotere Melchizedek, omdat Hij als priester een volmaakt en eeuwig geldend
offer bracht.
Hij is de
grotere Mozes, want Zijn wet is door Gods Geest op de tafelen van vlees van ons
hart geschreven.
Hij is de
grotere Jozua, en leidt ons met Zijn oneindige trouw naar het Beloofde Land.
Hij is de
grotere David, en alle tegenstanders zullen zich aan Hem onderwerpen.
Hij is de
grotere Salomo, vol wijsheid en heerlijkheid regeert Hij een eeuwig vrederijk.
Hij is de
grotere Simson, en heeft door Zijn dood al Zijn vijanden overwonnen.
Christus is het Die we in de Heilige Schrift moeten
zoeken om Hem waarachtig te kennen en met Hem de oneindige rijkdommen die ons
door het geloof ten deel vallen. Wie zorgvuldig de Schriften bestudeert,
beginnend bij de wet van Mozes tot de profeten, zal geen enkel woord vinden dat
niet naar Hem verwijst. Daarom was het voor de apostel Paulus belangrijk >>niets
anders te weten dan Jezus Christus en Die gekruisigd<<.
Johannes Calvijn
Kerst
Het is zo gemakkelijk
gezegd.
Het zijn vijf letters.
Het roept sfeer op.
Het roept eenzaamheid op.
Het roept actie op.
Het is een woord met vele accepten.
Het is voor iedereen weer anders.
Maar wat is Kerst voor mij?
Een religie of toch meer?
K van kerst is
komen, want Hij Jezus Christus kwam voor mij als kind zo klein.
E van engelen
die waren daar bij, brachten verwachtingen voor jou en mij.
R van rust en
vertrouwen, daar kan ik op bouwen.
S van stilte in
de stormen van mijn leven.
T is troost en
tastbaar voor mij geworden, in dit leven.
Niet als een kind is Hij voor mij
gebleven.
Niet als een gekruisigde die in dood is
gebleven.
Maar als de opgestane Heer en Koning.
Die voor mij bid en pleit bij de Vader
in de hemel.
Mij een plaats bereid voor in de
Eeuwigheid.
Dat is Kerst voor mij.
Wees niet bezorgd over uw leven, over wat u eten en wat u drinken zult; ook niet over uw lichaam, namelijk waarmee u zich kleden zult...spreekt de Heere Jezus.
Dat zijn best wel rake woorden die de Heere Jezus hier spreekt...Hoeveel mensen kunnen niet rondkomen, of weten niet hoe ze de dag of de week moet doorkomen.
Allemaal zorgen over de gewone dingen in het leven.
Toch spreekt Jezus deze woorden uit. Wees niet bezorgd...
Om ons deze woorden eigen te maken moeten we eerst leren om God onze hemelse Vader en Jezus te vertrouwen. Wij moeten zo'n vertrouwen in Hem krijgen...dat wij ons geen zorgen meer hoeven te maken.
Wat klinkt dat heerlijk...deze woorden...Wees niet bezorgd...
Geweldig als we daar zo over nadenken dat wij alles bij de God en Jezus mogen brengen.
Maar...geloven en vertrouwen wij Ze daar ook in?? Want dat is toch wel één van de grootste belemmeringen die wij zelf hebben.
Is het niet geweldig dat Jezus ook nog de woorden erbij zegt in vers 32b, Uw hemelse Vader wéét immers dat u al deze dingen nodig heeft.
Als God Zijn Zoon geeft om voor onze zonden te sterven...zou HIJ dan niet voor onze levensbehoefte zorgen, als wij moeite hebben om rond te komen.
Vertrouwen en geloven...Zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden.
Oooohh...dan moeten wij er dus wél iets voor doen. Zoek eerst de dingen van God...vertrouw Hem, en gelooft dat God je niet in de steek laat. De Heere Jezus wil niets liever dat wij een levende relatie met Hem hebben. Zodat Hij ons Zijn weg leert, maar ook dat wij alles bij Hem mogen brengen.
Dan moet ik vaak aan Petrus denken, dat hij Jezus tegemoet kwam over het water...en op het moment dat Petrus zijn blik afwende van Jezus en de wilde golven zag...werd hij bang en zonk.
Wat zegt Jezus tegen hem, als Hij Petrus weer omhoog haalt..."Kleingelovige, waarom hebt u getwijfeld?
Is dat ook vaak niet net zo bij ons...wij twijfelen heel wat af...Hoe vaak zijn wij niet net als Petrus...kleingelovigen.
Om ons geen zorgen te maken...zullen wij eerst moeten leren onze Heer en Heiland Jezus volledig te geloven en te vertrouwen. Als we dat gaan doen...ben je met het Koninkrijk van God bezig, waar Jezus de Koning van is.
Dan leren we met Hem...om ons geen zorgen meer te maken.
Hij weet wat wij nodig hebben.
Esther
Dit mooie stukje vond ik terug. Geschreven door een broeder bij ons uit de gemeente. Erg bemoedigend.
Vreest niet...IK ben met jullie.
Ik moest
daaraan denken toen ik een stukje las over Jezus. Jezus die rondging door het land, goed doende en mensen genezend. Rondging door het land. Jezus
ging te voet door het land met zijn discipelen, als je dat zo leest is het net
alsof ze alle tijd van de wereld hadden.
Nergens bespeur je ook maar enige haast of stress. Ja, Jaïrus had haast omdat
zijn dochtertje ziek was, Jezus gaat op weg, maar laat zich niet haasten. Jezus
neemt zelfs alle tijd voor de vrouw die Hem aanraakt.
Tenslotte de boodschap voor Jaïrus, je hoeft de Meester niet langer lastig te
vallen, uw dochtertje is gestorven. Van Jezus uit geen stress of wat dan ook, alleen
de geruststellende woorden: "Wees niet bevreesd, geloof alleen, en zij
zal behouden worden".
Het lijkt erop uit dit verhaal, (denk ik) dat Jaïrus bij Jezus blijft, hij holt
niet vooruit, en als ze bij het huis gekomen zijn staat er; laat Jezus maar
enkele mensen toe om met Hem naar binnen te gaan.
Als Jaïrus inderdaad bij Jezus is gebleven op zijn tocht naar zijn huis, heeft
hij inderdaad de woorden aangenomen die Jezus sprak: Weest niet bevreesd,
geloof alleen!
Niet alleen de woorden aangenomen zou je zeggen, maar in z'n hart gesloten en
zich aan de woorden van Jezus, dus aan Jezus, vastgehouden. Vertrouwen zou je
zeggen.
Binnen evangelisch kringen wordt veel gesproken over genezing en waarom die wel
en die niet, maar misschien moeten we ons eens veel meer verdiepen in
"vertrouwen". Vertrouwen in Jezus.
"Ik ben met jullie, tot aan het einde der wereld!".
Niet zomaar
een zin, maar een heel diepe betekenis als je daar goed over na denkt.
"Wees niet bevreesd, geloof alleen!",
En dan nog ; "Ik ben met jullie, tot aan het einde der wereld!".
Misschien goed om deze twee teksten eens goed tot ons door te laten dringen en
over na te denken, als wij ook ons deze woorden kunnen eigen maken, misschien
dat er ook iets gaat veranderen in ons geloofsleven, want deze woorden zijn
woorden van bemoediging en vertroosting.
Dus ook in
moeilijke en verdrietige tijden, juist dan zijn de woorden van Jezus belangrijk
om te herinneren: Vreest niet! en
Ik ben met jullie!
Hierover doordenkend terwijl ik dit schrijf wordt ik er blij van. Veel meer dan
van allerlei discussies over waarom dit en waarom dat en waarom die wel en ik
niet. Misschien ook het loslaten van allerlei visies en meningen en meer bezig
zijn met Zijn woorden.
Vreest niet, Ik ben met jullie
! Geweldig!
Gods zegen toegewenst.
P.K.
God de Vader is de Wijnboer en Jezus de Wijnstok
Het hele leven met God staat en valt met vertrouwen in Jezus. Vrucht dragen is net als de genadegaven, het hoort bij je wandel met Hem.
Jezus verteld ons in Johannes 15:1-17 de gelijkenis van de ware Wijnstok en de ranken. Jezus gebruikt dat beeld om ons uit te leggen hoe we met Hem kunnen leven en vrucht dragen.
We zijn als wijnplantjes die geënt zijn op de grote Wijnstok. Zonder de Wijnstok zelf, dragen wij niet Zijn vruchten. We kunnen wel via een andere wijnstok vrucht dragen, maar we dragen dan niet Zijn vrucht.
En als we vrucht dragen, onder de Wijnstok Jezus, dan knipt God de Wijnboer ons bij en snoeien ons, alleen zo worden we mooier en mooier. We worden in de Wijnstok geënt door het horen en het aannemen van Jezus als onze spreekwoordelijke Wijnstok.
Maar alleen als we bij die Wijnstok blijven, dragen we vrucht en is niets voor ons onmogelijk.
Maar laten we ons verleiden tot een andere wijnstok of tot het idee komen, dat we zelf vruchten kunnen voorbrengen, dan onttrekken we ons van Hem en gaan we langzaam dood.
Dan pas komen de woorden van de Heere Jezus volledig tot zijn recht. Johannes 15 : 4-5, “ Blijf in Mij, en Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet in de wijnstok blijft, zo ook u niet, als u niet in Mij blijft. Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen”.
Wat toch een geweldige woorden, wij kunnen van alles wel proberen uit eigen kracht, maar het baat niets, wij kunnen alleen met Jezus vrucht dragen, want zonder Hem kunnen we niets.
Laten we altijd heel dicht bij Jezus blijven. 'Blijf in Mij, en Ik in u'. Dat is het diepste geheim om vrucht te dragen, ter eer van God de Vader in Jezus Christus.
Alleen zij die niet aan de Wijnstok blijven, zullen verdorren en zal geen vrucht meer kunnen geven en het eindigt dat God de verdorde ranken in het vuur gooit.
Esther
De Noord-Koreaanse vluchtelinge Soon Ok Lee (56) werd in 1985 door de autoriteiten in haar land vals beschuldigd en vervolgens zeven jaar ‘heropgevoed’. In het strafkamp waar ze terechtkwam, leerde ze God kennen. Hoewel het haar grote moeite kost te vertellen over de vreselijke dingen die ze heeft gezien en meegemaakt, ziet ze het als haar taak te vertellen over ‘de dieren zonder staart’.
Op het eerste gezicht lijkt Lee een rustige, bijna emotieloze vrouw. Ze woont met haar zoon in de VS, waar ze asiel heeft aangevraagd. Haar toon is rustig en bijna monotoon. Terwijl haar zoon de vragen en antwoorden in het Engels vertaalt, kijkt ze enigszins verveeld om haar heen. Dat verandert zodra ze over haar leven in Noord-Korea begint te vertellen. Het kabbelende beekje dat haar woordenstroom eerst was, ontaardt in een stortvloed. Met glinsterend vocht in haar ogen blijft ze twintig minuten lang onafgebroken spreken. Ze vertelt over haar geloof in de Partij en de ‘Grote Leider’ Kim Il Sung, over de martelingen, haar onverwachte vrijlating, de vergeten mensen van Noord-Korea en haar ontmoeting met God.
Noord-Korea heeft tientallen strafkampen, blijkt uit een dit najaar uitgebracht rapport van het Amerikaanse Comité voor Mensenrechten in Noord-Korea. Op de vervolgingsindex van Open Doors, een stichting die zich inzet voor vervolgde christenen, neemt het land de eerste plaats in. Christenen kunnen zonder pardon naar de gevangenis worden gestuurd en tewerkgesteld.
