Waarschijnlijk weten we allemaal wel, dat destijds op die
gedenkwaardige Pinksterdag in Jeruzalem de Heilige Geest werd uitgestort. De
kerk ontstaat dan, zou je kunnen zeggen.
Er heerst een enorm enthousiasme! Duizenden(!) komen tot
diep persoonlijk geloof, laten zich daarom dopen en worden ook vervuld met de
Heilige Geest!
En dan begint de zegentocht van het Evangelie over de
wereld.
Wonderen en tekenen volgen de verkondiging van de Blijde
Boodschap Oók strijd is er en tegenstand, maar tóch, niet te stuiten is de
stroom van levend water over een wereld, die dorst naar werkelijke vrede. Wij
kunnen daarover lezen in het boek Handelingen, dat een enthousiast verslag
geeft van die eerste periode, toen. Ik vraag mij wel eens af, wanneer ik de
handelingen van de kerk nú lees, zowel de berichten van de hoogste organen,
maar ook die van vele gemeenten, waar dat geweldige enthousiasme gebleven is:
die blijde verwondering over de grote daden Gods; dat getuigen van de levende
Heer, dat verlangen naar een machtige opwekking, ook in onze dagen. Werkt de
Heilige Geest dan niet meer in deze tijd?
Dát kán ik niet geloven:
Wanneer ik naast al die kerkelijke berichten ook eens een
blad lees, waarin verslagen staan van bijvoorbeeld het zendingsveld, dan treft
mij toch wel het grote verschil: Dáár vind ik een sfeer van grote blijdschap en
opgewektheid; de toekomst is doorzichtig, want wij hebben een lévende Heer, die
ons heel persoonlijk kent en óók wil helpen. Ik lees er over genezing en
bevrijding uit de macht van het kwade, van bekering en vervulling met de
Heilige Geest. Het is alsof het boek Handelingen niet geëindigd is bij hoofdstuk
28 …….
Nu kunnen wij daar als moderne christenen wel een beetje
over glimlachen, want is dat niet té eenvoudig, té kinderlijk geloof van
waaruit deze mensen leven?
Ik vraag mij af of wij ons daar zo makkelijk van af mogen
maken. Zij getuigen van de grote dingen, die God in hun leven heeft gedaan! En
kijk, het goede nieuws, dat wij de moeite van het vermelden waard vinden,
bestaat vaak alleen maar uit een berichtje over de opbrengst van de collecten,
een bijzondere dienst, die we meemaakten en wat dies meer zij. Zou er in ónze
gemeente, bij ónze omgang met dezelfde God niets voorvallen, dat méér Zijn
liefde kan illustreren?
En zou zoiets dan niet zéker verteld moeten worden?
Als onze lippen eens een werkelijke loflied zou weerklinken
over de grote daden Gods in ons leven, zou dat niet méér inslaan en schokkender
zijn dan welk ander nieuws dan ook?
En vooral, zou het niet eerlijker zijn tegenover God?
Of …. Gebeurt er nooit iets..?
Doet God geen wonderen meer in deze sceptische wereld?
Ik vergeet nooit weer het verhaal van een predikant, die pas
bij zijn afscheidsdienst durfde getuigen van genezing, die hij als jonge man
persoonlijk mocht ervaren. Eerder had hij er niet over durven praten, omdat hij
bang was voor weerstanden in de gemeente. Hij beleed dat toen als schuld. En térecht
naar mijn mening, want ik geloof, dat een éérder getuigenis veel mensen zou
hebben bemoedigd en dat het de gemeente tot grote zegen zou zijn geweest!
Ik zou daarom voor willen pleiten, dat wij niet alleen in
ons leven grote dingen van de levende God gaan verwachte, maar daar ook van
durven getuigen, heel openlijk, wanneer wij ze meemaken, opdat duidelijk zal
worden, dat óók in déze tijd Gods Heilige Geest nog krachtig werkt en dat
Pinksteren nog steeds een realiteit is.
Ds. E. Beekman
Gedachten over de
hemel
Er is veel in mijn christelijke geloof dat ik niet volledig
begrijp. Maar toch begrijp ik genoeg om mij een liefdevol mens te maken, een
mens vol vertrouwen en rust. Wat voor mij nog een raadsel blijft, is het
menselijk lijden. Maar ook hier heb ik de genade ontvangen om mijn vragen in
Gods handen te leggen. Heeft God zelf tenslotte niet intens geleden? Wie had er
in de tijd van Jezus verwacht dat Hij op zo’n wrede manier aan het houten kruis
zou eindigen, maar dat Hij juist daardoor de deur naar God en de hemel voor ons
opende? Wie kon toen weten, op het moment dat Hij vlak voor Zijn dood naar Zijn
Vader uitschreeuwde, dat Zijn wanhoop de voorloper was van onze eeuwige
redding? -Christina Rosetti
***
Als je je soms eenzaam voelt, denk dan eens aan al die
vrienden die je nog gaat krijgen in de eeuwigheid. Denk aan die hemelse
dimensie die gaat komen na onze aardse leerschool. Daar waar je met Jezus en
Zijn ontelbare kinderen zult leven in het licht, met een nieuw en
onverwoestbaar lichaam. Denk eens aan al die mensen die je daar zult ontmoeten!
Kun je je de vreugde voorstellen van een vriendschap die nooit zal verkillen?
De blijdschap die de diepe gemeenschap met anderen, die we vandaag nog niet
eens ontmoet hebben, met zich meebrengt? Kunnen we die korte tijd waarin we
hier op aarde met eenzaamheid geconfronteerd worden niet verdragen, in de
wetenschap dat God ons aan het voorbereiden is op de eeuwigheid? Richt je tot
God. Hij kent je hart. Zoek Zijn aangezicht op momenten van diepe eenzaamheid
en vind troost en gemeenschap in de aanwezigheid van de Vader, zoals ook Jezus
zelf daar Zijn kracht vond in het uur van Zijn nood. -Henry van Dyke.
***
De sterren die uit lijken te doven als de eerste
morgenstralen het landschap verlichten, sterven toch niet af in het duister van
de nacht omdat wij ze niet meer zien? Nu straalt hun licht elders en op iemand
anders. Er zitten twee kanten aan het sterven; de aardse kant en dan is er de
hemelse kant. Hier op aarde zullen de gesloten lippen nooit meer spreken, maar
daar, in de hemel, breken diezelfde lippen uit in een lied dat nooit meer zal
ophouden. Hier op aarde zullen de zachte voeten niet langer rondlopen, maar
daar, in de hemel zullen diezelfde voeten de eeuwigheid doorkruisen.
Hier wringen we onze handen en staan de tranen in onze ogen
terwijl wij het verlies proberen te verwerken als een geliefde is heengegaan.
In de hemel is er gejuich en geklap. Geliefden zijn weer verenigd. De aardse
kant is maar zo’n klein deel van het leven. Probeer alles te zien in het
grotere en geestelijke perspectief. Vergeet nooit de hemelse kant.
***
Barmhartig is de God die in elke omstandigheid troost. (2
Korinthe 1:3 Het Boek) De God die ons in elke omstandigheid troost? Wat een
prachtige uitspraak. Wat een belofte! ‘In elke omstandigheid’ betekent echt ‘in
elke omstandigheid’. Er zijn geen uitzonderingen. Maar als wij die troost
willen moeten we besluiten om Gods woord ook daadwerkelijk te geloven. Wij
moeten er voor kiezen om de woorden van angst en twijfel die ons worden
toegefluisterd te verwerpen.‘Mijn gezicht zo onbewogen als een rots.’ (Jesaja
50:7) Je weigert je over te geven aan twijfel en ontmoediging. God heeft het
gezegd. Het is waar. Mijn geloof rust in het woord van een God die niet liegt
en mij het eeuwige leven geschonken heeft. -Hannah Withall Smith
***
Dr. J. R. Miller beschrijft een ontmoeting die hij had met
een ouderpaar toen hij met hen aan het bed van hun doodzieke zoontje zat. “Ik
praatte met hen over Gods liefde en Zijn wil voor ons en voordat ik voor hen
wilde bidden vroeg ik hen: ‘Wat wilt u dat ik God vraag om voor jullie te
doen?’ Het was even stil en toen sprak de vader diep geëmotioneerd: ‘Dat durf
ik niet te zeggen. Ik wil het liever in Gods handen leggen. Alleen God weet
waarlijk wat het beste is voor mijn zoontje en voor ons. Misschien is het beter
dat ons kind de winter van dit aardse bestaan nog niet verlaat, maar misschien
ook roept God hem naar de eeuwige hemelse lente en geeft Hij hem de kroon
zonder het lijden. Wij hebben alles gedaan in ons aardse vermogen. Nu is het woord
aan God zelf. Vraag aan God voor ons of wij Hem mogen vertrouwen in Zijn grote
wijsheid en Hij ons daar de kracht voor mag geven.
***
“Hoop? Waarop moet ik hopen?” sprak de ontredderde vrouw
verslagen. Haar man was recentelijk overleden en haar pijn was ondraaglijk.
Waar was de hoop? In de Schrift staat geschreven: “Want als wij geloven dat
Jezus gestorven en opgestaan is, zal ook God op dezelfde wijze hen die in Jezus
ontslapen zijn, terugbrengen met Hem.” (1 Tessalonicenzen 4:14) De gezichten
waar wij zo naar verlangen zullen ons weer toelachen. De stemmen van hen die
ons zo dierbaar zijn zullen weer als muziek in onze oren klinken. Onze
geliefden van weleer zullen weer bij ons zijn in ons hemels verblijf. Daar ligt
de hoop en het vertrouwen.
Bron:actiefonline
De Heer is mijn
herder
Wie kent deze Bijbelpassage nu niet? En toch is het heel
verfrissend weer eens stil te staan bij deze machtige woorden en de diepe
weldadige betekenis van deze psalm goed tot ons te laten doordringen. Het woord
‘herder’ behoeft natuurlijk nauwelijks enige uitleg. Iedereen weet wat een
herder is, maar als wij er voor het gemak even het woordenboek op naslaan
krijgen we inspirerende woorden te zien als: “Hoeder, beschermer, bewaker,
leidsman.” Alles wat onze Heer is.
Soms kennen we een Bijbelpassage zo goed dat we die bijna
achterstevoren kunnen opzeggen. Bijbelverzen die we haast kunnen dromen.
Johannes 3:16 is er ook zo een. En juist doordat wij die verzen zo goed kennen
bestaat het gevaar dat de diepe betekenis ons nauwelijks meer raakt en de ware
levende, geestelijke kracht die in zo’n passage verborgen ligt niet echt tot
ons doordringt.