‘Dieren zonder staart’. Zo noemt Soon Ok Lee de gevangenen in deze zogenaamde heropvoedingskampen van Noord-Korea. „De eerste woorden die ik hoorde in de gevangenis waren schokkend. De luitenant zei tegen mij: ‘Als je hier wilt overleven, moet je het idee dat je mens bent uit je hoofd zetten’. Ik was geen mens meer, maar een dier. Een dier zonder staart.“
Valse beschuldigingen
Soon Ok Lee was lid van een vooraanstaande familie en leidde een handelsdistributiecentrum. Ze was een toegewijd lid van de Communistische Partij. In 1985 werd ze als zondebok aangewezen in een corruptieschandaal en gearresteerd door de Openbare Veiligheidsdienst. „Ik vond het erg dat ik werd opgepakt, terwijl ik jarenlang trouwe dienst had verricht en niets had gedaan. Ik voelde me afgewezen. Veertien maanden lang probeerden ze me tot een valse bekentenis te dwingen. Ik onderging vreselijke martelingen en kreeg nauwelijks eten. Maar ik gaf niet toe, omdat ze dan ook mijn familie zouden straffen. Het is in Noord-Korea beleid om ook families van politieke dissidenten te straffen. Pas toen ze beloofden mijn man en zoon met rust te laten, heb ik de verklaring ondertekend.“
Volgens Lee trok ze tijdens het proces haar verklaring weer in, maar mocht ze verder geen weerwoord geven. Ze werd veroordeeld tot dertien jaar opsluiting in het heropvoedingskamp Khechen. Daar bleek dat de veertien maanden pijnlijke ondervraging slechts een voorproefje waren geweest. Opnieuw kreeg ze te maken met vreselijke martelingen. De gevangenen moesten 18 tot 20 uur per dag werken. Iedereen moest een bepaalde hoeveelheid productie halen. Wie zijn dagelijkse quotum niet bereikte, zag zijn voedselrantsoen gehalveerd tot vijftig gram per dag. Zwangere vrouwen mochten hun kinderen niet levend ter wereld brengen. Met pijnlijk gif wekten de gevangenbewaarders een miskraam op. Levende baby’s werden doodgetrapt. Veel gevangenen kwamen om door ‘schoktherapie’, waarbij ze met elektrische schokken werden doodgemarteld.
Met trillende stem vertelt Lee over haar ervaringen in de gevangenis. De film speelt opnieuw voor haar ogen. „Ik heb vrouwen gezien die waren opgesloten, alleen omdat ze voedsel wilden halen voor hun hongerige kinderen. Ze waren in het veld op zoek toen ze werden gesnapt door de politie. De moeders vroegen: ‘Hoe kunnen jullie onze kinderen laten verhongeren?’ Ze werden vervolgens opgesloten. In Noord-Korea moet iedereen gewoon gehoorzaam zijn.“
Ontmoeting met God
In het kamp had Soon Ok Lee haar eerste ontmoeting met God, al had ze dat toen zelf nog niet door. „Er was een groep van zo’n 140 psychisch gestoorde mensen. Tenminste, zo noemden de bewakers hen. Ze moesten de hele dag met gebogen rug lopen en mochten niet naar de hemel kijken. In Noord-Korea wordt niet over God gesproken, maar over de hemel. Deze mensen vereerden God in plaats van Kim Il Sung en waren daarom gevangen gezet. De christelijke gelovigen werden het hardst aangepakt, het zwaarst gemarteld en kregen de gevaarlijkste baantjes. Ik begreep deze mensen niet. Het leven was zo moeilijk daar en toch bleven ze goed gemutst. Bewakers werden aangemoedigd er alles aan te doen zodat ze hun geloof zouden opgeven. Toch verloochenden zij hun geloof niet. Nooit zeiden zij: ‘Jezus bestaat niet’. Zelfs met de dood in de ogen bleven zij hun Heer aanroepen. Ik heb zelfs gezien dat ze elkaars handen vastpakten en begonnen te zingen. Ik had in het kamp nog nooit mensen horen zingen. Er klonk zoveel vreugde uit. De bewakers stapten over deze mensen heen en trapten ze kapot. Dat tafereel zal ik nooit vergeten.“
Soon Ok Lee keek ook zelf de dood meerdere malen in de ogen. Enkele keren werd ze ziek, maar herstelde ze wonderbaarlijk. Zes jaar na haar aankomst in het kamp was niemand van haar begintijd nog in leven. In 1992 leek het leven van Lee ten einde. Alle zesduizend gevangenen van het kamp moesten voor appèl aantreden. Toen de naam van Lee werd omgeroepen, schoot door haar heen dat ze zou worden geëxecuteerd. „Ik dacht: wat heb ik gedaan dat ze mij nu vermoorden? Maar het liep anders. De directeur zei dat als alle gevangenen zo goed werkten als ik, ze ook vrijgelaten zouden worden. Kim Il Sung had mij als eerste gevangene in dertig jaar gratie verleend. Toen begreep ik niet waarom. Nu zie ik daar de hand van God in. Alle gevangenen keken mij aan. Inclusief de 140 christenen, die een zware straf konden krijgen als ze hun hoofd niet gebogen hadden. Hun ogen zeiden dat ik hun verhaal moest vertellen aan de wereld.“
Gevlucht
Na haar vrijlating overtuigde ze haar zoon Dong Chel ervan met haar te vluchten. Haar man was vermist en is vermoedelijk gestorven in een gevangenis. Dong Chel en zijn moeder luisterden ‘s nachts stiekem naar Zuid-Koreaanse radiostations. „We kwamen vaak bij een christelijke zender uit. Ik weet zeker dat God onze vingers stuurde op dat moment.“
Ze wachtten tot de grensrivier de Tumen tussen China en Noord-Korea was bevroren en staken die uiteindelijk over. De vlucht naar de vrijheid zat boordevol problemen en kleine wonderen. Vaak zaten ze zonder geld, onderdak en eten. Toch slaagden ze erin via een ambassade - welke wil Lee niet zeggen - naar Hongkong (toen nog in Britse handen) en vervolgens Zuid-Korea te vluchten. In 1995, één jaar en tien maanden nadat ze de Tumen overstaken, kwamen Soon Ok Lee en Dong Chel aan in Zuid-Korea.
Daar ontmoetten beide vluchtelingen verschillende christenen en kozen ze definitief voor Jezus. „Het leek wel alsof één van de voorgangers alleen tegen mij sprak toen hij zei: ‘Als je een goed leven wilt hebben, moet je in de Bijbel lezen’. Ik was nieuwsgierig en egoïstisch. Ik wilde een goed leven leiden en las bijna de hele dag in de Schrift. Pas toen voelde ik dat een macht buiten mij me voortdurend had gestuurd en beschermd. Eerst zocht ik naar materiële zegeningen. Later begreep ik beter wat werd bedoeld met een rijk leven hebben.“
Om haar getuigenis wereldwijd bekend te maken, schreef ze het boek Eyes of tailless animals, dat onlangs in Nederland is uitgebracht onder de titel Zij mogen de hemel niet zien. Aanvankelijk zou ze zelf 1 november het boek presenteren in Barneveld op de jaarlijkse Open Doors Dag. „Het speet me enorm dat ik daar niet bij kon zijn. Open Doors doet veel goed werk voor de christenen in mijn land.“
Soon Ok Lee kan de ‘dieren zonder staart’ niet vergeten. In 1994 overleed Kim Il Sung, maar het bewind van zijn zoon Kim Jong Il is minstens even erg. De christenvervolging is niet afgenomen. Ze roept alle christenen waar ook ter wereld op te bidden voor Noord-Korea. Ze grijpt elke gelegenheid aan over de situatie in haar land te vertellen. „Vooral in kerken. Veel mensen denken dat het Evangelie niet in Noord-Korea te brengen is. Dat kan wel. Door te bidden. Ik hoop dat in Nederland en andere plaatsen op de wereld veel gebedssamenkomsten worden gehouden voor de vergeten mensen van Noord-Korea. We moeten bidden voor de vrijlating van hen in de gevangenis, bidden dat God het hart van Kim Jong Il zal veranderen en bidden voor de vluchtelingen.“
Een plons in het water, golvende kringen, en dan was het water weer stil.
Kleine luchtbellen kwamen naar boven. Een zendeling stond aan de oever van de Indische Oceaan en tuurde in de diepte. Eindelijk - daar kwam een donker hoofd boven water en twee lachende ogen keken hem tegemoet.
De oude parelvisser schudde het water van zijn nog lenige lichaam.
"Wat kun jij duiken, Rambau!" riep zendeling David Morse die hier gekomen was om aan de mensen de blijde boodschap te brengen van redding door Christus Jezus. "Kijk deze maar eens, Sahib" (=leraar) zei Rambau en nam een pareloester van tussen zijn tanden. Hij opende hem - daar lag een glanzende parel op zijn hand.
"Wat een mooie!"
"Ach", zei Rambau, "hij is goed, maar er zijn betere parels, veel betere. Kijk, hier ziet u een paar foutjes. Weet u, gisteren sprak u met mij over God. Maar ik ben en blijf een Hindoe. Wij moeten erg veel doen om bij God te komen. Zoals deze parel kleine foutjes heeft, zo heb ik veel fouten en zonden. Deze moet ik eerst goed maken en ervoor boeten".
"Beste vriend Rambau, God biedt aan elke zondaar, die aan Hem zijn fouten en zonden belijdt, volle vergeving, ieder die met berouw tot Hem komt en de Here Jezus Christus aanvaardt als zijn Verlosser, wordt aangenomen als een kind van God. Begrijp je dat?"
"Nee, Sahib, zoals ik u al meer zei: Dit gaat me te gemakkelijk. Misschien ben ik te trots, maar ik wil ervoor werken om een plaats in de hemel te krijgen. Ik ben van plan, voor mijn zonden een pelgrimstocht naar Delhi te maken en zo hoop ik, Gods barmhartigheid te zullen verdienen."
"Rambau, misschien kun je die lange reis niet eens volbrengen. Vandaag is het de tijd van Gods genade; morgen kan het al te laat zijn.
Bovendien, Gods genade kunnen we niet verdienen, want Hij wil het geven.
Gods Zoon, Jezus Christus, heeft geleden op het kruis en alles volbracht wat nodig is voor onze redding. God wenst alleen dat we onze zonden aan Hem vertellen en dan geloven dat Zijn Zoon de schuld betaald heeft voor zondaars die tot Hem komen. Hij is de enige Redder.
Buiten Hem om gaat het niet. Dan ga je onherroepelijk verloren."
Maar Rambau schudde het hoofd en ging naar huis.
En alles wat Morse, hoe vaak ook, tot de parelvisser zei, hielp niets. Hij wilde Christus niet aanvaarden. Toch werden ze vrienden, de zendeling en de oude visser.
Op een dag kwam Rambau bij de prediker op bezoek. Hij had een doosje bij zich en zei: "Sahib Morse, hierin zit één voorwerp. Ik wil u hierover vertellen.
Ik had een zoon. Hij was ook een duiker. Hij was de snelste parelvisser aan de Indische kust. Hij had het scherpste oog en de langste adem. Hij kon 30 meter diep duiken. Hij was de vreugde van mijn hart.
Altijd droomde hij ervan, nog mooiere parels te vinden. En werkelijk, eens op een dag vond hij wat hij zocht. Maar die schelp was bijna onbereikbaar - zo diep en zo vast tussen de rotsspleten. Hij haalde hem boven, maar... hij was te lang onder water gebleven, zijn hart had te veel geleden. Kort daarna stierf hij."
De oude man boog zijn hoofd en een ogenblik ging een korte siddering van diepe smart door zijn lichaam...
"... Jarenlang heb ik deze parel bewaard. Maar nu ga ik naar Delhi en kom misschien niet meer levend terug. Nu geef ik hem aan u, mijn beste vriend."
Het was één van de grootste parels die hier ooit gevonden waren, er lag een wonderlijke glans overheen. De zendeling bekeek hem aandachtig en stil. Hij was even sprakeloos.
"Rambau, wat een parel!"
"Ja, deze wonderschone parel is foutloos", antwoordde de Indiër.