Jezus zei: “Alles wat Ik u gezegd heb, is Geest en leven.”
Om de ware kracht uit een Bijbelpassage in ons op te nemen en zo profijt te
kunnen trekken van het levengevende water wordt van ons wat discipline
gevraagd. Alleen door stil en diep over Gods Woord na te denken dringt de
overweldigende waarheid van de uitspraak onze soms wat verharde harten binnen.
Zo geldt dat ook voor de woorden van Psalm 23. Stel je dat
toch eens voor; de Heer, de schepper van hemel en aarde, Hij die alles in Zijn
hand houdt, die de diepste uithoeken van het universum kent en niet door tijd
wordt beïnvloed, is de herder van jou en van mij.
Door Zijn Zoon Jezus Christus heeft God zich voor eeuwig aan
ons verbonden. Jezus, terwijl Hij de koning was, heeft er voor gekozen herder
te zijn, en zich dagelijks bezig te houden met obstinate en vaak oerdomme
schapen.
Als Jezus nu eens letterlijk naast ons zou lopen, onze hand
zou vast houden en alles wat ons bezighoudt zachtmoedig en teder met ons zou
doorspreken, waar zou onze angst dan nog zijn? Zorgen over morgen, twijfel over
ons eigen kunnen, verdriet over gisteren? Die zouden toch zeker geen enkele
kans meer hebben? Natuurlijk niet. Jezus is er toch?
Door de rust en het Godsvertrouwen die Jezus uitstraalt
zouden wij slechts vreugde ervaren, opwinding en vertrouwen. De lach zou niet
van ons gezicht zijn te slaan, want de Herder loopt naast ons. Dan zouden wij
onze vermoeide hoofden keer op keer weer op de borst leggen van Hem die ons
hart kent en begaan is met onze pijn. Maar Jezus loopt naast ons. Hij houdt
onze hand wel degelijk vast, en Hij is precies zo’n herder.
“Wat een onzin,” zegt de wereld, die kortstondig en
smakelijk lacht om zoveel onnozel, kinderlijk geloof, waarna hij hoofdschuddend
verder trekt op zijn eenzame tocht door het duister. “Zo eenvoudig kan het toch
niet zijn?” vraagt ook onze twijfel zich soms vertwijfeld af.
Maar waar de wereld doorploegt in de hoop, de
hartverscheurende ellende van een leven zonder eeuwige hoop zelf op te lossen,
wil Jezus niets liever dan ons laten zien wat voor een geweldige Herder Hij is.
“Houd moed,” zei Hij. “Ik heb de wereld overwonnen. Ik ben de goede herder, die
Zijn leven neerlegt voor het welzijn van de schapen.”
Wereldse herders kunnen dat niet. Als puntje bij paaltje
komt, besluiten die telkens weer dat het beter is om de schapen neer te leggen
voor de herder. Maar de goede herder is er wel. Durf te geloven dat Jezus
werkelijk die herder is die Hij zegt te zijn. Neem de tijd voor een gesprek met
Hem en luister stil naar Zijn zachte, liefdevolle stem. Telkens weer is Zijn
boodschap voor een ieder die Hem op zo’n manier eert en benadert hetzelfde: “Ik
houd van je.”
Bron:actiefonline
En zie, Ik ben met
u al de dagen, tot de voleinding van de wereld.
Mattheüs 28:20
Kunnen we daar 'amen' op zeggen? Weten we zeker dat Hij
ons draagt, elke dag? Niet een poosje wel en een poosje niet, nee, alle dagen?
Aan Hem ligt het niet, Hij heeft beloofd: op Mij mag je rekenen, al de dagen!
Wat een prachtige woorden in het evangelie van Mattheüs.
Die woorden zijn net als vleugels die uitgespreid zijn boven de mensen die van
Hem getuigen. Onder die vleugels vinden ze bescherming en veiligheid in
moeilijke tijden. En die komen er in het
leven van iedere mens. Hij zegt: Vergeet het niet bij al het werk dat jullie voor
Mij doen: ik ben er bij.
Immanuël betekent: God met ons. Maar als de Here Jezus
terug komt is het: wij met Hem, voor altijd. Dat is nog beter.
Maar ja, zijn we wel geschikt om een getuige van Hem te
zijn? Kijk eens hoe het ging in het
begin, boeren en vissers. Petrus die
faalde bij het vuur in de voorhof… hij
krijgt een nieuw vuur, een nieuwe opdracht: weid Mijn schapen. Als zij er niet
geweest waren, wie zouden het goede nieuws dan verteld hebben? Zij waren echte
getuigen, zij waren erbij geweest. En wij, die in Hem geloven, mogen de fakkel
brandend houden tot Hij komt!
Zeg niet als
Petrus: ik ken Hem niet,
merk op hoe Hij in
liefde naar u ziet,
hoe Hij Zijn leven
ons aanbiedt.
Bron: Geborgen in Zijn hand
De boer
Ik heb vandaag toegezien toen een boer zijn land ploegde.
Het malse groen van het veld en de verdorde wingerd die reeds vrucht gedragen had en de tere scheutjes die te laat waren opgekomen allemaal vielen onder de onverbiddelijke kouters van de tractor.
Hoe kaal en donker zag het veld er toen uit. Er was
alleen nog één strook groen overgebleven.
Maar de tractor reed ook daar op af en meedogenloos werd
de grond omgewoeld.
Alleen zwarte aarde bleef over, omgewoeld opengereten.
Gekerfde, gekneusde grond.
Ik dacht er aan hoe diezelfde aarde de planten die haar
toevertrouwd waren geweest, zorgvuldig had gevoed. Onzelfzuchtig had ze al haar
krachten afgegeven en de boer een rijke oogst bezorgd.
En nu ze alles had opgeofferd, nu moest ze de
onbarmhartige geest van de ploeg verduren.
En toch, in dat open gebroken veld lag het geheim van de
volgende oogst.
Braambessen kunt u plukken in de weiden en kettinkjes van madeliefjes kunt u rijgen waar het gras op onberoerde, harde grond groeit.
Maar de oogst het volle voedzame koren komt van de aarde,die de kouters van de ploeg heeft gevoeld.
Ik zag het aan en vroeg mezelf af.
"Is het leven alle pijn en verdriet waard?".
En ik moest daarop bevestigend antwoorden.
Het lijden heeft waarde voor het heden en voor de
toekomst voor vandaag en voor de eeuwigheid.
De Man van Smarten, met de doornenkroon op het hoofd en de doornagelde handen had Zich overgegeven om te lijden en om die reden bezit ik nu het eeuwige leven.
Toen ik hieraan dacht bad ik: "Heer, hier ben ik, ga
Uw gang". Want ik weet dat Zijn liefde ver boven alle liefde uitgaat en
dat Hij niet zal toelaten dat wij zonder noodzaak pijn moeten verduren.
0 Heilige Geest, laat Uw ploeg maar gaan over de akker
van mijn leven.
Er is nog zoveel van mezelf dat begraven en zoveel van U
dat gezaaid moet worden.
D. M. Stewart
Bent u wedergeboren?
De Here Jezus heeft eens gezegd: ”Verwonder u niet, dat Ik u
gezegd hebt: Gijlieden moet wederom geboren worden”(Joh.3:7).
De vraag die ik nu aan u stel is: Bent u wedergeboren? U
luistert misschien heel geregeld naar deze radioboodschappen, u leest misschien
uw Bijbel, gaat naar de kerk en bidt. Maar bent u wedergeboren?
Er waren mensen in Laodicea waarvan u kunt lezen in Openbaringen
3, die aardig religieus waren. Als je ze vroeg, ”Hoe gaat het geestelijk met
je? ”dan zeiden ze: “We zijn rijk, heel rijk en we hebben aan geen ding gebrek”.
Maar er ontbrak een heel belangrijk ding bij hen. Dat was, dat de Here Jezus
buiten de deur van hun hart stond, en daarom klopte Hij aan hun hart. Hij zei:
Als je de deur open doet, dan kom Ik binnen en dan kom Ik bij je wonen.
Kijk, als u nog niet wedergeboren bent, dan is dat eigenlijk
het antwoord om wedergeboren te worden. Is het zo eenvoudig? Ja, want als Jezus
in uw hart komt, dan doet Hij dat wonder, dat u geboren wordt in de familie van
God. Jezus zegt, ”Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom
geboren worden”. Dit is een moeten, dit is een weg die u moet gaan. Jazeker,
het wonder van de wedergeboorte doe Ik, maar jullie moeten komen – u moet
komen. Zou u dat willen? Als dat zo is, wat moet u dan doen? Jezus klopt en nu
moet u Hem binnenlaten. Wat gebeurt er als Jezus in uw hart Komt? Dan ziet Hij
uw zonden; en u ziet ze ineens ook heel duidelijk, dat kan niet anders.
Maar dan is het heerlijke, dat u weet wat u met uw zonden
moet doen – dan gaat u uw zonden belijden. “Indien wij onze zonden belijden,
Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen
van alle ongerechtigheid”(1 Joh. 1:9). Het bloed van Jezus maakt ons rein. Dan
gaat Jezus in uw hart aan het werk, dan gaat Hij de zonden die u Hem belijdt
rein maken. Is dat alles wat uw zonden betreft? Nee, het is niet alleen een
belijden, het is ook: u er vanaf keren. Maar nu staat u niet meer alleen, nu gaat
u die strijd tegen de zonden samen met Jezus dragen.
Zelf kunt u het niet, maar Hij kan het wel. Hij geeft zijn
Heilige Geest in uw hart, en die brengt mee de vrucht des Geestes (Gal. 5:22):
Liefde, vrede, goedheid, zelfbeheersing, vriendelijkheid… De Bijbel wordt dan
ineens zo heel anders, dan wordt het een liefdesbrief van God. Als u Jezus
vraagt om in uw hart te komen dan komt Hij, en zijn Geest getuigt met uw geest
dat u een kind van God bent. Dan gaat u de Bijbel in zover begrijpen dat het u
geweldig gelukkig maakt, omdat u het antwoord ziet op uw problemen, de grootste
problemen die u hebt in uw leven.
Iedereen heeft minstens twee grote problemen, en dat is het
probleem van de zonde en van de dood. En die worden beantwoord. Kijk, aan het
kruis heeft Jezus de zonden gedragen van de hele wereld; ook uw zonden. Daar
heeft Hij alles volbracht. Hij heeft ontzettend geleden, vreselijke pijn gehad,
maar dat wilde Hij uit liefde om voor uw en mijn zonden te boeten.
Maar we worden ook sterk in de strijd tegen onze zonden. U
bent verlost en u bent ook overwinnend over uw zonden met Jezus. Dat komen tot
Jezus is een begin. De geboorte van een kindje is een begin, en de
wedergeboorte is ook een begin. Het is het begin van leven tot eer van God – een
overwinnend leven, een leven sterk door de verlossing en de hulp en de
nabijheid van de Here Jezus.
Bent u wedergeboren? Bent u het niet? Kom dan tot Jezus! Wat
moet u doen? Heel eenvoudig tot Hem spreken. Hij heeft geklopt aan de deur van
uw hart en u hebt het gehoord vandaag; en nu wacht Hij. De Here Jezus is een “gentleman”;
Hij forceert de deur van uw hart niet. U moet hem opendoen, en als u echt zegt
zodat u het meent, “Ja, Here Jezus”, dan komt Hij binnen. En dan staat er in
Johannes 1:12., “Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht
gegeven om kinderen Gods te worden”. Dan bent U een kind van God. Wilt u het doen?
Laten we samen bidden. “Heer Jezus, wilt U de weg vrijmaken
van haar, van hem, die nu een besluit voor u wil nemen. Wilt u alle tegenstand,
alle twijfel, alle “ja maars” wegnemen, en ook alle duivels en demonen, want
die willen niet dat ze het doen; maar ik dank U dat U die weg wilt sturen.
Maakt U de weg klaar tussen U en haar en hem. Dank U, Heer, dank U.”
Nu zijn we even stil, en geeft u aan de Here uw antwoord…
“Dank U, dat hij of zij nu kan zeggen: Ja, Heer Jezus, kom
in mijn hart, maak mij een kind van God, doe dat grote wonder in mij dat ik
geboren word in uw familie. Dank U wel, Here Jezus. Amen.”
Nu moet U zelf nog langer gaan spreken met de Here. U hoort
bij Hem, Hij hoort alles wat u zegt en Hij heeft u zo lief!
Bron: Een Boodschap van Overvloed
Radiotoespraken van Corrie ten Boom
Jezus bij de mensen brengen!
Er is in evangelisch Nederland veel gecommuniceerd dat we mensen moeten bereiken. Evangeliseren is een doel op zich geworden en een wet waar we aan moeten voldoen. Dit maakt getuigen zwaar en moeilijk. Als we een goed gesprek hebben, blijft het gevoel dat het niet voldoende was, want die ander is nog niet tot geloof gekomen. We zijn dan gericht op het doel en niet op de persoon. Alles wat we doen heeft een dubbele agenda. Namelijk, die ander moet tot geloof komen. Dat is ook vaak de reden, dat we aan mensen tijd en energie geven. Er zit zelfs iets egoïstisch in, want dan heb ik voldaan.
Het gaat dan niet meer om die ander, maar om het doel en om ons zelf. Dit stoot ongelovigen juist af!
We hoeven geen mensen tot Jezus te leiden, we moeten lief hebben. Lief hebben zonder bijbedoelingen. Zoals het in Rom 12 :9 staat: oprecht en echt. We horen lief te hebben, of die ander nou tot geloof komt of niet. De focus moet verschuiven van mensen tot Jezus leiden naar mensen liefhebben! Jezus had de mensen ook lief. Hij heeft velen genezen die niet in Hem zijn gaan geloven.
Zo mogen wij het gaan benaderen. Niet meer de kramp, ik moet die persoon naar Jezus leiden anders is het niet goed. Maar ik heb lief en wat die ander daar mee doet is zijn verantwoording. God had de wereld ook lief en liet Zijn zoon sterven, terwijl Hij wist dat velen Hem niet zouden aannemen. Daar zit een soort ontspanning in, IK geef, zonder voorbehoud, en jij bent verantwoordelijk wat je er mee doet.
Ik moet daarbij denken aan de vrede groet: waar je gastvrij ontvangen wordt, geef de vrede groet, word je niet ontvangen, neem het terug. ( Matt 10 :11-15) Dat is ontspannen! God wil dat we getuigen, maar dat kan alleen als we liefhebben! Welke dingen doe jij voor iemand die je lief hebt? Doe dat voor de mensen om je heen.
Jezus bemiddelde tussen God en mensen. Nu mogen wij dat doen. Wij zijn Gods priesters. (1Pet 2:9)
Wij kunnen o.a. bemiddelen door te vragen: heb je een nood, mag ik voor je bidden?
Laten we bidden met de mensen om ons heen, op ons werk, op school, op verjaardagsfeestjes, of in de bus. En als God het gebed verhoort, dan kan je getuigen, want dan komen er vragen. Zo deed Jezus het, Hij ging genezend en bevrijdend rond en er kwamen mensen tot geloof.
Dat is makkelijk en ontspannen! Je niet druk maken of het gebed verhoord wordt, dat moet God maar uitzoeken, dat is Zijn verantwoording. Ik wil bidden, dat is mijn verantwoording. Ik bid liever met iemand voor niks, dan dat ik niet bid en een kans mis dat God verhoort.
We zijn zo gewend dat we moeten praten, verdedigen en overtuigen. Ik kan niet overtuigen, dat kan alleen de Heilige Geest! Dus ik hoef ook niet te overtuigen! Als de Heilige Geest het niet doet, heeft wat ik zeg toch geen zin. Maar als God een gebed verhoort, overtuigt Hij zelf. De evangelie methode die Jezus had was, wonderen doen en God gebeden laten verhoren en daarna dingen uitleggen. Bidden met iemand en God het laten beantwoorden is veel makkelijker en beter. Dan hoef je niet meer te verdedigen of te overtuigen!
Iedereen kan met iemand bidden. Iedereen kan liefhebben. Ook als je niet zo slim bent en niet veel van de bijbel weet. Dat maakt dat het inderdaad voor eenvoudige mensen is. Want het klopt niet, al dat gediscussieer, dat is alleen weggelegd voor mensen die een hoog IQ hebben.
Dat is onbijbels! Daar komt nog bij, hoe geleerd de ongelovige ook is, tegen een verhoord gebed kan je niks inbrengen! God wil ons gebruiken, maar ik geloof dat Hij zich limiteert door onze gebeden.
Dan komt de vraag, hebben we daar geloof voor? Als dat niet zo is, kan dat groeien. Bid voor die dingen waar je geloof voor hebt. Je kan het uitbreiden, bijvoorbeeld door de gebedstrio`s. Ga bidden voor specifieke mensen, noem namen en problemen. Laat je leiden door de Heilige Geest, die kan jou ook laten bidden. Vraag God om personen om voor te bidden. Zo zal je geloof groeien, want je geloof groeit, wanneer je gebeden verhoord worden.
Ruben de Vries
Real words of truth, sound like love! Don’t just stand there, pray something (vanVisjePosters)
Er is geen weg tót Christus...
Tijdens een grote opwekking van het werk Gods liep een dienstknecht van de Heere langzaam het gangpad af van een goedgevuld gebouw. Toen hij een jonge man zag met betraande ogen en een gezicht waarop diepe droefheid zich aftekende, stopte hij even om met hem te spreken.
Meteen werd hem ernstig de vraag gesteld: "Kunt u mij de weg tot Christus vertellen?"
"Neen," luidde het met nadruk uitgesproken antwoord, "ik kan je de weg tot Christus niet vertellen."
"Neemt u mij niet kwalijk," zei de vraagsteller, "ik veronderstelde dat u een dienaar van het Evangelie was."
"Dat ben ik ook," was het antwoord.
"En u kunt mij niet de weg tot Christus vertellen?"
"Neen," antwoordde de predikant opnieuw, "ik kan je de weg tot Christus niet vertellen."
De blik van verbazing waarmee dit antwoord ontvangen werd, maakte al snel plaats voor een uitdrukking van droefheid en de jonge man boog zijn hoofd in stilte, alsof hij diep teleurgesteld was.
"Mijn vriend," sprak de predikant plechtig, "er is geen weg tot Christus.
Jij denkt over Hem alsof Hij daar in de verste hoek van deze zaal staat en je wilt weten hoe je door deze menigte en over deze zitplaatsen heen moet komen om Hem te bereiken. Maar jouw gedachten berusten niet op waarheid. Hij is afgedaald uit de hemel op het kruis om daar de zonde te niet te doen door Zijns Zelfs offerande. Dan komt Hij vervolgens niet slechts tot die hoek van de zaal daar, maar tot op exact deze plaats waar jij nu staat en teder legt Hij Zijn hand op je en spreekt, zoals Hij tot de geraakte sprak: "Mens, uw zonden zijn u vergeven" (Luk.5:20).
Jij denkt over Christus alsof Hij een halfvoltooide brug over een rivier zou zijn en trillend van paniek sta jij op de oever van die brede stroom en verlangt van mij dat ik je vertel hoe je de overkant moet bereiken en hoe je moet te ontkomen aan het vuur dat met grote snelheid op een verloren zondaar afkomt.
Maar jouw gedachten berusten niet op waarheid. Hij overbrugt de rivier niet slechts voor de helft, maar Hij overspant de gehele machtige kloof tussen jou en God en jij hoeft niets te doen dan meteen op Hem te vertrouwen voor de zaligheid, hier en nu, want "door Dezen wordt een iegelijk die gelooft, gerechtvaardigd" (Hand 13:39).
De volgende dag had de predikant het genoegen om te zien hoe de jonge man al zingend gezangenbundels liep uit te delen in het gebouw.
Toen Jezus zei:"Ik ben de Weg"(Joh.14:6) bedoelde Hij daar niet mee dat Hij de halve weg was of tweederde van de weg of zelfs negentiende van de weg, doch de GEHELE weg.
Hij heeft de GEHELE schuld, die wij hadden, betaald; Hij heeft de GEHELE straf, die de wet eiste als voldoening voor de zonde, gedragen; Hij heeft het GEHELE werk, dat naar Gods eis gedaan moest worden, volbracht, "opdat Hij rechtvaardig zij, en rechtvaardigende degene, die uit het geloof van Jezus is" (Rom.3:26). Liefde kan niet dieper bukken, want Hij is afgedaald in de diepten van menselijke schuld en rampspoed: "de HEERE heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen" (Joh.53:6).
Liefde kan ons niet hoger opheffen, want hierna zal Hij ons geven om met Hem te zitten in Zijn troon (Openb.3:21).
Hij is de GEHELE weg tussen deze uitersten en hoe zwart ook onze vlekken, hoe ver we ook zijn afgedwaald, hoe dood en verdorven en walgelijk wij ook zijn in zonden en misdaden: "Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben" (1Tim.1:15).