Nu kwam de zendeling op een gedachte en zei:
"Laat me deze wondere parel van je kopen.
Ik bied er duizend dollar voor."
Stram richtte de man zich rechtop. Ernstig en streng antwoordde hij: "Sahib, deze parel is onbetaalbaar. Geen mens ter wereld heeft genoeg geld om te betalen wat deze parel mij waard is. Ik wil hem niet verkopen, ik wil hem u alleen geven als een geschenk."
"Nee, Rambau, hoe graag ik hem ook wil hebben - ik kan hem niet aannemen. Misschien ben ik te trots, maar aannemen vind ik te gemakkelijk. Ik wil ervoor betalen of ervoor werken."
"Begrijpt u dan niet, of wilt u het niet begrijpen, Sahib - mijn enige zoon gaf zijn leven om deze parel te verkrijgen. Haar waarde bestaat uit het levensbloed van mijn lieve jongen. Ik kan hem niet verkopen - alleen maar schenken. Neem hem aan als een bewijs van de liefde die ik voor u heb."
"Rambau", zei Morse langzaam, "ik gebruikte de woorden, die jij tegenover God gebruikt hebt."
De duiker keek de prediker lang en onderzoekend aan en langzaam, langzaamaan begon hij het te begrijpen.
"God biedt u het heil aan als een gratis gift, kosteloos. Het is zo groot en onbetaalbaar, dat geen mens op aarde het zou kunnen betalen. Het heeft aan God het levensbloed gekost van Zijn eniggeboren Zoon om de toegang tot de hemel vrij te maken. Door pelgrimsreizen van duizenden kilometers zou je Gods genade niet kunnen verdienen. Maar Hij gaf daarvoor vrijwillig Zijn geliefde Zoon in de vreselijke dood aan het kruis. De liefde van God en Zijn verlossing voor zondaars zoals jij en ik kunnen we alleen maar gelovend en dankend aannemen.'
Het werd licht in het hart van de oude parelvisser. "Nu begrijp ik het", zei hij, keerde zich om en liep peinzend weg.
Na een uur kwam hij terug en zei: "Ik wacht niet langer, maar ik wil nu, zoals ik ben, tot God komen. Ik kan niets verdienen, want ik sta bij Hem in de schuld. Als een verloren mens wil ik die onbegrijpelijke liefde van God aannemen en Hem en Zijn Zoon Jezus Christus daarvoor danken."
Dit verhaal is waar gebeurd.
Wanneer u dit een duidelijke illustratie vindt van het aanbod van Gods liefde, wilt u dan nu ook tot Hem gaan? Wat zal uw antwoord zijn? Een nee of een heilig ja? Het gebeurde toen, het gebeurd ook vandaag nog steeds weer, en nu kan het bij u gebeuren. Dit kan het moment voor u zijn... Het ligt aan uw keuze !
Een naam vol
vreugde: God, Die met ons is,
Die naast je loopt;
Hij Die Zich wil ontfermen,
al ga je door een
dal vol duisternis,
Hij is erbij: Zijn
arm zal je beschermen.
Immanuël: een naam
vol warmte en licht,
een grote God, Die
een klein mens kan wezen,
Die al zijn liefde
op ons heeft gericht
om ons geschonden
leven te genezen.
Immanuël: Hij is
ons zeer nabij,
een mens als wij,
Die onder ons wil wonen
en Zoon van God.
Wie kan er, zoals Hij,
het beeld des
Vaders beter aan ons tonen?
In Betlehem is ’t
englenlied gehoord
dat zong van vrede,
vreugde, welbehagen;
en nog weerklinkt
dit lied in Jezus’ woord:
‘Vrees niet! Zie ik
ben met u, alle dagen!’
Nel Benschop
Op de grens van
licht en duister tussen zorgen en verdriet,
Kwam Hij zonder
glans en Luister, met een ster in het verschiet.
Troost en liefde
van de Vader, kwamen tot ons in een kind.
En geen mens staat
ons ooit nader, dan de Zoon door God bemint.
Steeds weer tussen
licht en duister, horen mensen groot en klein.
Door de wind het
zacht gefluister, ook voor jou zal ik er zijn!
Het was tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog. In het
oosten van Duitsland waren de Russische troepen ver doorgedrongen. Kort voor
Kerstmis 1944 waren de Duitsers in het westen nog een wanhopig tegenoffensief
begonnen: de slag in de Ardennen. Er werd hevig gestreden in de bossen van de
noordelijke uitlopers van de Eifel. Een inwoner van Aken, een stad die erg te
lijden had onder bombardementen, had zijn vrouw en zijn twaalfjarige zoon
ondergebracht in een jachthut midden in de bossen. Het was de avond voor
Kerstmis. De vrouw en de jongen zaten samen stil in de hut bij het licht van
een paar kaarsen. Hoe anders was deze avond dan Kerstmis in vroegere jaren!
Plotseling werd er op de deur geklopt. Met bevend hart deed de vrouw open. Daar
stonden drie Amerikaanse soldaten die van hun troepenonderdeel waren
afgesneden. Eén van hen was gewond en bloedde hevig. De mannen waren gewapend
en hadden zich ook zo naar binnen kunnen dringen. Maar ze bleven stil staan,
bewogen zich niet en smeekten met hun ogen. Een gesprek was moeilijk, want
moeder en zoon verstonden geen Engels. In gebroken Frans konden ze samen
spreken. Frau Müller wenkte de drie mannen binnen te komen. Ze wist dat dat
gevaarlijk was. De Amerikanen waren immers vijanden. Maar Frau Müller was een
christin en in haar hart was de liefde van Christus. De gewonde soldaat werd op
het bed van de jongen gelegd en verzorgd. Hans, de jongen, wreef met sneeuw de
blauw bevroren voeten van de mannen. Drie dagen lang hadden ze al rondgedwaald
in de bossen op zoek naar de Amerikanen en op hun hoede voor de Duitsers. Al
gauw beschouwde de moederlijke Duitse vrouw de vreemden als grote jongens, die
wat hun leeftijd betreft haar eigen zonen hadden kunnen zijn. Ze had nog een
vette haan, die ze eigenlijk tot Nieuwjaar had willen bewaren in de hoop dat
haar man dan met een kort verlof thuis zou zijn. Nu werd de haan geslacht en
vrijwillig voor de vijanden opgeofferd. Al gauw hing er een heerlijke lucht van
gebraden haan in de kamer. Opeens werd er weer op de deur geklopt. In de
verwachting nog meer verdwaalde Amerikanen te zien, deed de twaalfjarige Hans
zonder aarzelen de deur van de hut open.
Buiten stonden vier mannen in uniform: Duitsers! Moeder
en zoon stonden eerst verstijfd van schrik. Er was immers de harde wet: wie
vijandelijke soldaten herbergt, pleegt landverraad. Ze konden allemaal wel
doodgeschoten worden. Maar de moeder herstelde zich snel. Haar gezicht was
bleek, maar haar stem was rustig toen ze zei: 'Gezegend Kerstmis!' De soldaten
beantwoordden de groet. Ze legden uit dat ze de weg naar hun legereenheid
verloren hadden en vroegen beleefd of ze in de hut mochten overnachten.
'Natuurlijk mag dat,' zei de vrouw, 'kom maar binnen. U kunt zo dadelijk
aanzitten aan onze kerstmaaltijd, waarbij nòg drie onverwachte gasten zijn.
Maar u moet hen wel zonder meer als vrienden beschouwen.' De leider van de
Duitsers was een onderofficier. Hij vroeg bars: 'Hebt u Amerikanen in huis?' De
moeder keek hem recht in de ogen en zei: 'Het is kerstnacht en hier wordt niet
geschoten! Jullie zouden mijn zonen
kunnen zijn en die daarbinnen ook. Eén van hen is gewond en vecht voor zijn
leven. Zijn beide kameraden zijn hongerig en, net als jullie, doodmoe. In deze
kerstnacht denken we niet aan doden!' De onderofficier staarde haar aan. Enkele
eindeloze seconden heerste er zwijgen. Toen, na een hernieuwd liefdevol verzoek
van de vrouw, legden de vier soldaten hun wapens op de kist met houtblokken in
de gang. Ook de 'vijanden' leverden hun wapens in. Verlegen stonden de Duitsers
en de Amerikanen schouder aan schouder in de kleine kamer. Nu was de
moederlijke vrouw in haar element. Ze vonden allemaal een zitplaats: de twee
Duitsers en de twee Amerikanen op haar grote bed. Moeder Müller keek in haar
provisiekast en haalde alles tevoorschijn wat ze kon missen. Al gauw was het
kerstmaal klaar. Eén van de Duitse soldaten had nog een roggebrood bij zich dat
moeder Müller sneed. Toen ze allemaal om de tafel zaten bij het schijnsel van
de kaarsen, sprak moeder Müller het gewone tafelgebed uit: 'Kom, Here Jezus,
wees onze Gast...' Daarbij schoten haar de tranen in de ogen. Ook de
oorlogsmoede soldaten uit de twee elkaar vijandige kampen waren ontroerd. Ze
waren weer jongens, allemaal ver van huis. Het was of ze bij hun moeder aan
tafel zaten op deze kerstavond. Het was dan ook heel vanzelfsprekend dat één
van de Duitsers, een student in de medicijnen, zich over de wonden van de
Amerikaanse soldaat boog voor een onderzoek. Allen waren opgelucht toen hij in
vloeiend Engels constateerde: 'De wond is gelukkig niet door de kou
geïnfecteerd. De man heeft alleen veel bloed verloren. Hij heeft nu rust nodig
en versterkend voedsel.' Het was tegen middernacht toen de 'vredesmaaltijd'
beëindigd was. Moeder Müller nam haar gasten, behalve de rustig slapende gewonde
Harry, nog even mee naar de open deur. Ze keken in de heldere winternacht op
naar de sterrenhemel. 'Kijk,' wees de vrouw, 'is het niet net de kerstster?'
Prachtig straalde de Sirius, de helderste ster aan de hemel, neer op het
wonderlijke kleine gezelschap daar beneden. De oorlog leek opeens heel ver en
bijna vergeten. De privé wapenstilstand duurde ook voort tot de morgen. De
Duitsers en de Amerikanen gingen nu gescheiden wegen. Harry kreeg het laatste
ei van moeder Müller en een slokje rode wijn. De anderen kregen een bord
havermout. Van twee stokken en een tafelkleed werd een draagbaar gemaakt voor
de gewonde. De onderofficier wees de Amerikanen op een kaart hoe ze het beste
hun troepenonderdeel konden terugvinden. Vlak voordat ze weggingen gaf de gastvrouw
de wapens terug. Ontroerd zei ze: 'God beware jullie allemaal en moge Hij
jullie spoedig in vrede doen terugkeren in jullie familiekring!' De Duitsers en
Amerikanen gaven elkaar een hand en gingen in tegenovergestelde richting weg.
Toen moeder en zoon weer samen in de hut waren, haalde moeder de oud
familiebijbel tevoorschijn. De jongen zag hoe ze de Bijbel opsloeg bij de
kerstgeschiedenis. In de afgelopen nacht was er een stukje werkelijkheid
geworden van het woord dat de engel gesproken had: vrede op aarde! Ook bij een
ander vers bleef de vinger van de lezende vrouw rusten: 'En zij trokken langs
een andere weg naar hun land terug.' Dat wordt gezegd van de wijzen uit het
Oosten, die uit verre landen gekomen waren om het kindje Jezus te huldigen. Zou
er misschien ook een andere, een nieuwe weg zijn die de Amerikaanse en Duitse
soldaten gingen, nadat zij deze bijzondere gebeurtenis met elkaar beleefd
hadden?
Uit Lichtstralen
Vader, het uur is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijkt, zoals U Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat Hij eeuwig leven geeft aan allen die U Hem gegeven hebt. En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt.
Ik heb U verheerlijkt op de aarde. Ik heb het werk volbracht
dat U Mij gegeven hebt om te doen. En nu
verheerlijk Mij, U Vader, bij Uzelf, met de heerlijkheid die Ik bij U bezat
voordat de wereld er was. Ik heb Uw Naam
geopenbaard aan de mensen die U Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren van U
en U hebt hen Mij gegeven, en zij hebben Uw woord in acht genomen. Nu hebben
zij erkend dat alles wat U Mij gegeven hebt, bij U vandaan komt.
Want de woorden die U Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven,
en zij hebben ze aangenomen, en zij hebben daadwerkelijk erkend dat Ik van U
uitgegaan ben, en hebben geloofd dat U Mij gezonden hebt. Ik bid voor hen. Ik
bid niet voor de wereld, maar voor hen die U Mij gegeven hebt, want zij zijn
van U. En al wat van Mij is, is van U, en wat van U is, is van Mij; en Ik ben
in hen verheerlijkt. En Ik ben niet meer in de wereld, maar dezen zijn in de
wereld, en Ik kom naar U toe. Heilige Vader, bewaar hen die U Mij gegeven hebt
in Uw Naam, opdat zij één zullen zijn zoals Wij.
Toen Ik met hen in de
wereld was, bewaarde Ik hen in Uw Naam. Hen die U Mij gegeven hebt, heb Ik
bewaard en niemand uit hen is verloren gegaan dan de zoon van het verderf,
opdat de Schrift vervuld wordt. Maar nu kom Ik naar U toe en spreek dit in de
wereld, opdat zij ten volle Mijn blijdschap in zichzelf hebben.
Ik heb hun Uw woord gegeven, en de wereld heeft hen gehaat,
omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben.
Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt, maar dat U hen
bewaart voor de boze. Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld
ben. Heilig hen door Uw waarheid; Uw woord is de waarheid. Zoals U Mij in de
wereld gezonden hebt, heb ook Ik hen in de wereld gezonden. En Ik heilig
Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd zijn in de waarheid. En Ik bid niet
alleen voor dezen, maar ook voor hen die door hun woord in Mij zullen geloven,
opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook
zij in Ons één zullen zijn, opdat de wereld zal geloven dat U Mij gezonden
hebt. En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven die U Mij gegeven hebt, opdat zij
één zijn, zoals Wij Eén zijn; Ik in hen, en U in Mij, opdat zij volmaakt één
zijn en opdat de wereld erkent dat U Mij gezonden hebt en hen liefgehad hebt,
zoals U Mij hebt liefgehad. Vader, Ik
wil dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn die U Mij gegeven hebt, opdat zij
Mijn heerlijkheid zien, die U Mij gegeven hebt, omdat U Mij hebt liefgehad vóór
de grondlegging van de wereld. Rechtvaardige Vader, de wereld heeft U niet
gekend, maar Ik heb U gekend, en dezen hebben erkend dat U Mij gezonden hebt.
En Ik heb hun Uw Naam bekendgemaakt, en zal die
bekendmaken, opdat de liefde waarmee U Mij hebt liefgehad, in hen is, en Ik in
hen. Johannes 17
De wet en de Profeten door Jezus in Mattheüs 22:37-39
samengevat.
U zult de Heere, uw
God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand.
Dit is het eerste
en het grote gebod.
En het tweede,
hieraan gelijk, is: U zult uw naaste
liefhebben als uzelf.
In het Bijbelsdagboek
die ik lees, staat deze week Klaagliederen centraal van Jeremia. Vanmorgen las
ik deze mooie overdenking. Gods liefde en trouw word hier zo mooi in beschreven.
Laten wij op Hem blijven hopen, ook in de stormen van ons leven, Siska
Nochtans
De Heere is mijn
Deel, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen. Klaagliederen 3:24
Tot nu toe zongen de klaagzangen alleen maar in mineur.
En neerslachtig vraag je je af: Ís er geen enkel straaltje licht?
Onze dagtekst is een venster van hoop. In het donkere
huis van ellende, waarin de dichter ronddoolt als in een gevangenis, is er
plotseling een venster. Het biedt een hoopvol uitzicht. Het biedt uitzicht op
God, die Heere is in onverbrekelijke trouw en genade.
Zelf in het bitterste uur zijn er van die trouw en genade
de onmiskenbare tekenen. De dichter is er nog, het volk is er nog. Dat vindt
toch alleen maar zijn grond in de goedertierenheden des Heeren.
Ze hadden zich een volslagen vernietiging waardig
gemaakt. Toch is die niet gekomen. En de dichter kan alleen maar belijden: ‘Het
zijn de goedertierenheden des Heeren, dat wij niet vernield zijn’. Door alles
heen is de Heere trouw gebleven aan zijn woord, aan zijn verbond. Zo kan de
dichter er zelf nog troost in vinden, dat de Heere zijn Deel is. Van Gods kant
staat dat immers onomstotelijk vast. En wat is dat groot. Bij de in tocht in
Kanaän had iedere stam, uitgezonderd die van Levi, zijn deel gekregen. Daarvan
mocht je leven, daarin vond je je bestaan. Nu was dat deel verloren gegaan. De
heidenen waren gekomen en hadden stout het erfland in genomen. Het volk was
bedreigd tot in haar bestaansvoorwaarden. Hoe kon het nog leven?
Midden in deze onmogelijkheden klinkt de geweldige
belijdenis: ‘De Heere is mijn Deel’. Hij zal voor mij, voor ons zorgen. We
vinden onze bestaansgrond in Hem. We mogen van Hem leven. Hij is oneindig veel
meer dan enig stuk land. Daarom hopen wij op Hem.
Als u er soms geen gat meer in inziet. Het liep allemaal
zo anders. U verloor zoveel van wat u zekerheid en rust gaf. U denkt misschien wel
alles kwijt te zijn. We mogen wijzen op de Heere. Hij wil ons Deel zijn. Onze
enige Troost in leven en in sterven. Christus had tenslotte geen deel meer over. Alles gaf Hij eraan. Zelfs zijn
deel in God. Zo hing Hij arm en berooid aan het kruis. Daar is God het erfdeel
geworden voor allen die Hem verwachten.
Lezen: Klaagl.
3:21-32
Zingen: Ps.42:5
Bron: Gods weg met de mensen.
Drs. M.
van Campen
Gelijkenissen over het koninkrijk van de hemel
Wat zouden wij hier uit kunnen leren? Er wordt gezaaid op allerhande plekken. Of het zaad wordt ‘opgegeten’. Maar, het eerste belangrijkste wat wij lezen is, ‘er wordt gezaaid’. Ongeacht of een hart er door aangeraakt wordt of niet. Wij mogen zaaien, maar dat onzichtbare groeien, is aan God zelf. Hij geeft de groeikracht van het leven in geloof. Dat geheime proces is voor ons verborgen. Hij alleen kent het hart van de mens. HIJ weet alle verborgen plaatsen van het menselijke hart.
Wij zaaien, en de oogst, als eindresultaat, onder de handen van Jezus, mogen wij binnen halen. Niet alles komt tot volheid, zoals Jezus in de vergelijking ons al verteld. Niet al het zaad wat wij zouden strooien, ontkiemd, of het zaad wordt weg geroofd, of opgegeten. Hoe erg dat ook zou zijn, is dat geheimenis niet aan ons. Laten we ten alle tijden zaaien, het Evangelie van Jezus Christus, en God in Christus doet het wonderlijke, onzichtbare deel, ‘het groeien’. God is verantwoordelijk voor de groei. God zelf in Christus is verantwoordelijk om de harten week te maken om het zaad van het evangelie te laten ontkiemen. Laten wij zaaien en oogsten, dat is onze taak en onze verantwoordelijkheid.
Esther
Kasten vol Liefde.
Je hoeft je huis niet op te poetsen
als je de deur voor Jezus open zet
Hij heeft ieder hoekje gezien
en kent elke verborgen plek.
Laat Hem maar rustig binnen
Al is je huis in slechte staat
Jezus helpt je om het op te knappen
Hij weet hoe het worden gaat.
Van de kelder tot de zolder
kamer, keuken, in iedere kast
weet God wat er is verborgen
Hij ziet zelfs het stof onder de mat.
Als Jezus bij je binnen mag komen
gaat Hij samen met jou aan de slag
kast voor kast en kamer voor kamer
en alleen als het voor jou mag.
Niets zal Hij zo maar openbreken
met geweld of grof geschut
geen enkele deur zal Hij forceren
Hij vult je huis met Liefde, vrede en rust.
Soms moet je huis worden afgebroken
tot de grond toe gelijk gemaakt
met een nieuw fundament van Jezus Christus
weet je dat je huis stevig staat.
Zo bouw je samen aan een prachtige villa
ontstaan door genade, puur en echt
met kasten vol Liefde om uit te delen
aan ieder mens op jouw levensweg.
Auteur: Onbekend.
Geweldige lezing van Juan Carlos Ortiz. Deze lezing is opgenomen in het programma 'Hour of Power'.
Mocht u alleen de lezing willen beluisteren, kunt u het aanklikken welk fragment u bekijken wil.
Nederland ondertiteld. http://www.hourofpower.nl/video/22_februari_2009
Het eeuwige zuigeling schap van de gelovige
Wij kennen
tegenwoordig in de gemeente een verschijnsel dat ik ‘het eeuwige zuigeling
schap van de gelovige’ noem.
Er zijn leden in
onze gemeenten die, hoewel ze al jaren de boodschap hebben gehoord, nog steeds
onveranderde mensen zijn. Voortdurend hebben zij een voorganger nodig om voor
hen te zorgen: hij moet hun luiers verschonen, talkpoeder op hun billetjes doen
en controleren of hun melk niet te heet is. De gemeente van Christus lijkt soms
meer op een ziekenhuis dan op een leger.
Soms houden wij
onszelf voor de gek, omdat wij in aantal toenemen. Wij menen dat dit groei is.
Maar numerieke groei is niet hetzelfde als geestelijke groei.
Vaak merken we die
situatie wel op, maar we weten niet wat we eraan moeten doen.
Wij zeggen tegen
onze mensen: ‘U moet vrucht dragen voor Jezus. U moet meer van Gods goedheid
ervaren. U moet meer liefde hebben, meer vrede.’ Maar van zuigelingen kun je
zulke eigenschappen niet verwachten. Die tref je alleen aan bij volwassenen.
Dit was ook Paulus’
klacht, toen hij een gebrek aan geestelijke groei opmerkte in de gemeente van
Korinte. ‘Jullie zijn nog steeds zuigelingen,’ zei hij.
Aan de Galaten
schreef hij dat hij voor hen opnieuw de weeën van een geboorte moest meemaken.
En de mensen aan wie
de Hebreeënbrief is gericht, behoorden al leermeesters te zijn, maar ze hadden
nog steeds onderwijs in de basisprincipes van het christelijk geloof nodig. Zij
konden alleen maar melk verdragen en geen vast voedsel.
Toen ik een jaar of
acht was, kwam er in onze kerk een voorganger met een mooie baard op bezoek. In
die dagen waren baarden niet zo ‘in’ als tegenwoordig. Ik vond die baard
geweldig. In mijn ogen leek die man dan ook op een prins!
Dus begon ik de Heer
om een baard te vragen. Ik herinner mij dat ik er zelfs een dag voor gevast
heb.
Mijn moeder vroeg:
‘Juan, eet je vandaag niet?’
Ik antwoordde: ‘Nee,
moeder, ik vast.’
‘Maar waarom vast je
dan?’
‘Het is voor iets
wat ik geheim wil houden,’ legde ik uit. De baard kwam niet, hoeveel ik ook bad
en vastte. Maar toen ik zestien was, kreeg ik vanzelf een baard, als gevolg van
natuurlijke groei en ontwikkeling. Ik hoefde er
niet voor te bidden.