Daarom is het niet naar het Evangelie om tegen een ontwaakte zondaar te spreken alsof de Heiland Zich op een grote afstand van hem bevindt en hij zich wat moet opknappen door bidden en worstelen en beloven voordat hij de hoop kan koesteren dat hij zal worden aangenomen.
Er is nog minder afstand dan de dikte van het dunste draadje spinrag tussen de ziel en Jezus.
Degene die de aandacht van een zoekende ziel wijst op de kerk of op de middelen of wettisme of op het eigen ik (alsof dat ook maar iets zou kunnen helpen om verzoening te verkrijgen), is een blinde leidsman der blinden.
Vertel zo’n ziel van Christus’ volbrachte werk. Vertel hem, dat als loon op dit volbrachte werk God hem bidt om zich te laten verzoenen.
Vertel hem, dat vergeving en het eeuwige leven worden aangeboden zonder geld en zonder prijs. Vertel hem, dat nabij hem het Woord is, in zijn mond en in zijn hart. Daarom is er geen weg tot Christus want: "Zie, nu is het de welaangename tijd, zie nu is het de dag der zaligheid" (2 Kor.6:2).
In deze presentatie spreekt Stephen Bohr over het dienstwerk van Jezus in het kamp, voordat Hij naar de voorhof ging om te sterven. Er worden 7 redenen gegeven waarom het nodig was dat Jezus een mens werd. Onder andere: Zodat Jezus kon onthullen hoe God werkelijk is; zodat Jezus voor onze zonden kon sterven; zodat wij konden weten dat Hij met ons meevoelt; zodat Hij verzocht kon worden om degenen die verzocht worden te helpen; zodat Hij door de macht van de Heilige Geest een volmaakt rechtvaardig menselijk leven kon ontwikkelen dat Hij aan ons kon toerekenen; zodat Hij als een meevoelende en onpartijdige Rechter kan optreden. De menselijkheid van Christus is alles voor ons.
Stille tijd... een moment met God de Vader en Jezus. Het kan gewoon alleen gebed zijn, soms met de Bijbel erbij, maar het gaat die kostbare momenten samen met God.
Wat horen wij best wel veel over stille tijd... maar ook hoor en lees ik dat velen daar toch wel moeite mee hebben.
Niet om de stille tijd zelf.. maar om een moment van rust en bezinning te houden.
Ik zelf heb er met regelmaat ook last van... we willen wel... maar hebben vaak zo'n druk programma dat het er zo vaak bij in schiet.
Het vreemde is, dat we vaak wel tijd hebben voor allerlei andere bezigheden... maar moeite hebben om stille tijd te houden.
Er zijn zelfs al cursussen om te leren om stille tijd te nemen... ik ga dat niet afkraken... maar vind het wel bijzonder dat men géén tijd heeft voor stille tijd... maar... wel tijd kan vinden om naar een cursus te gaan.
Waar zit dat toch in... ik persoonlijk denk dat het heeft te maken met aanvallen van de boze, van satan. Hij zal alles in het werk stellen om zelfs het moment van stille tijd bij ons weg te roven.
Als we wel tijd hebben om bij elkaar op de koffie te gaan, we hebben wel tijd voor zangdiensten, Bijbelstudies, praatgroepen, met van alles maar druk bezig zijn... maar... hebben vaak geen tijd voor stille tijd om een persoonlijk moment met God de Vader en Jezus te zijn, is het best wel goed om daar eens diep over na te denken.
Misschien is de Heere Jezus ons grootste voorbeeld. Jezus was altijd bezig met allerlei mensen, deed genezingen vertelt over het Koninkrijk van God... en toch lezen we een aantal keren dat HIJ de stille plaatsen opzocht om met Zijn Vader te bidden, te praten.
Jezus nam bewust de tijd met de omgang van Zijn Vader. Hij had die diepe omgang nodig, voor kracht, voor moed... Hij had die persoonlijke omgang met Zijn Vader zo hard nodig, Hij kon niet zonder.
Als ik en velen met mij, daar moeite mee hebben... is het iets om dat naar boven te brengen in gebed.
Vertel het aan God, en aan Jezus... Vertel gewoon eerlijk dat het een strijd is om die kostbare momenten met onze hemelse Vader en Jezus niet te nemen.
Vraag inzicht... en wacht op het antwoord van God. Hij overziet de dingen en situaties zo veel meer als wij dat kunnen.
Wij zouden moeten leren om prioriteiten te stellen... maar ook het besef gaan krijgen, dat er voor veel afspraken wél tijd gevonden kan worden... maar geen tijd voor stille tijd.
Wij hoeven het niet alleen te doen... en we mogen vragen of de Heere Jezus ons daar bij wilt helpen.
Tenslotte wil Hij dat we de hele dag met Hem bezig zijn... in onze gewone dagelijkse bezigheden.
Er zijn ook mensen die houden helemaal geen stille tijd... die zijn elk moment van de dag bewust van Hem, Jezus... en brengen alles naar Hem toe.
Een ieder kan vragen wat het beste is... elke situatie is verschillend, en ook de tijd is verschillend. Een moeder met een druk gezin... of iemand die alleen is en al sneller meer tijd over heeft.
Probeer ook om te zien dat elke stille tijd per persoon verschillend is in de belevenis ervan. U bent uniek dus ook uw manier om die stille momenten te houden is uniek.
Het besef van stille tijd is per persoon verschillend... laat je altijd leiden door Hem.
Maar probeer om er geen obsessie van te maken... want dan wordt "de stille tijd", een verplichting en verdwijnt de vreugde en blijdschap in de Heer.
En door op Hem te vertrouwen... wordt er ongemerkt ook tijd vrijgemaakt om dat bijzondere moment samen met de Heer te zijn.
Want... dan wordt het in ons gelegd... en is het niet meer onze eigen verdienste... of onze worsteling om stille tijd te houden... maar is het ZIJN verdienste, en krijgt onze hemelse Vader de grootste eer doormiddel van Jezus Christus.
Esther.
Dodenherdenking
Ik ben verzekerd
dat niets ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods.
Romeinen 8:39
Lezen: Romeinen 8:31-39
In 1941 zat ik in Rotterdam gevangen. In vijf cellen
naast mijn cel zaten vijf door de nazi’s ter dood veroordeelden. Ze hadden een
Engelse piloot geholpen. Een bewaker – nog een goeie – liet ’s avonds laat zes
celdeuren open, zodat ik naar deze vijf toe kon gaan.
De jongste was Bastiaan Barendregt. Enkele dagen voordat
hij gefusilleerd werd, las ik met hem het slot van Romeinen 8. Hij mocht nog
een brief naar huis schrijven. Hij schreef: “Lieve Vader en Moeder. Voordat u
deze brief leest, moet u Romeinen 8:31-39 lezen”. Dan gaat hij verder: ”Als u
deze brief leest, ben ik er niet meer, maar u moet weten, dat als ik tegen de
muur sta, deze woorden zullen leven in mijn hart. Ik dank u voor alles. Mijn
konijnen zijn voor zus. Laat ze goed voor ze zorgen”.
Op 19 september werd Bastiaan Barendregt gefusilleerd. Op
zijn verjaardag. Hij werd op die dag tweeëntwintig.
Jezus Christus is ter wille van de aarde ten hemel
gevaren en zit voor ons aan Gods rechterhand. Onmenselijke macht behoort niet
tot de goddelijke orde. En wat is de toekomst der mensheid waard, als de zorg
voor de konijnen er niet meer in thuis hoort?
Dodenherdenking sluit in, dat wij ons oefenen in geloof
en menselijkheid, gelovend, dat Christus aan Gods rechterhand voor ons bidt en
niets ons kan scheiden van Gods liefde. Als God voor ons is, wie zal tegen ons
zijn?
Uit: Brood voor het Hart
Door: J.J. Buskes
Het Onze Vader
Bidt gij aldus. . .
Mattheüs 6:9 Lezen:
Mattheüs 6:9-13
Het is 3 mei. Morgen is het dodenherdenking.
Lex Althoff was 38 toen hij door de nazi’s vanwege zijn
verzetswerk werd gefusilleerd.
Hij was van kerk en geloof vervreemd. In de gevangenis
hield hij een dagboek bij. Die honderd dagen zijn voor hem beslissend geweest.
Hij zocht naar houvast, maar zijn intellect stond ontvankelijkheid voor de
Heiland van zijn jeugd in de weg, totdat. . .
“30 mei. 100ste dag. 12 uur. Wellicht de
gelukkigste dag van mijn leven. In deze 8 dagen van nieuwe eenzaamheid, de
laatste termijn van de 100 dagen, die ik mij gesteld had, ben ik herboren met
Gods hulp. Ik kan nu alle dingen dragen en ben voorgoed verlost van angst. Ik
ben bereid te sterven, welgemoed, en bereid te leven, welgemoed”.
Met nadruk zegt hij, dat dit niet “door nood en ellende
een beetje godsdienstwaanzin” is, maar “door de hulp van buiten een niet meer
te schokken Godsvertrouwen”.
Als testament voor zijn dochtertje schreef hij de
woorden: “Ik heb honderdmaal liever dat mijn dochtertje het Onze Vader leert
bidden dan dat zij wat ter wereld ook bereikt”.
Hier valt niets aan toe te voegen.
Alleen dit: Jezus zegt: gij dan bidt aldus. . . Onze Vader.
. .
Uit: Brood voor het Hart
Door: J.J. Buskes
Christus in de
hele Bijbel
Hij is de
grotere Izaak, de geliefde Zoon van de Vader Die als offer gebracht werd, maar
Die niet door de dood kon worden vastgehouden.
Hij is de
grotere Jakob, de behoedzame herder, Die Zijn kudde met grote zorgzaamheid
leidt.
Hij is de
grotere Jozef, Die Zich niet voor Zijn broeders schaamt, hoe gering en ellendig
ze ook mogen zijn.
Hij is de
grotere Melchizedek, omdat Hij als priester een volmaakt en eeuwig geldend
offer bracht.
Hij is de
grotere Mozes, want Zijn wet is door Gods Geest op de tafelen van vlees van ons
hart geschreven.
Hij is de
grotere Jozua, en leidt ons met Zijn oneindige trouw naar het Beloofde Land.
Hij is de
grotere David, en alle tegenstanders zullen zich aan Hem onderwerpen.
Hij is de
grotere Salomo, vol wijsheid en heerlijkheid regeert Hij een eeuwig vrederijk.