In de kerk/gemeente gaat het niet veel anders. Groei komt voort uit leven.
Als wij geestelijk
leven, nemen wij toe in liefde, vreugde, vrede, volharding, zachtmoedigheid en
de andere karaktereigenschappen van Christus. Ze zijn de natuurlijke vrucht van
een geestelijk leven; geen enkele inspanning van ons kan daar iets aan
toevoegen.
Een van de belangrijkste oorzaken waarom wij in de gemeente zo weinig groei zien, is dat wij ons concentreren op begrippen in plaats van op het leven, het leven in Christus.
Wij
zijn ons ervan bewust welke leerstellingen we aanhangen, tot welk theologisch
systeem wij behoren en welke principes we in elk geval dienen vast te houden.
Wat bedoel ik nu
precies, als ik zeg dat wij ‘begrip gericht’ zijn?
Stel dat u mij vraagt: ‘Broeder Ortiz, wilt u ons een Bijbelstudie geven over het begrip vreugde?’ dan zal ik dat uiteraard graag doen.
Ik ga naar mijn
studeerkamer, neem een concordantie van de plank en zoek het woord ‘vreugde’
op. Ik noteer alle verzen waarin het woord vreugde voorkomt. Tjonge, wat zijn
het er veel! Ik kies de teksten die het best passen bij de boodschap die ik wil
brengen en laat de rest achterwege.
Ik heb mijn studie
klaar. Bij de volgende bijeenkomst kom ik binnen en ik zeg: ‘Broeders, wij gaan
het vandaag over vreugde hebben. Het woord vreugde heeft in het Grieks een
andere betekenis dan in onze taal, omdat het Grieks rijker is.
Maar het Hebreeuws
gaat nóg dieper dan het Grieks.
Abraham zei over
vreugde… Jezus zei over vreugde…
Paulus zei over
vreugde… Spurgeon zei over vreugde…’
En de mensen zeggen:
‘Wat een geweldige studie! Dank u wel, broeder.’
Dan merkt iemand op:
‘Deze boodschap over vreugde is geweldig, broeder Ortiz. Kunnen we uw notities
niet krijgen?’ ‘Tuurlijk, we kunnen fotokopieën maken, die u mag hebben.’
Ze vouwen hun
kopieën op, stoppen die in hun Bijbel en vergeten de boodschap.
Maar niemand hééft die vreugde! Ze kennen nu wel het begrip vreugde, maar het léven van vreugde kennen ze niet.
Wat hebt u? Het
begrip? Of Degene die het leven is?
Sommige mensen
lijken te denken dat Petrus ons potlood en papier zal geven, als wij bij de
hemelpoort aankomen.
‘Tien vragen. Als je
er zeven goed hebt, ga je regelrecht de hemel in. Als je er tussen de vier en
zeven goed hebt, ga je naar het vagevuur. Heb je er minder dan vier goed, dan
verdwijn je direct naar de hel.
Eerste vraag. Welke
visie heb je op de doop? Is het besprenkeling, onderdompeling, moet het
gebeuren in de naam van de drie-enige God, of moet je drie keer onder water?
Kruis het goede antwoord aan.’
Wat een probleem! Je
kunt niet afkijken bij iemand naast je, want aan de ene kant staat iemand van
het Leger des Heils en aan de andere kant een katholiek. En jij bent b.v.b.
baptist. Jullie zullen dus alle drie verschillende antwoorden hebben!
Sommige mensen maken
zich erg druk om dit soort zaken en dat brengt ook binnen de kerken
verdeeldheid.
Maar het gaat niet om de juiste manier van dopen. Het gaat er uiteindelijk om of Jezus in je hart leeft. In het Koninkrijk der hemelen bestaan zulke tentamens over de leer niet. Petrus zal daar niet staan met pen en papier. Hij heeft een stethoscoop waarmee hij je hart onderzoekt!
Misschien neem je al
je dogmatische boeken wel mee, om goed voorbereid te zijn op de test.
‘Petrus, waar moet
ik tentamen doen?’
Petrus haalt zijn
stethoscoop uit zijn zak. ‘Tik, tik, tik, tik.’
‘Kom binnen.’
‘Maar hoe staat het
dan met het tentamen?’ ‘Dat zit wel snor. Je hebt het leven; dus hoor je hier.’
Verlossing betekent
dat je van de dood overgaat in het leven.
‘Wij weten, dat wij
overgegaan zijn uit de dood in het leven, omdat wij de broeders liefhebben’ (1
Joh. 3:13). Liefde is de uiting van leven. Maar als iemand niet precies gelooft
zoals jij, groeit er vaak haat in plaats van liefde.
Ik ben niet tegen theologie. Ik beklemtoon alleen dat, als het leven niet in u is, u de best denkbare theologie kunt hebben en toch verloren zijn!
Leerstellingen
hebben hun eigen plaats, maar bepaald niet de allereerste. Die plaats is alleen
voor Jezus. ‘Wie de Zoon heeft, heeft het leven.’ Niet: ‘Wie de juiste dogma’s
heeft, heeft het leven.’ Maar wie de juiste Persoon heeft!
Als wij Hem in ons hart hebben en van daaruit leven, beginnen we geestelijk te groeien. We gaan meer op Hem lijken.
Zijn leven in ons wordt steeds meer zichtbaar in de wijzewaarop we leven.
Paulus zegt dat wij veranderen naar hetzelfde beeld, van heerlijkheid
tot heerlijkheid, door de Heer die Geest is
(2 Kor. 3:18).
Als uw vreugde
wegsijpelt op het moment dat er problemen komen, moet u een vreugde krijgen die
toeneemt tot ze overstroomt, een vreugde die niet weg geroofd kan worden.
Dan zult u
geestelijk groeien, in liefde, vreugde, vrede en volharding.
Als u vandaag
gemakkelijker kunt liefhebben dan gisteren, dan betekent het dat u gegroeid
bent.
Niet dat u vandaag
per se meer van de leer begrijpt dan gisteren; dat heeft alleen maar met uw
verstand te maken.
Het oude volk Israël
was anders dan andere volken, omdat het Gods volk was. Het was een koninkrijk
van priesters, geleid door de Geest van God, door middel van profeten.
Maar het wilde zijn
zoals andere volken, die koningen hadden om hen voor te gaan in oorlogen.
Het is verdrietig,
maar de kerk is telkens opnieuw bezweken voor de verleiding om zo te worden als
andere religies.
Wat is een religie?
Een religie heeft
een stichter: Mohammed, Boeddha, Confucius, Zoroaster. Wat zo’n stichter heeft
gezegd, wordt in een boek opgeschreven. Als de stichter sterft, laat hij het
boek na. Zijn volgelingen proberen te doen wat erin staat.
De moslims hebben de
Koran. Zij ontlenen hun leerstellingen aan dat boek.
Ons christendom
heeft óók een stichter, Jezus Christus, die lang geleden is gestorven. Wat Hij
onderwees, kwam in de Bijbel te staan. Nu ontlenen wij vaak leerstellingen aan
de Bijbel op een manier alsof Hij net zo dood is als bijvoorbeeld Mohammed.
Daardoor hebben we
christenen die geloven in een vrije wil én mensen die dat niet doen.
We hebben mensen die
geloven in een duizendjarig rijk, en allerlei variaties daarop. Er zijn talloze
verschillende opvattingen, allemaal binnen dezelfde kerk. We hebben onderlinge
strijd en bekogelen elkaar met Bijbelteksten: ‘Lees dát maar eens, of dát.’
We doen vaak alsof
onze ‘stichter’ net zo dood is als de stichters van andere godsdiensten. Op
deze manier brengen wij Christus inderdaad terug tot hun niveau. Wij vinden het
erg dat de moslims Jezus gelijkstellen met Mohammed, maar wij doen precies
hetzelfde! Christus is voor ons toch vaak niet méér dan Mohammed voor de moslims?
Wij zorgen er dus voor dat Jezus ons vandaag niets te zeggen heeft.
Hij kan vandaag
niets doen. Hij is toch weg? We hebben zijn Boek en dat is het dan…
Maar, prijs
de Heer voor het Boek, omdat juist dat Boek, de Bijbel, ons zegt dat Hij leeft!
Het grote verschil
tussen ons en de aanhangers van andere godsdiensten is dat onze ‘grondlegger’
nog leeft en het hoofd van de kerk is.
Het
probleem is alleen dat we Hem niet veel laten doen. Ook al wéten we dat Hij het
hoofd van de kerk is, de realiteit is dat Hij weinig te zeggen heeft, omdat
alles geregeld wordt door onze commissies.
De
kerk/gemeente weet niet wat er moet
gebeuren wanneer de Geest Zich roert. ‘Wat is dit toch?’ vragen wij ons af. ‘We
moeten wel voorzichtig zijn, hoor.’ Er is paniek en er zijn problemen.
Er komt
verdeeldheid. Waarom? Omdat de structuren van de kerk maar al te vaak een
belemmering vormen voor de levende Christus.
Als je een
kerkdienst bijwoont, wordt er vaak gesproken over de Samaritaanse vrouw, of
Zacheüs, of de tien melaatsen, of de vervloeking van de vijgenboom, of Christus
die de storm op het meer van Galilea stilt, of de blinde Bartimeüs, of de
vermenigvuldiging van de broden en de vissen; of alweer over de Samaritaanse
vrouw en Zacheüs en de tien melaatsen; en voor de afwisseling de Samaritaanse
vrouw en Zacheüs… alsof Jezus, sinds Hij stierf, niets meer heeft gedaan!
Ik denk dat Hij Zich
soms knap verveelt als Hij naar onze preken luistert. Ze doen denken aan
begrafenissen, want op begrafenissen hebben we het ook over wat de overledene
heeft gedaan toen hij nog leefde.
Een student die in
onze kerk tot geloof gekomen was, zei eens tegen mij: ‘Broeder Ortiz, de eerste
zes maanden heb ik in de gemeente veel geleerd. Na zes maanden merkte ik dat ik
evenveel wist als alle anderen. Ik wist bijvoorbeeld alles over de wederkomst
van Jezus, de grote verdrukking, de wedergeboorte en de drie-eenheid. Vanaf dat
moment is mijn kennis op hetzelfde peil gebleven.’
Talloze mensen gaan
niet meer naar kerkdiensten, omdat ze zich daar vervelen. Niet omdat de diensten
slecht zijn, maar omdat er zo weinig verandering is. Dezelfde gezangen,
dezelfde boodschap, dezelfde liturgie.
Je moet nogal wat
kunnen verdragen om telkens weer naar dit soort samenkomsten toe te gaan. Dat
geldt ook voor God.
Veel mensen richten zich
op de activiteiten die een gemeente of een kerk ontplooit en niet op Jezus
Christus. We gaan naar een samenkomst, vervolgens naar een Bijbelstudie- avond,
en aansluitend naar een gebedsbijeenkomst.
Ons leven bestaat
zowat uit samenkomsten. Wij meten ons geestelijk welzijn zelfs af aan het
aantal samenkomsten dat we bezoeken. Iemand die alle samenkomsten bezoekt,
geldt als zeer geestelijk. ‘O, hij is een goed christen. Hij ontbreekt op geen
enkele samenkomst.’
Maar als iemand één
of twee zondagen niet komt, zeggen we: ‘Hij glijdt af.’
Ik ben niet tegen
samenkomsten, maar ik vraag me wel af wat er met ons zou gebeuren, als alle
kerken vandaag dichtgingen.
Hoe zou het met ons
christendom gesteld zijn? Nee, de kern van ons christenleven moet Christus zélf
zijn, en niet de samenkomst.
Als wij ons zo
concentreren op ideeën en begrippen, in plaats van op de levende Christus, is
het dan verwonderlijk dat we niet méér groei zien bij Gods volk?
Maar goddank, er
zijn over de hele wereld mensen die geen genoegen nemen met deze gang van
zaken. Ze zijn het moe om te proberen zoals Jezus te leven en zich voortdurend
mislukkelingen te voelen. Ze weten dat ze te weinig liefde en vreugde hebben,
en ze verlangen ernaar Hem beter te leren kennen, opdat ze levende brieven van
Christus zouden mogen worden.
We hebben een nieuwe
generatie christenen nodig, die weet dat de kerk zich richt op een Persóón die
in haar midden woont. Jezus heeft ons niet achtergelaten met een boek en de
woorden: ‘Hier heb je de Bijbel. Probeer erachter te komen wat erin staat, maar
gebruik wel je concordantie en
commentaren. Het
beste ermee!’
Nee, dat heeft Hij
niet gezegd.
‘Zie, waar twee of
drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden’ (Mat. 18:20). Hij
heeft ons niet als wezen achtergelaten. Hijzelf is in ons. ‘Ik laat je niet in
een troosteloze eenzaamheid achter. Ik zelf zal bij je komen. Ik laat niet
alleen een boek achter. Ik ben er zelf, in je hart.’
Wij moeten weten dat
we niet langer ons eigen leven leiden, maar dat Christus ons leven is. We
moeten erkennen dat Hij in ons woont, en dat onze oude mens met Hem gekruisigd
is.
Omdat Hij ons leven
is, hebben we deel aan zijn karakter.
We hoeven niet te
proberen in eigen kracht na te volgen wat de Bijbel over zijn manier van leven
zegt. We hoeven niet te vasten en te bidden voor meer van zijn liefde, vreugde
en vrede. We hoeven alleen maar te weten dat de Auteur van het boek ín ons
woont, en dat Hij ons alles is.
Als wij dat weten,
komt de groei vanzelf. Ons leven verandert, omdat er steeds meer van Christus
zichtbaar wordt.
Alleen deze
openbaring – dat Christus in ons is – kan geestelijke vrucht voortbrengen.
Wij zingen wel eens:
‘Richt uw oog slechts op Jezus.’ In dit boek gaan we ons oog richten op Hem:
Jezus, onze Verlosser, ons leven. Dat geldt voor ons persoonlijk en voor de
gemeente/kerk.
Hij moet het
kloppende hart van de gemeente zijn; van Hem moet haar leven komen.
‘Jezus, wij richten ons oog op U, opdat wij mogen weten dat wij uw leven in ons dragen en wij dat leven leiden door geloof.’
Door Juan Carlos Ortiz
Lukas 23: 40-43, het bekende verhaal van de misdadiger die naast Jezus ook aan het kruis hangt. Zoals we in de andere evangeliën kunnen lezen, deed deze misdadiger eerst ook mee om Jezus te overladen met hoon en bespotting. Totdat er iets in hem gebeurd. In zijn hart. Er is ineens een ommekeer in zijn gedrag.
Hij bestraft de andere misdadiger, "Vreest zelfs u God niet, nu u hetzelfde vonnis ondergaat? En wij toch rechtvaardig, want wij ontvangen straf overeenkomstig wat wij gedaan hebben, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan".
Door de eerste zin laat hij zien dat hij in God gelooft, maar ook vreest, zoals hij al uitroept naar de ander. En dan zegt hij tegen Jezus: "Heere, denk aan mij, als U in Uw Koninkrijk gekomen bent".
Wat een ommekeer. Hij laat hier vijf grote punten zien. 1ste, hij gelooft en vreest God, 2de hij beseft zijn zonden, 3de hij gelooft in Jezus, 4de, hij gelooft in een opstanding, en als 5de hij geloofd in Jezus Koninkrijk.
In dit korte stukje staan de fundamenten van het ware geloof. En dan het antwoord van Jezus: "Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn".
Wat toch geweldig, om zo'n antwoord te horen. Het zou mij niet verbazen dat deze misdadiger, ondanks zijn miserabele toestand aan het kruis, de gelukkigste mens is op dat moment.
Geweldige bemoediging. Ooit zal Gods Hemelse stad Jeruzalem neer dalen op de nieuwe aarde. Zo komen hemel en aarde heel dicht bij elkaar. Om bij Jezus te horen, en ooit bij Hem te zijn in eeuwigheid, is toch het paradijs.
Gods Boek de Bijbel, Zijn woorden, beloften, zegeningen, wijzen allemaal naar Jezus Christus, die de vervulling is van Gods beloften en het einddoel van ons geloof.
Wij lezen in de Bijbel over onze zonden, daarom heeft ieder mens Gods oordeel nodig. Maar...ook van herstel en Genade door Gods Zoon, Jezus Christus.
Veel wat we lezen in de Bijbel, kunnen wij niet begrijpen, alleen door Gods Heilige Geest krijgen we steeds meer inzicht in het geweldigste Boek, de Bijbel.
We gaan steeds meer zien, wat God en Jezus Christus ons duidelijk willen maken.
De woorden in de Bijbel zijn Gods eigen woorden, Zijn plan met de mensheid, en met u persoonlijk. Over de grootste Redding door Zijn Zoon Jezus Christus, Zijn sterven en opstanding voor de mensheid.
Wij hebben altijd Gods Heilige Geest nodig voor uitleg, en alles wat wij lezen.
Wij worden niet voor niets steeds weer gewaarschuwd voor dwaalleren, die overal om ons heen zijn. Veel zelfbedachte theorieën die de wereld rondgaan. Waardoor de wonderlijke woorden uit Gods Woord, totaal uitgehold worden, en van hun Kracht worden beroofd.
Laten we ons leiden door de Geest van Christus, als wij de Bijbel lezen.
Soms moeten we wachten op antwoorden op vraagstukken. Maar wees niet bang, God zelf op Zijn tijd zal het antwoord geven. Soms zijn we er nog niet klaar voor. Gods Woord, Christus Woord omvat zo veel, dat Hijzelf ons er in leid.
Houd vast aan Jezus onze Heer, Verlosser en Koning, en het zal gegeven worden. Laten we onze ogen altijd gericht houden op Hem, Jezus Christus.
Psalm 32 : 8, geweldige bemoediging, "Ik leer en onderwijs u aangaande de weg die gij gaan moet; Ik raad u; Mijn oog is op u".
Dat mogen wij ons ook eigen maken. In ons leven als ook in het Bijbellezen.
Esther
Dit is met recht een wereldoorlog omdat elke hoek en elk
aspect van ons leven er mee gemoeid is en oorlogsgebied is. De cultuur, de
overheid, justitie, ziekenhuizen, universiteiten en scholen, de zakenwereld en
de entertainment industrie, onze huizen en gezinnen, onze harten en gedachten,
alles is erbij betrokken. Eraan ontsnappen is geen optie, omdat we de wereld
niet kunnen verlaten, waar we nu eenmaal in leven. We kunnen ook ons lichaam
niet verlaten, omdat dat de woning van onze ziel is.
Sommigen hebben geprobeerd om zichzelf van de wereld te
isoleren, in een poging geestelijker te worden. Na eeuwen van felle vervolging,
waarin het Romeinse rijk het christelijk geloof probeerde uit te delgen, gaf
het zich uiteindelijk gewonnen aan het christendom. Veel christenen wisten niet
goed om te gaan met de nieuw verworven vrijheid van godsdienst en probeerden
geestelijke martelaren te worden. Zij isoleerden zichzelf van de wereld en
leefden als kluizenaars.
Simeon was één van de eerste asceten. Hij leefde in de
vierde eeuw. Hij koos ervoor het leven van een herder te leven, in een poging
om een waarachtige geestelijke status te bereiken. Maar het herdersleven vond
hij niet geïsoleerd genoeg en hij besloot als een kluizenaar te gaan leven.
Daarvoor trok hij zich terug in een klooster. Negen jaar lang zette hij geen
voet buiten zijn kamer. Maar nog was hij niet tevreden over de mate van
teruggetrokkenheid en de door hem bereikte geestelijke staat. Hij besloot de
woestijn in te trekken, waar hij een paal neerzette van zo’n 2,5 meter hoogte
om daarop te leven. Maar ook dit bood hem onvoldoende afstand van het kwaad uit
de wereld, dus maakte hij de paal circa 18 meter hoog. Dertig jaar lang leefde
Simeon boven op deze paal, in de hoop dat het zijn ziel goed zou doen.
De apostel Paulus waarschuwde dat dergelijke dingen een
schijn van geestelijkheid hebben, maar in feite waardeloos zijn. Hij
veroordeelde deze “valse nederigheid” en “eigendunkelijke godsdienst”, “met
zijn nederigheid en zijn kastijding van het lichaam”, de houding van “raak
niet, smaak niet, roer niet aan”, als: “zonder enige waarde en slechts dienende
tot bevrediging van het vlees” (Kolossenzen 2:16-23).
Een probleem van
het hart
Onze Heer leert dat onreinheid niet komt door dingen van
buiten, maar vanuit ons eigen hart: “Want uit het hart komen boze
overleggingen, moord, echtbreuk, hoererij, diefstal, leugenachtige
getuigenissen, godslasteringen. Dat zijn de dingen, die een mens onrein
maken,...” (Matthéüs 15:19). Geen spelonk is afgelegen genoeg, geen paal is
hoog genoeg om te ontsnappen aan de wereld. Het probleem ligt namelijk in elk
menselijk hart. Waar we ook heen gaan, we nemen onze problemen met ons mee. In
feite zijn we zelf onze ergste vijand.
In Romeinen 12:2 staat dat wij niet “gelijkvormig aan
deze wereld moeten worden”. Wereldgelijkvormigheid is elke activiteit zonder
God of die tegen God in gaat. Het is het gebruik (of misbruik) van Gods
prachtige schepping of schepselen voor de bevrediging van de zondige,
egoïstische, gevallen natuur van de mens.
Wereldgelijkvormigheid is de onwil om Gods heerlijkheid
te weerspiegelen, waarvoor we uiteindelijk geschapen zijn.
Wereldgelijkvormigheid maakt het onmogelijk om de zaken vanuit Gods perspectief
te zien. Wereldgelijkvormigheid wil slechts de mens behagen, niet God.
Wereldgelijkvormigheid gaat veel verder dan opzichtige make-up of het obsessief
volgen van de laatste modegrillen van de wereld. Het zijn “de lusten van het
vlees, de lusten van de ogen en een hoogmoedig leven”, het najagen van
gezondheid, rijkdom en geld, roem en comfort, genoegens van het leven en
bezittingen.
Misleiding
In deze strijd tegen wereldgelijkvormigheid moeten we
weten wie de vijand is, hoe deze eruit ziet en waar deze zit.
Wereldgelijkvormigheid kan heel misleidend zijn. Wanneer de wereld zijn ware
natuur laat zien van slavernij, corruptie, perversiteit en misdaad, hebben de
meesten de vijand wel in de gaten. Maar als de vijand verborgen is, zien velen
het gevaar niet, zoals een visser een aantrekkelijk aas gebruikt om de haak in
te verbergen. De wereld belooft ware liefde en veroorzaakt gebroken harten,
gebroken gezinnen en gebroken gezondheid. Socialistische politici beloven de
hemel en veroorzaken hel op aarde. Gokken belooft een fortuin, maar veroorzaakt
een absoluut bankroet. Drugs en alcohol beloven heerlijke gevoelens, maar
veroorzaken verslaving en een miserabel leven.
Wereldgelijkvormigheid heeft meer achting voor het
lichaam dan voor de ziel. Materiële, uiterlijke zaken zijn belangrijker dan de
geestelijke. Wereldgelijkvormigheid moedigt ons aan om in de beste en duurste
kleding gekleed te gaan, de duurste auto’s te rijden, van de nieuwste
technologieën gebruik te maken, de knapste vriend of vriendin te hebben.
Meisjes moeten de modernste outfit hebben en hun haar volgens de nieuwste trend
geknipt en gekapt hebben. Jongens moeten vooral hun lichamen getraind hebben,
veel geld en dure IPhones hebben, ten koste van hun zielen.