Hij is de
grotere Simson, en heeft door Zijn dood al Zijn vijanden overwonnen.
Christus is het Die we in de Heilige Schrift moeten
zoeken om Hem waarachtig te kennen en met Hem de oneindige rijkdommen die ons
door het geloof ten deel vallen. Wie zorgvuldig de Schriften bestudeert,
beginnend bij de wet van Mozes tot de profeten, zal geen enkel woord vinden dat
niet naar Hem verwijst. Daarom was het voor de apostel Paulus belangrijk >>niets
anders te weten dan Jezus Christus en Die gekruisigd<<.
Johannes Calvijn
Kerst
Het is zo gemakkelijk
gezegd.
Het zijn vijf letters.
Het roept sfeer op.
Het roept eenzaamheid op.
Het roept actie op.
Het is een woord met vele accepten.
Het is voor iedereen weer anders.
Maar wat is Kerst voor mij?
Een religie of toch meer?
K van kerst is
komen, want Hij Jezus Christus kwam voor mij als kind zo klein.
E van engelen
die waren daar bij, brachten verwachtingen voor jou en mij.
R van rust en
vertrouwen, daar kan ik op bouwen.
S van stilte in
de stormen van mijn leven.
T is troost en
tastbaar voor mij geworden, in dit leven.
Niet als een kind is Hij voor mij
gebleven.
Niet als een gekruisigde die in dood is
gebleven.
Maar als de opgestane Heer en Koning.
Die voor mij bid en pleit bij de Vader
in de hemel.
Mij een plaats bereid voor in de
Eeuwigheid.
Dat is Kerst voor mij.
God de Vader is de Wijnboer en Jezus de Wijnstok
Het hele leven met God staat en valt met vertrouwen in Jezus. Vrucht dragen is net als de genadegaven, het hoort bij je wandel met Hem.
Jezus verteld ons in Johannes 15:1-17 de gelijkenis van de ware Wijnstok en de ranken. Jezus gebruikt dat beeld om ons uit te leggen hoe we met Hem kunnen leven en vrucht dragen.
We zijn als wijnplantjes die geënt zijn op de grote Wijnstok. Zonder de Wijnstok zelf, dragen wij niet Zijn vruchten. We kunnen wel via een andere wijnstok vrucht dragen, maar we dragen dan niet Zijn vrucht.
En als we vrucht dragen, onder de Wijnstok Jezus, dan knipt God de Wijnboer ons bij en snoeien ons, alleen zo worden we mooier en mooier. We worden in de Wijnstok geënt door het horen en het aannemen van Jezus als onze spreekwoordelijke Wijnstok.
Maar alleen als we bij die Wijnstok blijven, dragen we vrucht en is niets voor ons onmogelijk.
Maar laten we ons verleiden tot een andere wijnstok of tot het idee komen, dat we zelf vruchten kunnen voorbrengen, dan onttrekken we ons van Hem en gaan we langzaam dood.
Dan pas komen de woorden van de Heere Jezus volledig tot zijn recht. Johannes 15 : 4-5, “ Blijf in Mij, en Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet in de wijnstok blijft, zo ook u niet, als u niet in Mij blijft. Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen”.
Wat toch een geweldige woorden, wij kunnen van alles wel proberen uit eigen kracht, maar het baat niets, wij kunnen alleen met Jezus vrucht dragen, want zonder Hem kunnen we niets.
Laten we altijd heel dicht bij Jezus blijven. 'Blijf in Mij, en Ik in u'. Dat is het diepste geheim om vrucht te dragen, ter eer van God de Vader in Jezus Christus.
Alleen zij die niet aan de Wijnstok blijven, zullen verdorren en zal geen vrucht meer kunnen geven en het eindigt dat God de verdorde ranken in het vuur gooit.
Esther
De Noord-Koreaanse vluchtelinge Soon Ok Lee (56) werd in 1985 door de autoriteiten in haar land vals beschuldigd en vervolgens zeven jaar ‘heropgevoed’. In het strafkamp waar ze terechtkwam, leerde ze God kennen. Hoewel het haar grote moeite kost te vertellen over de vreselijke dingen die ze heeft gezien en meegemaakt, ziet ze het als haar taak te vertellen over ‘de dieren zonder staart’.
Op het eerste gezicht lijkt Lee een rustige, bijna emotieloze vrouw. Ze woont met haar zoon in de VS, waar ze asiel heeft aangevraagd. Haar toon is rustig en bijna monotoon. Terwijl haar zoon de vragen en antwoorden in het Engels vertaalt, kijkt ze enigszins verveeld om haar heen. Dat verandert zodra ze over haar leven in Noord-Korea begint te vertellen. Het kabbelende beekje dat haar woordenstroom eerst was, ontaardt in een stortvloed. Met glinsterend vocht in haar ogen blijft ze twintig minuten lang onafgebroken spreken. Ze vertelt over haar geloof in de Partij en de ‘Grote Leider’ Kim Il Sung, over de martelingen, haar onverwachte vrijlating, de vergeten mensen van Noord-Korea en haar ontmoeting met God.
Noord-Korea heeft tientallen strafkampen, blijkt uit een dit najaar uitgebracht rapport van het Amerikaanse Comité voor Mensenrechten in Noord-Korea. Op de vervolgingsindex van Open Doors, een stichting die zich inzet voor vervolgde christenen, neemt het land de eerste plaats in. Christenen kunnen zonder pardon naar de gevangenis worden gestuurd en tewerkgesteld.
‘Dieren zonder staart’. Zo noemt Soon Ok Lee de gevangenen in deze zogenaamde heropvoedingskampen van Noord-Korea. „De eerste woorden die ik hoorde in de gevangenis waren schokkend. De luitenant zei tegen mij: ‘Als je hier wilt overleven, moet je het idee dat je mens bent uit je hoofd zetten’. Ik was geen mens meer, maar een dier. Een dier zonder staart.“
Valse beschuldigingen
Soon Ok Lee was lid van een vooraanstaande familie en leidde een handelsdistributiecentrum. Ze was een toegewijd lid van de Communistische Partij. In 1985 werd ze als zondebok aangewezen in een corruptieschandaal en gearresteerd door de Openbare Veiligheidsdienst. „Ik vond het erg dat ik werd opgepakt, terwijl ik jarenlang trouwe dienst had verricht en niets had gedaan. Ik voelde me afgewezen. Veertien maanden lang probeerden ze me tot een valse bekentenis te dwingen. Ik onderging vreselijke martelingen en kreeg nauwelijks eten. Maar ik gaf niet toe, omdat ze dan ook mijn familie zouden straffen. Het is in Noord-Korea beleid om ook families van politieke dissidenten te straffen. Pas toen ze beloofden mijn man en zoon met rust te laten, heb ik de verklaring ondertekend.“
Volgens Lee trok ze tijdens het proces haar verklaring weer in, maar mocht ze verder geen weerwoord geven. Ze werd veroordeeld tot dertien jaar opsluiting in het heropvoedingskamp Khechen. Daar bleek dat de veertien maanden pijnlijke ondervraging slechts een voorproefje waren geweest. Opnieuw kreeg ze te maken met vreselijke martelingen. De gevangenen moesten 18 tot 20 uur per dag werken. Iedereen moest een bepaalde hoeveelheid productie halen. Wie zijn dagelijkse quotum niet bereikte, zag zijn voedselrantsoen gehalveerd tot vijftig gram per dag. Zwangere vrouwen mochten hun kinderen niet levend ter wereld brengen. Met pijnlijk gif wekten de gevangenbewaarders een miskraam op. Levende baby’s werden doodgetrapt. Veel gevangenen kwamen om door ‘schoktherapie’, waarbij ze met elektrische schokken werden doodgemarteld.
Met trillende stem vertelt Lee over haar ervaringen in de gevangenis. De film speelt opnieuw voor haar ogen. „Ik heb vrouwen gezien die waren opgesloten, alleen omdat ze voedsel wilden halen voor hun hongerige kinderen. Ze waren in het veld op zoek toen ze werden gesnapt door de politie. De moeders vroegen: ‘Hoe kunnen jullie onze kinderen laten verhongeren?’ Ze werden vervolgens opgesloten. In Noord-Korea moet iedereen gewoon gehoorzaam zijn.“
Ontmoeting met God
In het kamp had Soon Ok Lee haar eerste ontmoeting met God, al had ze dat toen zelf nog niet door. „Er was een groep van zo’n 140 psychisch gestoorde mensen. Tenminste, zo noemden de bewakers hen. Ze moesten de hele dag met gebogen rug lopen en mochten niet naar de hemel kijken. In Noord-Korea wordt niet over God gesproken, maar over de hemel. Deze mensen vereerden God in plaats van Kim Il Sung en waren daarom gevangen gezet. De christelijke gelovigen werden het hardst aangepakt, het zwaarst gemarteld en kregen de gevaarlijkste baantjes. Ik begreep deze mensen niet. Het leven was zo moeilijk daar en toch bleven ze goed gemutst. Bewakers werden aangemoedigd er alles aan te doen zodat ze hun geloof zouden opgeven. Toch verloochenden zij hun geloof niet. Nooit zeiden zij: ‘Jezus bestaat niet’. Zelfs met de dood in de ogen bleven zij hun Heer aanroepen. Ik heb zelfs gezien dat ze elkaars handen vastpakten en begonnen te zingen. Ik had in het kamp nog nooit mensen horen zingen. Er klonk zoveel vreugde uit. De bewakers stapten over deze mensen heen en trapten ze kapot. Dat tafereel zal ik nooit vergeten.“
Soon Ok Lee keek ook zelf de dood meerdere malen in de ogen. Enkele keren werd ze ziek, maar herstelde ze wonderbaarlijk. Zes jaar na haar aankomst in het kamp was niemand van haar begintijd nog in leven. In 1992 leek het leven van Lee ten einde. Alle zesduizend gevangenen van het kamp moesten voor appèl aantreden. Toen de naam van Lee werd omgeroepen, schoot door haar heen dat ze zou worden geëxecuteerd. „Ik dacht: wat heb ik gedaan dat ze mij nu vermoorden? Maar het liep anders. De directeur zei dat als alle gevangenen zo goed werkten als ik, ze ook vrijgelaten zouden worden. Kim Il Sung had mij als eerste gevangene in dertig jaar gratie verleend. Toen begreep ik niet waarom. Nu zie ik daar de hand van God in. Alle gevangenen keken mij aan. Inclusief de 140 christenen, die een zware straf konden krijgen als ze hun hoofd niet gebogen hadden. Hun ogen zeiden dat ik hun verhaal moest vertellen aan de wereld.“
Gevlucht
Na haar vrijlating overtuigde ze haar zoon Dong Chel ervan met haar te vluchten. Haar man was vermist en is vermoedelijk gestorven in een gevangenis. Dong Chel en zijn moeder luisterden ‘s nachts stiekem naar Zuid-Koreaanse radiostations. „We kwamen vaak bij een christelijke zender uit. Ik weet zeker dat God onze vingers stuurde op dat moment.“
Ze wachtten tot de grensrivier de Tumen tussen China en Noord-Korea was bevroren en staken die uiteindelijk over. De vlucht naar de vrijheid zat boordevol problemen en kleine wonderen. Vaak zaten ze zonder geld, onderdak en eten. Toch slaagden ze erin via een ambassade - welke wil Lee niet zeggen - naar Hongkong (toen nog in Britse handen) en vervolgens Zuid-Korea te vluchten. In 1995, één jaar en tien maanden nadat ze de Tumen overstaken, kwamen Soon Ok Lee en Dong Chel aan in Zuid-Korea.