Een christen die wereldgelijkvormig is heeft te veel van
Christus om werkelijk van de wereld te kunnen genieten en te veel van de wereld
om zich werkelijk in Christus te kunnen verheugen. We zijn wereldgelijkvormig
als we denken en spreken zoals de wereld, ons kleden, ons gedragen en eruit
zien zoals de wereld.
Leven in het licht
van de eeuwigheid
We moeten meer waarde hechten aan onze zielen dan aan
onze lichamen en de eeuwigheid boven het hier en nu plaatsen. We moeten leren
om God te vrezen, Die ons zal bevrijden van mensenvrees, die ons lam legt. We
moeten leven ter eer van God en voor Zijn goedkeuring en niet de goedkeuring
van mensen zoeken. We moeten meer bezig zijn met het verzamelen van schatten in
de hemel dan het verzamelen van schatten op aarde. We moeten leven in het licht
van de eeuwigheid: “Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en
dit alles zal u bovendien geschonken worden” (Matthëüs 6:33 ).
Materiële dingen zijn op zich niet zondig. Alle dingen
die door God geschapen zijn, zijn goed, zolang we ze met dankbaarheid ontvangen
en gebruiken zoals God het voor ons heeft bedoeld en het in de Bijbel
beschreven staat. Maar onze zondige natuur is geneigd tot het kwade en we zijn
in staat zelfs goede dingen tot onze eigen schade te gebruiken. Voedsel is een
gave van God, maar vraatzucht is een zonde. Wereldgelijkvormigheid kan bijna
alles in het leven verdraaien. We moeten leren om alles te doen tot eer van God.
Geen enkel aspect uit ons leven kan buiten de heerschappij van de Here Jezus.
Onze bezittingen, relaties, familie, opleiding, sport en vrije tijd moeten
onder de heerschappij van de Here Jezus worden gebracht.
In onze dagelijkse beslissingen moeten wij de goede
strijd van het geloof strijden. We kunnen het niet opgeven. De oorlog tegen
wereldgelijkvormigheid is niet slechts een strijd tegen uiterlijke dingen.
Wereldgelijkvormigheid is een geestelijke ziekte van het hart die bevochten
moet worden door het geloof. We hebben hiervoor een nieuw hart nodig en de
kracht van de Heilige Geest die elk aspect van ons leven moet doordringen.
“Want wat zou het een mens baten, als hij de gehele wereld won, maar schade
leed aan zijn ziel? Of wat zal een mens geven in ruil voor zijn leven?”
(Matthéüs 16:26).
De wereld zegt dat we onszelf kunnen rechtvaardigen: “Ik
ben een goed mens! Het is niet mijn fout!” De Bijbel moedigt ons aan om onze
zonden te belijden. De wereld zegt dat we onze zonden moeten bedekken. De Bijbel
zegt: “Zondig niet meer”. De wereld zegt: “Neem wraak!” De Bijbel leert: Doe
restitutie – breng terug, repareer en betaal.
De wereld zegt: “Maak plezier!” Het Woord zegt: “Bekeer
je!” De wereld zegt: “Kom op voor jezelf!” Het Woord zegt: “Verneder jezelf
onder de machtige hand Gods. God biedt weerstand aan de hoogmoedigen, maar Hij
geeft genade aan de nederigen van hart.’’
We hebben een keuze: zoek de goedkeuring, het applaus van
de wereld, of zoek de goedkeuring van God alleen. Doe wat populair is of doe
wat goed is. Zoek je eigen voordeel of zoek het voordeel van anderen. Wees
politiek correct of wees een getuige voor de Waarheid. Neem de brede weg of
neem de smalle weg. Accepteer de mening van de meerderheid of accepteer Gods
Woord. Laat je meedrijven met de grote stroom of neem stelling. Elke beslissing
die we nemen maakt ons meer een inwoner van de hel of de hemel. Leef in het
licht van de eeuwigheid en je zult de strijd winnen tegen
wereldgelijkvormigheid.
“Dit heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt.
In de wereld lijdt gij verdrukking, maar houdt goede moed, Ik heb de wereld
overwonnen.” (Johannes 16:33)
Dr. Peter Hammond
Bron: www.cftnederland.nl
DEEL 2,
Vervolg. Hoe verloren zijn de tien stammen?
door David Baron
De algemene
situatie in de tijd van Christus
Al sinds het gedeeltelijk herstel in de dagen van
Cyrus en zijn opvolgers, zo’n zes eeuwen voor Christus, stonden de nakomelingen
van Abraham niet meer bekend als afzonderlijke stammen, maar als één volk. Dat
neemt niet weg dat de stammen- en geslachtsregisters, met name van de inwoners
van het land tot aan de verwoesting van de tweede Tempel, grotendeels bewaard
waren gebleven.
De overgrote meerderheid bevond zich echter nog in de diaspora, waar zij
talrijke gemeenschappen vormden. Maar waar ze ook verstrooid waren en tot welke
stam ze ook behoorden, Jeruzalem was en bleef voor hen het nationale centrum.
Met uitzondering van diegenen die geassimileerd waren, ervoer de rest van de
verstrooiden zich één met hun broeders in het Heilige Land. Ze kwamen immers uit
hetzelfde nest, hadden hetzelfde fundament, koesterden dezelfde herinneringen
en zagen uit naar dezelfde toekomst. Tijdens de Opgangsfeesten (Pesach,
Pinksteren en het Loofhuttenfeest, red.) maakten velen van hen een
pelgrimstocht naar Jeruzalem. Zo kon Philo aan de Romeinse Keizer Caligula
meedelen dat ‘Jeruzalem niet alleen als hoofdstad van Judea beschouwd moest
worden, maar als het centrum van een natie, verspreid over oneindig veel
plaatsen, die hem bekwame versterking kon leveren voor zijn verdediging’. Onder
de gebieden waar Joden verbleven, rekende hij de eilanden Cyprus en Kandia,
Egypte, Macedonië en Bythinië, alsmede het rijk van de Perzen en de steden in
het Oosten, met uitzondering van Babylon, van waaruit ze toen deels verdreven
waren. Zo wordt bijvoorbeeld in Handelingen 2 meegedeeld dat op de Pinksterdag
(en ongetwijfeld ook op het voorafgaande Paasfeest toen de kruisiging
plaatsvond), vertegenwoordigers uit de diaspora in Jeruzalem aanwezig waren.
Lukas, de auteur van het boek Handelingen, schrijft: “Parthen, Meden,
Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Capadocië, Pontus en Asia,
Phrygië en Pamphylië, Egypte en de streken van Lybië bij Cyrene, en hier
verblijvende Romeinen, zowel Joden als Jodengenoten, Cretenzen en Arabieren,
wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken” (Hand.
2:9-11).
In het bonte gezelschap van deze kosmopolitische Joden, bevonden zich
vertegenwoordigers van Israëlitische nederzettingen in gebieden waar naartoe ze
zeven eeuwen tevoren door de Assyriërs en Babyloniërs waren weggevoerd. Toch
worden zij allen Joden genoemd en beschouwden zij Jeruzalem als hun
nationale hoofdstad.
Jood en
Israëliet
De namen ‘Jood’ en ‘Israëliet’ zijn dan ook synoniem
sinds de tijd van de ballingschap. Het is on-Bijbels te veronderstellen dat de
aanduiding ‘Jood’ alleen op een biologische afstammeling van Juda betrekking
heeft. Met ‘Jood’ werd iedere nakomeling van Jacob aangeduid die zichzelf
rekende (of gerekend werd) tot het theocratisch Koninkrijk van Juda. Althans,
zij verwachtten de vestiging daarvan door de beloofde ‘Zoon van David’, de
Leeuw uit de stam van Juda. Zijn heerschappij zou zich uitstrekken over ‘alle
stammen des lands’ en ‘van zee tot zee en van de rivier tot het einde der
aarde’ (Zach. 9:10).
Doordat de tien stammen niet langer politiek onafhankelijk waren, werd ‘Jood’
de gebruikelijke naam voor alle Israëlieten die hun identiteit wilden bewaren.
Een identiteit die nauw verbonden was met het koninkrijk van Juda en het huis
van David. De bewering dat leden van de tien stammen nooit Joden genoemd werden
en dat Joden geen Israëlieten zijn, is onjuist. In onze vorige aflevering zagen
we reeds dat niet alleen de ballingen van het zuidelijke koninkrijk van Juda
uit Babel terugkeerden en de naam ‘Joden’ droegen. In het boek Ezra wordt het
overblijfsel slechts acht keer aangeduid als ‘Joden’ en niet minder dan veertig
keer als ‘Israël’. In het boek Nehemia worden ze 11 keer ‘Joden’ genoemd en 22
keer ‘Israël’. In het boek Esther, waar we de periode beschreven vinden die
volgt op die van het gedeeltelijke herstel onder Zerubbabel en Jozua, worden
degenen die in 127 provincies van het Perzische Rijk (inclusief de gebieden van
het oude Assyrië) achterbleven, 45 keer ‘Joden’ genoemd en niet één keer
‘Israël’.
In het Nieuwe Testament wordt hetzelfde volk 174 keer
als ‘Joden’ aangeduid en niet minder dan 75 keer met ‘Israël’.
Aanhangers van bijvoorbeeld de Brits-Israël beweging beweren dat alleen
afstammelingen van de stam Juda Joden zijn. Paulus daarentegen noemt zichzelf
de ene keer ‘een Jood’ en de andere keer ‘een Israëliet’ (Hand. 21:39; Rom.
11:1; 2 Cor. 11:22; Fil.3:5).
Onze Heere was uit het geslacht van David en wat het vlees betreft uit de stam
Juda, ‘een Jood’. Toch staat er dat uit hen (Israëlieten) de Christus is, “Die
is boven alles, God, te prijzen tot in eeuwigheid!” (Rom. 9:4, 5). Zo was de
gelovige Anna een Jodin in Jeruzalem, maar tegelijk ‘uit de stam Aser’, die
behoorde tot het noordelijke tienstammenrijk (Luk. 2:36).
************************************
De dwaling is groot, vooral als men een geschiedenis van het volk Israël, die al ver achter ons ligt, willen verplaatsen naar de toekomst.
Es.
Er stond laatst een bijzondere advertentie in een
huis-aan-huis krant:
Hengelsport-vereniging “ SP ”
(Simon Petrus)
Met beschikking over rijke viswateren,
zoekt dringend
NIEUWE LEDEN.
Wij vergaderen regelmatig!
Vaste agendapunten daarbij zijn:
.…Visie op het vis
…. Overvloed aan vis
.…De uitdaging van het vangen van het vis!
Toen de vereniging eens voltallig bijeen was, suggereerde
één der leden, dat er een echt VISBELEID nodig was. Men stelde daarom, zeer
zorgvuldig, een voorlopig visvang-definitie op en later volgde er uiteraard nog
eens een definitieve definitie.
Ook werd er, even zorgvuldig, een doelstelling
geformuleerd.
Werkwijze en vis-strategie werden ontwikkeld en grondig
bestudeerd. Kortom, het was op de vergaderingen een drukte van belang.
Later besefte men wel erg éénzijdig bezig te zijn met de
hele materie. Het vissen was namelijk alleen maar benaderd vanuit het
gezichtpunt van de visser en niet vanuit dat van de vis…
Hoe kijkt een vis tegen de wereld van de vissers aan?
Hoe komt de visser over op de vissen?
Wat eten vissen-en wanneer eten ze het liefst?
Dát zijn allemaal
belangrijke en interessante vragen…
Dus begon men dat alles eens heel grondig te onderzoeken!
Men woonde conferenties bij over het vissen. Sommigen
reisden naar veraf gelegen plaatsen om de verschillende soorten vis en andere
vis-methodes aan een grondige studie te onderwerpen. Enkele actieve leden
haalden zelf een “graad” in de viskunde…
Maar, al met al was er niemand, die viste….