Daar ontmoetten beide vluchtelingen verschillende christenen en kozen ze definitief voor Jezus. „Het leek wel alsof één van de voorgangers alleen tegen mij sprak toen hij zei: ‘Als je een goed leven wilt hebben, moet je in de Bijbel lezen’. Ik was nieuwsgierig en egoïstisch. Ik wilde een goed leven leiden en las bijna de hele dag in de Schrift. Pas toen voelde ik dat een macht buiten mij me voortdurend had gestuurd en beschermd. Eerst zocht ik naar materiële zegeningen. Later begreep ik beter wat werd bedoeld met een rijk leven hebben.“
Om haar getuigenis wereldwijd bekend te maken, schreef ze het boek Eyes of tailless animals, dat onlangs in Nederland is uitgebracht onder de titel Zij mogen de hemel niet zien. Aanvankelijk zou ze zelf 1 november het boek presenteren in Barneveld op de jaarlijkse Open Doors Dag. „Het speet me enorm dat ik daar niet bij kon zijn. Open Doors doet veel goed werk voor de christenen in mijn land.“
Soon Ok Lee kan de ‘dieren zonder staart’ niet vergeten. In 1994 overleed Kim Il Sung, maar het bewind van zijn zoon Kim Jong Il is minstens even erg. De christenvervolging is niet afgenomen. Ze roept alle christenen waar ook ter wereld op te bidden voor Noord-Korea. Ze grijpt elke gelegenheid aan over de situatie in haar land te vertellen. „Vooral in kerken. Veel mensen denken dat het Evangelie niet in Noord-Korea te brengen is. Dat kan wel. Door te bidden. Ik hoop dat in Nederland en andere plaatsen op de wereld veel gebedssamenkomsten worden gehouden voor de vergeten mensen van Noord-Korea. We moeten bidden voor de vrijlating van hen in de gevangenis, bidden dat God het hart van Kim Jong Il zal veranderen en bidden voor de vluchtelingen.“
Vanavond hebben we weer een hele fijne Bijbelstudie gehad uit Hebreeën.
Wij, vier vrouwen, alle vier zusters in de Heer, zijn een paar maanden geleden begonnen met het Bijbelboek Hebreeën.
Er waren vragen over bepaalde onderwerpen over delen uit het Oude Testament.
Wat het oude volk Israël betreft, de verbonden, de beloften, de priesterdiensten, de offeranden enz. Ook het verschil tussen het oude Verbond en het nieuwe Verbond enz.
Maar ook is er verschil in denken over het aards Israël. Er kwamen gesprekken, vragen e.d. los, totdat één de zusters op het idee kwam om Hebreeën samen te bestuderen.
Wat een rijkdom is dat om gezamenlijk zo'n bijzonder Bijbelboek te bestuderen. Maar ook op veel vragen kwamen de antwoorden.
Het is een verrijking in je geloofsleven, om zo samen de antwoorden te vinden in Gods Woord.
Geen eigen filosofieën, geen eigen denkbeelden, gewoon wat God in de Bijbel leert.
En natuurlijk eerst het gebed, het is toch de Heere Jezus die ons wegwijst in het geschrevene van alles wat we lazen en bestudeerden.
Ja, het was weer een bijzondere avond.
De liefde van Christus
Nadenkend over de liefde van Christus, tot uiting gekomen toen Hij stierf voor ons, brengt ons tot stilte.
Beschaamd om onze zonden maar tegelijkertijd zo dankbaar ontvangen wij deze gift van genade.
En we ontvangen ook die onvoorwaardelijke liefde Gods, welke door de Heilige Geest in ons hart werd uitgestort toen we ons leven aan Hem toevertrouwden.
Niets en niemand kan ons scheiden van die Goddelijke liefde en ... wij mogen op onze beurt die liefde weer doorgeven aan anderen. Wij kunnen liefhebben met Gods liefde, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.
" opdat de liefde, waarmede Gij Mij liefgehad hebt, in hen zij en Ik in hen." (Johannes 17:26)
"... en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harte uitgestort is door de Heilige Geest, die ons gegeven is, zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, ten zijne tijd voor goddelozen gestorven is. Want niet licht zal iemand voor een rechtvaardige sterven - maar misschien heeft iemand nog de moed voor een goede te sterven - God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is." (Romeinen 5:5-8)
"Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here."(Romeinen 8:38,39)
Esther
Strijd, het is een grote strijd onder gelovigen, als het over het aardse Israël gaat. Is het aardse Israël nog steeds Gods volk??? En die vraag, brengt erg veel strijd onder elkaar.
Ik persoonlijk geloofde al langere tijd, dat Gods volk bestaat uit gelovige Israëlieten en gelovige 'heidenen', door het geloof in Jezus Christus.
Romeinen 3 : 29-30. Ook Romeinen 4, het hele hoofdstuk is geweldig, dat Abraham de vader van de gelovigen is. Zowel de onbesnedene (heidenen) als ook de besnedenen (Israël). Maar alleen door geloof. Romeinen 9 : 23-29, Gods volk bestaat uit Joden en heidenen, in Jezus Christus.
Ook in de Galatenbrief schrijft Paulus dat er geen onderscheid meer is tussen Jood en Griek, (heiden). Gal. 26-29. Hele hoofdstuk is mooi om te lezen.
Efeziërs 2 : 11-22 is geweldig om te lezen. Jezus haalde die vijandschap weg in Zijn eigen lichaam aan het kruis. Efeziërs 3 : 1-7, over het grote geheimenis, wat nooit eerder bekend is gemaakt, waar Paulus over spreekt, dat door het geloof in Christus de 'heidenen' mede-erfgenamen zijn in Christus. Wat eerst alleen voor Israël telde. Maar dat vond pas plaats door geloof in Jezus Christus.
Er zijn nog zoveel Bijbelteksten te vinden, dat God in Christus Jood/heiden, heeft samengevoegd, door het geloof in de Messias/Jezus Christus.
Vele mensen willen een leer brengen om de ware gelovige Jood/heiden weer los te zien van elkaar.
Dan horen we over de vervangingsleer!!!!!!! het onderscheid tussen de Gemeente en over Israël. Opname gemeente, enz. Daar is een mooie duidelijke uitleg van, http://mijnvriendenenik.com/site/video/view/113
De gemeente Gods bestaat juist alleen maar uit gelovige Joden/Israëlieten en...gelovigen uit de volken. En samen zijn deze broeders en zusters Gods volk, en Jezus Christus Gemeente. Er is géén onderscheid meer.
Raar toch...terwijl de eerste gemeente bestond als alleen maar uit Joden. Handelingen. Maar...ook lezen we in Handelingen over de eerste vervolgingen, Jood tegen Jood. Tenminste...de ongelovige Joden, tegen de Joden die Jezus als hun Messias hadden aangenomen.
Profeteerde God niet steeds, in het O.T. over een rest/overblijfsel, van Israël.
Of zou men daar misschien overheen kijken??? Is het juist niet geweldig dat Gods belofte over de heilige Geest is uitgekomen op Pinksterdag. En is het niet geweldig dat Zacharia 2 : 11-12, uitgekomen is, "Juich en verblijd u, dochter van Sion, want zie, IK kom, en zal in uw midden wonen, spreekt de Heere. Veel heidenvolken zullen op die dag bij de Heere gevoegd worden en zij zullen Mij tot een volk zijn, en IK zal in hun midden wonen.".
Samen.
Maar nu...hoe denken de gelovige Joden/Israëlieten daar zelf over. Lees de getuigenissen, en zie hun strijd, en hun vragen. Ook bij velen lees je, dat ze ervanuit gingen dat zij de Messias Jezus niet nodig hebben. De naam Jezus mocht men niet uitspreken. Lees hun ervaringen. Erg aangrijpend, maar ook erg bemoedigend.
Als we de getuigenissen lezen, komt steeds de teksten uit Jesaja 53 naar voren.
Het bijzondere van alles is...dat de Joodse broeders/zusters ons als 'niet Joden', wél zien in die eenheid door Jezus Christus.
Dat nog velen in Israël mogen toegevoegd worden, samen met de gelovigen uit de volken, aan het Lichaam van Christus Jezus de opgestane Heer.
http://www.jewishtestimonies.com/nl/gideon-levytam-hoe-ik-de-messias-van-israel-vond/
Lieve God,
U geeft ons constant zoveel van uw
zegeningen - laat ons een zegen voor anderen zijn.
U gaf ons handen - gebruik hen om voor
U te werken.
U gaf ons voeten - leid hen op Uw
wegen.
U gaf ons stemmen - laat ons
vriendelijke, ware woorden spreken.
U gaf ons verstand - help ons om
positieve, aardige gedachten te hebben.
U hebt ons alledaagse leven met Uw liefde
aangenaam gemaakt - help ons het leven van anderen elke dag aangenaam te maken
door de liefde die wij aan hen geven.
Help ons zo te leven dat U daar plezier
van hebt, Heer.
Help ons te leren; dat we niet slechts
iets zeggen, maar ook iets doen om onze dankbaarheid te tonen; dat we niet
alleen iets zeggen, maar ook iets bidden; dat we iets kleins aan U kunnen
teruggeven, omdat U nooit ophoudt ons te overladen met Uw goedheid.
Amen.
Een plons in het water, golvende kringen, en dan was het water weer stil.
Kleine luchtbellen kwamen naar boven. Een zendeling stond aan de oever van de Indische Oceaan en tuurde in de diepte. Eindelijk - daar kwam een donker hoofd boven water en twee lachende ogen keken hem tegemoet.