Er werd nu een commissie gevormd om vissers uit te
zenden!
Maar, omdat er natuurlijk veel meer visplaatsen waren dan
vissers, moest die commissie eerst de prioriteiten vaststellen.
Een voorkeurslijst van visplaatsen werd op de
publicatieborden van de vereniging gehangen.
Maar…. nog steeds
viste er niemand!
Er werd toen een enquête gehouden, om eens “uit te
vissen” hoe het kwam, dat er niemand viste.
Maar, zoals gebruikelijk, vulde de meeste leden de
vragenlijst niet in. Dat gebrek aan “mee-denken” veroorzaakte, zeer
begrijpelijk, behoorlijk wat verontrusting bij het bestuur.
Toch, van de mensen die wel op de enquête reageerden,
voelden sommige zich geroepen om de totale materie van “het vissen” nu eens
grondiger te gaan bestuderen.
Anderen gingen zich vervolgens toeleggen op het leveren
van de benodigde visuitrusting.
Een aantal andere leden wilde wel actief zijn om de
vissers te bemoedigen!
Door het grote aantal vergaderingen, conferenties en
studiedagen over al deze onderwerpen had echter niemand tijd om te vissen….
Jaap (what ’s in a name?) was aangetrokken door die
advertentie en werd lid van de Hengelsport-Vereniging “SP”
Na een inspirerende vereniging-avond begon hij
onmiddellijk te vissen! Hij probeerde het één en ander eens uit, kreeg de smaak
te pakken en ving een paar prachtige exemplaren.
Op de eerstvolgende vergadering vertelde Jaap het verhaal
van die mooie vangst. Hij werd uitbundig geprezen om het behaalde resultaat!
Er werd gelijk ook maar afgesproken, dat hij enkele
voordrachten zou houden over “hoe” hij het had gedaan…
Maar, door al die spreekbeurten, en natuurlijk (want dat
kon niet uitblijven) zijn verkiezing in het bestuur van de vereniging had Jaap
geen tijd meer om te vissen.
Al gauw voelde hij zich onrustig en onvoldaan.
’t Was allemaal wel aardig en interessant, maar hij wilde
zo graag die ruk aan zijn vislijn weer eens voelen.
Dus annuleerde Jaap al zijn spreekbeurten, trad af als
bestuurslid en zei tegen een vriend “Ga je mee vissen…?”
Dat deden ze.
Gewoon met z ’n tweeën. En ze vingen de éne vis na de
andere. Er waren genoeg vissen te vangen en maar heel weinig vissers.
En ik? Dat, lieve mensen, is een klemmende vraag….
Ik heb mij óók heel vaak door allerlei goede en zelfs
noodzakelijke dingen laten afhouden van WIE ik MOET zijn en WAT ik WIL zijn:
Een “Visser van mensen”
Een bevriend predikant zei eens tegen mij: Wij zijn zo
druk bezig met al het “Kerkenwerk” dat we geen tijd meer hebben voor het “Werk
van de Kerk!”
Voor het “vissen van mensen” is natuurlijk iets meer
nodig dan ingooien, beet hebben en binnenhalen…
Vissen van mensen betekent: bidden-getuigen-Barmhartige
Samaritaan zijn-opnieuw leren luisteren naar mensen, maar bovenal naar God.
Het betekent ook: jezelf wegcijferen, samen de Bijbel
bestuderen, de “mens”geworden Christus weer laten zien en uiteindelijk vragen
om heel bewust en persoonlijk een keus te maken voor die Levende Heiland!
Ik wens u allen een GOEDE VANGST!
Ds. D. Bouwman
Er zijn van die
dingen in het leven die indruk blijven maken, hoe vaak je er ook naar kijkt.
Als ik bijvoorbeeld zo nu en dan 's nachts mijn blik weer naar boven richt en
in verwondering die donkere peilloze diepte inkijk die wij “het heelal” plegen
te noemen blijft het me verbazen dat, ondanks de vele lichtbronnen die zich in
het, ons bekende, heelal bevinden die peilloze diepte grotendeels een inktzwart
niets is. Wat we wel zien zijn de vele lichtbronnen die licht uitstralen en de
hemellichamen die dat licht reflecteren. Daartussen bevindt zich slechts
duisternis. Deze zelfde natuurwet kunnen we ook in werking zien wanneer we een
film bekijken die door een projector op een scherm wordt geprojecteerd. Het
licht dat de projectorlamp uitstraalt zien we alleen in de projectorlamp achter
ons en op het scherm voor ons. Wat daartussen soms wel te zien is, is het stof
dat in de lucht zweeft en daardoor het projectorlicht weerkaatst. In dit geval
wordt het licht onbedoeld gereflecteerd door het stof. Zou de projectieruimte
echter volkomen stofvrij (of luchtledig) zijn dan is de lichtstraal tussen
projectorlamp en scherm slechts duisternis en vindt er in de ruimte tussen lamp
en scherm geen terugkaatsing plaats. Het uitgestraalde licht is dan tussen de
lichtbron en het lichtontvangende voorwerp niet zichtbaar, ook al is het er wel
degelijk.
Licht heeft als eigenschap dat het zich in het luchtledige rechtlijnig
voortbeweegt en nooit uit zichzelf van richting zal veranderen. En dus ook
nooit terug zal keren naar de lichtbron. Alleen wanneer het uitgestraalde licht
een voorwerp (bijv. een hemellichaam) op zijn weg vindt zal het licht worden
gereflecteerd. Zolang het licht niets op zijn weg vindt en er dus ook niets
wordt verlicht én er als gevolg daarvan geen reflectie plaatsvindt is het
resultaat slechts duisternis.
Deze natuurwet
overpeinzende zag ik opeens de overeenkomst met de geestelijke werkelijkheid.
In de geestelijke wereld is er slechts één lichtbron en dat is God en daarmee
doel ik op zowel de Vader als op de Zoon die de Vader vertegenwoordigt. Jezus
liet ons over Zichzelf namelijk weten in Joh. 8:12: “Ik
ben het licht der wereld; wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis
wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben”. De apostel Johannes
schreef over Jezus in Joh. 1:9: “Het waarachtige licht, dat
ieder mens verlicht, was komende in de wereld”, terwijl ver daarvoor de
profeet Jesaja al over de komst van de Messias profeteerde: “Het volk dat in
donkerheid wandelt, ziet een groot licht; over hen die wonen in een land
van diepe duisternis, straalt een licht” (Jesaja 9:2).
Wie niet meer in de
geestelijke duisternis wandelt wordt verlicht door het Licht der wereld. Het
licht dat van God uitgaat is Zijn liefde en die liefde bestraalt ons. De
overeenkomst met het natuurlijke licht is nu dat Gods licht, Zijn liefde, nooit
naar Hem terugkeert. In 1 Cor. 13:5 schreef Paulus over
de liefde namelijk: “....zij zoekt zichzelf niet.....” Gods liefde (die
zichzelf niet zoekt) is altijd op de ander gericht. Zij gaat van God uit en
keert nooit terug. Tenzij.... Zijn liefde een mens op zijn weg vindt en
vervolgens wordt teruggekaatst naar de hemelse Lichtbron: God zelf. Liefde die
niet terugkeert omdat ze niet wordt teruggekaatst is verspilde liefde die voorgoed
in het eindeloze niets verdwijnt. Omdat dit beslist niet is wat God wil zien
gebeuren schiep Hij ons. Johannes schreef hier al over met de woorden: “het
waarachtige licht, dat ieder mens verlicht”. Wat God van de mens
verwacht is (samengevat) dan ook niets anders dan dat de mens Zijn liefde
reflecteert en dus terugkaatst naar de Schepper. Er zijn veel mensen die dat
zeer bewust niet doen. Die mensen blijven daarom onzichtbaar voor God
want waar Zijn liefde niet teruggekaatst wordt ziet Hij slechts een
(geestelijke) inktzwarte duisternis. Een zelfde inktzwarte duisternis zoals we
die in het eindeloze heelal op die plaatsen aantreffen waar al het aanwezige
licht voorgoed in de eindeloze verte verdwijnt en nooit terugkeert. Natuurlijk
zijn het bestaan en de daden van deze in duisternis levende mensen niet voor
God verborgen want Hij is als hemelse Rechter van alles op de hoogte. Toch zijn
ze voor God “onzichtbaar” omdat Hij niets van Zichzelf in hen terugvindt.
Onder deze in de
duisternis levende mensen zijn er zelfs die als verdediging voor hun
goddeloosheid menen te kunnen aanvoeren wat Jezus verwoordde in Matth. 7:22-23: “Velen(!!) zullen te dien dage tot Mij
zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze
geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun
openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers
der wetteloosheid”. Jezus antwoordt hen hier zelfs dat Hij hen nooit heeft
gekend. Waarom? Omdat ze onzichtbaar voor Hem zijn gebleven doordat Zijn liefde
(die ieder mens verlicht) nooit door hen teruggekaatst werd. Anders gezegd:
Zijn liefde werd door deze huichelaars nooit beantwoord.
Binnen het
christendom bevinden zich nogal wat van dergelijke toneelspelers, die in de
ogen van veel mensen doorgaan voor “mannen Gods”. Hun zorgvuldig opgebouwde
reputatie kunnen ze overeind houden omdat massa's (met geestelijke blindheid
geslagen) kinderen Gods domweg niet in staat zijn om hun huichelachtigheid
vanuit de bijbel aan te tonen. De realiteit is echter dat voor deze, aan het
evangelie ongehoorzame, schijnapostelen geldt wat Jezus over hen zei in Joh. 3:19: “Dit is het oordeel, dat het licht in de wereld
gekomen is en de mensen de duisternis liever gehad hebben dan het licht,
want hun werken waren boos”. Konden deze dienaren van de duisternis tijdens hun
leven nog hun schijnheiligheid overeind houden, zodra ze tegenover de hemelse
Rechter komen te staan wordt dat een compleet ander verhaal. Dat lazen we al in
Matth. 7:22-23.
Deze wolven in schapenvacht hebben dan ook absoluut niet in Jezus' Naam
gehandeld maar in naam van hun opdrachtgever: de satan. Het resultaat van hun
vergeefse uitvluchten bracht Jezus onder woorden in Matth.
8:11-12: “Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west en zullen
aanliggen met Abraham en Isaäk en Jacob in het Koninkrijk der hemelen; maar
de kinderen van het Koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste
duisternis; daar zal het geween zijn en het tandengeknars”. Vanuit de
duisternis waar ze (door hun ongehoorzaamheid aan het evangelie) al in leefden
zullen ze in de buitenste duisternis terechtkomen en dat zal hun eeuwige
bestemming zijn. Een bestemming van waaruit geen terugkeer mogelijk is. Want
wie het licht van God, Zijn liefde, niet laat terugkeren naar de Schepper en dus Zijn liefde niet beantwoordt
zal uiteindelijk zelf nooit meer terugkeren uit de duisternis die hij/zij heeft
liefgehad, met alle ellendige gevolgen van dien.
Kent u ’t wonder van het leven
dat in een kastanje zit?
Alles is er in aanwezig,
in die éne bruine pit;
Wortels, bladeren, takken,
en een hele dikke stam.
Ja, dat is niet te bevatten,
’t is compleet een cryptogram.
’t Zal alleen nog jaren duren,
voordat er en boom ontstaat.
Die naast bladeren, takken en een dikke stam,
ook weer vruchten geven gaat.
Ja, zo is het christen leven,
ook daar zit een ’zaadje’ in
evenals bij die kastanje,
is dit slechts een begin.
‘t Zaad der ’liefde’ is aanwezig,
Als u Jezus hebt aanvaard.
Maar dat nietig beginsel,
moet nog groeien uiteraard.
Laat de Heer in u regeren,
opdat niet het zaad verdort…
’t Doel van ieder christenleven
is dat Hij verheerlijkt wordt!
Annie de Neef- Top