De oude parelvisser schudde het water van zijn nog lenige lichaam.
"Wat kun jij duiken, Rambau!" riep zendeling David Morse die hier gekomen was om aan de mensen de blijde boodschap te brengen van redding door Christus Jezus. "Kijk deze maar eens, Sahib" (=leraar) zei Rambau en nam een pareloester van tussen zijn tanden. Hij opende hem - daar lag een glanzende parel op zijn hand.
"Wat een mooie!"
"Ach", zei Rambau, "hij is goed, maar er zijn betere parels, veel betere. Kijk, hier ziet u een paar foutjes. Weet u, gisteren sprak u met mij over God. Maar ik ben en blijf een Hindoe. Wij moeten erg veel doen om bij God te komen. Zoals deze parel kleine foutjes heeft, zo heb ik veel fouten en zonden. Deze moet ik eerst goed maken en ervoor boeten".
"Beste vriend Rambau, God biedt aan elke zondaar, die aan Hem zijn fouten en zonden belijdt, volle vergeving, ieder die met berouw tot Hem komt en de Here Jezus Christus aanvaardt als zijn Verlosser, wordt aangenomen als een kind van God. Begrijp je dat?"
"Nee, Sahib, zoals ik u al meer zei: Dit gaat me te gemakkelijk. Misschien ben ik te trots, maar ik wil ervoor werken om een plaats in de hemel te krijgen. Ik ben van plan, voor mijn zonden een pelgrimstocht naar Delhi te maken en zo hoop ik, Gods barmhartigheid te zullen verdienen."
"Rambau, misschien kun je die lange reis niet eens volbrengen. Vandaag is het de tijd van Gods genade; morgen kan het al te laat zijn.
Bovendien, Gods genade kunnen we niet verdienen, want Hij wil het geven.
Gods Zoon, Jezus Christus, heeft geleden op het kruis en alles volbracht wat nodig is voor onze redding. God wenst alleen dat we onze zonden aan Hem vertellen en dan geloven dat Zijn Zoon de schuld betaald heeft voor zondaars die tot Hem komen. Hij is de enige Redder.
Buiten Hem om gaat het niet. Dan ga je onherroepelijk verloren."
Maar Rambau schudde het hoofd en ging naar huis.
En alles wat Morse, hoe vaak ook, tot de parelvisser zei, hielp niets. Hij wilde Christus niet aanvaarden. Toch werden ze vrienden, de zendeling en de oude visser.
Op een dag kwam Rambau bij de prediker op bezoek. Hij had een doosje bij zich en zei: "Sahib Morse, hierin zit één voorwerp. Ik wil u hierover vertellen.
Ik had een zoon. Hij was ook een duiker. Hij was de snelste parelvisser aan de Indische kust. Hij had het scherpste oog en de langste adem. Hij kon 30 meter diep duiken. Hij was de vreugde van mijn hart.
Altijd droomde hij ervan, nog mooiere parels te vinden. En werkelijk, eens op een dag vond hij wat hij zocht. Maar die schelp was bijna onbereikbaar - zo diep en zo vast tussen de rotsspleten. Hij haalde hem boven, maar... hij was te lang onder water gebleven, zijn hart had te veel geleden. Kort daarna stierf hij."
De oude man boog zijn hoofd en een ogenblik ging een korte siddering van diepe smart door zijn lichaam...
"... Jarenlang heb ik deze parel bewaard. Maar nu ga ik naar Delhi en kom misschien niet meer levend terug. Nu geef ik hem aan u, mijn beste vriend."
Het was één van de grootste parels die hier ooit gevonden waren, er lag een wonderlijke glans overheen. De zendeling bekeek hem aandachtig en stil. Hij was even sprakeloos.
"Rambau, wat een parel!"
"Ja, deze wonderschone parel is foutloos", antwoordde de Indiër.
Nu kwam de zendeling op een gedachte en zei:
"Laat me deze wondere parel van je kopen.
Ik bied er duizend dollar voor."
Stram richtte de man zich rechtop. Ernstig en streng antwoordde hij: "Sahib, deze parel is onbetaalbaar. Geen mens ter wereld heeft genoeg geld om te betalen wat deze parel mij waard is. Ik wil hem niet verkopen, ik wil hem u alleen geven als een geschenk."
"Nee, Rambau, hoe graag ik hem ook wil hebben - ik kan hem niet aannemen. Misschien ben ik te trots, maar aannemen vind ik te gemakkelijk. Ik wil ervoor betalen of ervoor werken."
"Begrijpt u dan niet, of wilt u het niet begrijpen, Sahib - mijn enige zoon gaf zijn leven om deze parel te verkrijgen. Haar waarde bestaat uit het levensbloed van mijn lieve jongen. Ik kan hem niet verkopen - alleen maar schenken. Neem hem aan als een bewijs van de liefde die ik voor u heb."
"Rambau", zei Morse langzaam, "ik gebruikte de woorden, die jij tegenover God gebruikt hebt."
De duiker keek de prediker lang en onderzoekend aan en langzaam, langzaamaan begon hij het te begrijpen.
"God biedt u het heil aan als een gratis gift, kosteloos. Het is zo groot en onbetaalbaar, dat geen mens op aarde het zou kunnen betalen. Het heeft aan God het levensbloed gekost van Zijn eniggeboren Zoon om de toegang tot de hemel vrij te maken. Door pelgrimsreizen van duizenden kilometers zou je Gods genade niet kunnen verdienen. Maar Hij gaf daarvoor vrijwillig Zijn geliefde Zoon in de vreselijke dood aan het kruis. De liefde van God en Zijn verlossing voor zondaars zoals jij en ik kunnen we alleen maar gelovend en dankend aannemen.'
Het werd licht in het hart van de oude parelvisser. "Nu begrijp ik het", zei hij, keerde zich om en liep peinzend weg.
Na een uur kwam hij terug en zei: "Ik wacht niet langer, maar ik wil nu, zoals ik ben, tot God komen. Ik kan niets verdienen, want ik sta bij Hem in de schuld. Als een verloren mens wil ik die onbegrijpelijke liefde van God aannemen en Hem en Zijn Zoon Jezus Christus daarvoor danken."
Dit verhaal is waar gebeurd.
Wanneer u dit een duidelijke illustratie vindt van het aanbod van Gods liefde, wilt u dan nu ook tot Hem gaan? Wat zal uw antwoord zijn? Een nee of een heilig ja? Het gebeurde toen, het gebeurd ook vandaag nog steeds weer, en nu kan het bij u gebeuren. Dit kan het moment voor u zijn... Het ligt aan uw keuze !
Een naam vol
vreugde: God, Die met ons is,
Die naast je loopt;
Hij Die Zich wil ontfermen,
al ga je door een
dal vol duisternis,
Hij is erbij: Zijn
arm zal je beschermen.
Immanuël: een naam
vol warmte en licht,
een grote God, Die
een klein mens kan wezen,
Die al zijn liefde
op ons heeft gericht
om ons geschonden
leven te genezen.
Immanuël: Hij is
ons zeer nabij,
een mens als wij,
Die onder ons wil wonen
en Zoon van God.
Wie kan er, zoals Hij,
het beeld des
Vaders beter aan ons tonen?
In Betlehem is ’t
englenlied gehoord
dat zong van vrede,
vreugde, welbehagen;
en nog weerklinkt
dit lied in Jezus’ woord:
‘Vrees niet! Zie ik
ben met u, alle dagen!’
Nel Benschop
Op de grens van
licht en duister tussen zorgen en verdriet,
Kwam Hij zonder
glans en Luister, met een ster in het verschiet.
Troost en liefde
van de Vader, kwamen tot ons in een kind.
En geen mens staat
ons ooit nader, dan de Zoon door God bemint.
Steeds weer tussen
licht en duister, horen mensen groot en klein.
Door de wind het
zacht gefluister, ook voor jou zal ik er zijn!
Het was tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog. In het
oosten van Duitsland waren de Russische troepen ver doorgedrongen. Kort voor
Kerstmis 1944 waren de Duitsers in het westen nog een wanhopig tegenoffensief
begonnen: de slag in de Ardennen. Er werd hevig gestreden in de bossen van de
noordelijke uitlopers van de Eifel. Een inwoner van Aken, een stad die erg te
lijden had onder bombardementen, had zijn vrouw en zijn twaalfjarige zoon
ondergebracht in een jachthut midden in de bossen. Het was de avond voor
Kerstmis. De vrouw en de jongen zaten samen stil in de hut bij het licht van
een paar kaarsen. Hoe anders was deze avond dan Kerstmis in vroegere jaren!
Plotseling werd er op de deur geklopt. Met bevend hart deed de vrouw open. Daar
stonden drie Amerikaanse soldaten die van hun troepenonderdeel waren
afgesneden. Eén van hen was gewond en bloedde hevig. De mannen waren gewapend
en hadden zich ook zo naar binnen kunnen dringen. Maar ze bleven stil staan,
bewogen zich niet en smeekten met hun ogen. Een gesprek was moeilijk, want
moeder en zoon verstonden geen Engels. In gebroken Frans konden ze samen
spreken. Frau Müller wenkte de drie mannen binnen te komen. Ze wist dat dat
gevaarlijk was. De Amerikanen waren immers vijanden. Maar Frau Müller was een
christin en in haar hart was de liefde van Christus. De gewonde soldaat werd op
het bed van de jongen gelegd en verzorgd. Hans, de jongen, wreef met sneeuw de
blauw bevroren voeten van de mannen. Drie dagen lang hadden ze al rondgedwaald
in de bossen op zoek naar de Amerikanen en op hun hoede voor de Duitsers. Al
gauw beschouwde de moederlijke Duitse vrouw de vreemden als grote jongens, die
wat hun leeftijd betreft haar eigen zonen hadden kunnen zijn. Ze had nog een
vette haan, die ze eigenlijk tot Nieuwjaar had willen bewaren in de hoop dat
haar man dan met een kort verlof thuis zou zijn. Nu werd de haan geslacht en
vrijwillig voor de vijanden opgeofferd. Al gauw hing er een heerlijke lucht van
gebraden haan in de kamer. Opeens werd er weer op de deur geklopt. In de
verwachting nog meer verdwaalde Amerikanen te zien, deed de twaalfjarige Hans
zonder aarzelen de deur van de hut open.
Buiten stonden vier mannen in uniform: Duitsers! Moeder
en zoon stonden eerst verstijfd van schrik. Er was immers de harde wet: wie
vijandelijke soldaten herbergt, pleegt landverraad. Ze konden allemaal wel
doodgeschoten worden. Maar de moeder herstelde zich snel. Haar gezicht was
bleek, maar haar stem was rustig toen ze zei: 'Gezegend Kerstmis!' De soldaten
beantwoordden de groet. Ze legden uit dat ze de weg naar hun legereenheid
verloren hadden en vroegen beleefd of ze in de hut mochten overnachten.
'Natuurlijk mag dat,' zei de vrouw, 'kom maar binnen. U kunt zo dadelijk
aanzitten aan onze kerstmaaltijd, waarbij nòg drie onverwachte gasten zijn.
Maar u moet hen wel zonder meer als vrienden beschouwen.' De leider van de
Duitsers was een onderofficier. Hij vroeg bars: 'Hebt u Amerikanen in huis?' De
moeder keek hem recht in de ogen en zei: 'Het is kerstnacht en hier wordt niet
geschoten! Jullie zouden mijn zonen
kunnen zijn en die daarbinnen ook. Eén van hen is gewond en vecht voor zijn
leven. Zijn beide kameraden zijn hongerig en, net als jullie, doodmoe. In deze
kerstnacht denken we niet aan doden!' De onderofficier staarde haar aan. Enkele
eindeloze seconden heerste er zwijgen. Toen, na een hernieuwd liefdevol verzoek
van de vrouw, legden de vier soldaten hun wapens op de kist met houtblokken in
de gang. Ook de 'vijanden' leverden hun wapens in. Verlegen stonden de Duitsers
en de Amerikanen schouder aan schouder in de kleine kamer. Nu was de
moederlijke vrouw in haar element. Ze vonden allemaal een zitplaats: de twee
Duitsers en de twee Amerikanen op haar grote bed. Moeder Müller keek in haar
provisiekast en haalde alles tevoorschijn wat ze kon missen. Al gauw was het
kerstmaal klaar. Eén van de Duitse soldaten had nog een roggebrood bij zich dat
moeder Müller sneed. Toen ze allemaal om de tafel zaten bij het schijnsel van
de kaarsen, sprak moeder Müller het gewone tafelgebed uit: 'Kom, Here Jezus,
wees onze Gast...' Daarbij schoten haar de tranen in de ogen. Ook de
oorlogsmoede soldaten uit de twee elkaar vijandige kampen waren ontroerd. Ze
waren weer jongens, allemaal ver van huis. Het was of ze bij hun moeder aan
tafel zaten op deze kerstavond. Het was dan ook heel vanzelfsprekend dat één
van de Duitsers, een student in de medicijnen, zich over de wonden van de
Amerikaanse soldaat boog voor een onderzoek. Allen waren opgelucht toen hij in
vloeiend Engels constateerde: 'De wond is gelukkig niet door de kou
geïnfecteerd. De man heeft alleen veel bloed verloren. Hij heeft nu rust nodig
en versterkend voedsel.' Het was tegen middernacht toen de 'vredesmaaltijd'
beëindigd was. Moeder Müller nam haar gasten, behalve de rustig slapende gewonde
Harry, nog even mee naar de open deur. Ze keken in de heldere winternacht op
naar de sterrenhemel. 'Kijk,' wees de vrouw, 'is het niet net de kerstster?'
Prachtig straalde de Sirius, de helderste ster aan de hemel, neer op het
wonderlijke kleine gezelschap daar beneden. De oorlog leek opeens heel ver en
bijna vergeten. De privé wapenstilstand duurde ook voort tot de morgen. De
Duitsers en de Amerikanen gingen nu gescheiden wegen. Harry kreeg het laatste
ei van moeder Müller en een slokje rode wijn. De anderen kregen een bord
havermout. Van twee stokken en een tafelkleed werd een draagbaar gemaakt voor
de gewonde. De onderofficier wees de Amerikanen op een kaart hoe ze het beste
hun troepenonderdeel konden terugvinden. Vlak voordat ze weggingen gaf de gastvrouw
de wapens terug. Ontroerd zei ze: 'God beware jullie allemaal en moge Hij
jullie spoedig in vrede doen terugkeren in jullie familiekring!' De Duitsers en
Amerikanen gaven elkaar een hand en gingen in tegenovergestelde richting weg.
Toen moeder en zoon weer samen in de hut waren, haalde moeder de oud
familiebijbel tevoorschijn. De jongen zag hoe ze de Bijbel opsloeg bij de
kerstgeschiedenis. In de afgelopen nacht was er een stukje werkelijkheid
geworden van het woord dat de engel gesproken had: vrede op aarde! Ook bij een
ander vers bleef de vinger van de lezende vrouw rusten: 'En zij trokken langs
een andere weg naar hun land terug.' Dat wordt gezegd van de wijzen uit het
Oosten, die uit verre landen gekomen waren om het kindje Jezus te huldigen. Zou
er misschien ook een andere, een nieuwe weg zijn die de Amerikaanse en Duitse
soldaten gingen, nadat zij deze bijzondere gebeurtenis met elkaar beleefd
hadden?
Uit Lichtstralen
Vader, het uur is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijkt, zoals U Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat Hij eeuwig leven geeft aan allen die U Hem gegeven hebt. En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt.
Ik heb U verheerlijkt op de aarde. Ik heb het werk volbracht
dat U Mij gegeven hebt om te doen. En nu
verheerlijk Mij, U Vader, bij Uzelf, met de heerlijkheid die Ik bij U bezat
voordat de wereld er was. Ik heb Uw Naam
geopenbaard aan de mensen die U Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren van U
en U hebt hen Mij gegeven, en zij hebben Uw woord in acht genomen. Nu hebben
zij erkend dat alles wat U Mij gegeven hebt, bij U vandaan komt.
Want de woorden die U Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven,
en zij hebben ze aangenomen, en zij hebben daadwerkelijk erkend dat Ik van U
uitgegaan ben, en hebben geloofd dat U Mij gezonden hebt. Ik bid voor hen. Ik
bid niet voor de wereld, maar voor hen die U Mij gegeven hebt, want zij zijn
van U. En al wat van Mij is, is van U, en wat van U is, is van Mij; en Ik ben
in hen verheerlijkt. En Ik ben niet meer in de wereld, maar dezen zijn in de
wereld, en Ik kom naar U toe. Heilige Vader, bewaar hen die U Mij gegeven hebt
in Uw Naam, opdat zij één zullen zijn zoals Wij.
Toen Ik met hen in de
wereld was, bewaarde Ik hen in Uw Naam. Hen die U Mij gegeven hebt, heb Ik
bewaard en niemand uit hen is verloren gegaan dan de zoon van het verderf,
opdat de Schrift vervuld wordt. Maar nu kom Ik naar U toe en spreek dit in de
wereld, opdat zij ten volle Mijn blijdschap in zichzelf hebben.
Ik heb hun Uw woord gegeven, en de wereld heeft hen gehaat,
omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben.
Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt, maar dat U hen
bewaart voor de boze. Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld
ben. Heilig hen door Uw waarheid; Uw woord is de waarheid. Zoals U Mij in de
wereld gezonden hebt, heb ook Ik hen in de wereld gezonden. En Ik heilig
Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd zijn in de waarheid. En Ik bid niet
alleen voor dezen, maar ook voor hen die door hun woord in Mij zullen geloven,
opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook
zij in Ons één zullen zijn, opdat de wereld zal geloven dat U Mij gezonden
hebt. En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven die U Mij gegeven hebt, opdat zij
één zijn, zoals Wij Eén zijn; Ik in hen, en U in Mij, opdat zij volmaakt één
zijn en opdat de wereld erkent dat U Mij gezonden hebt en hen liefgehad hebt,
zoals U Mij hebt liefgehad. Vader, Ik
wil dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn die U Mij gegeven hebt, opdat zij
Mijn heerlijkheid zien, die U Mij gegeven hebt, omdat U Mij hebt liefgehad vóór
de grondlegging van de wereld. Rechtvaardige Vader, de wereld heeft U niet
gekend, maar Ik heb U gekend, en dezen hebben erkend dat U Mij gezonden hebt.
En Ik heb hun Uw Naam bekendgemaakt, en zal die
bekendmaken, opdat de liefde waarmee U Mij hebt liefgehad, in hen is, en Ik in
hen. Johannes 17
De wet en de Profeten door Jezus in Mattheüs 22:37-39
samengevat.
U zult de Heere, uw
God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand.
Dit is het eerste
en het grote gebod.
En het tweede,
hieraan gelijk, is: U zult uw naaste
liefhebben als uzelf.
De liefde
Al sprak ik de talen
van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer
zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal. Al had ik de gave om te profeteren en
doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat
bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn. Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik
voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar
trots op zijn – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.
De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen
afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat
zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt
vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze,
in alles volhardt ze.
De liefde zal nooit vergaan. Profetieën zullen verdwijnen,
klanktaal zal verstommen, kennis verloren gaan – want ons kennen schiet tekort en ons
profeteren is beperkt. Wanneer het volmaakte komt zal wat beperkt is verdwijnen.
Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind,
redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter
me gelaten. Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in
oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals
ik zelf gekend ben. Ons resten geloof,
hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.
1 Korintiërs 13
In het Bijbelsdagboek
die ik lees, staat deze week Klaagliederen centraal van Jeremia. Vanmorgen las
ik deze mooie overdenking. Gods liefde en trouw word hier zo mooi in beschreven.
Laten wij op Hem blijven hopen, ook in de stormen van ons leven, Siska
Nochtans
De Heere is mijn
Deel, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen. Klaagliederen 3:24
Tot nu toe zongen de klaagzangen alleen maar in mineur.
En neerslachtig vraag je je af: Ís er geen enkel straaltje licht?
Onze dagtekst is een venster van hoop. In het donkere
huis van ellende, waarin de dichter ronddoolt als in een gevangenis, is er
plotseling een venster. Het biedt een hoopvol uitzicht. Het biedt uitzicht op
God, die Heere is in onverbrekelijke trouw en genade.
Zelf in het bitterste uur zijn er van die trouw en genade
de onmiskenbare tekenen. De dichter is er nog, het volk is er nog. Dat vindt
toch alleen maar zijn grond in de goedertierenheden des Heeren.
Ze hadden zich een volslagen vernietiging waardig
gemaakt. Toch is die niet gekomen. En de dichter kan alleen maar belijden: ‘Het
zijn de goedertierenheden des Heeren, dat wij niet vernield zijn’. Door alles
heen is de Heere trouw gebleven aan zijn woord, aan zijn verbond. Zo kan de
dichter er zelf nog troost in vinden, dat de Heere zijn Deel is. Van Gods kant
staat dat immers onomstotelijk vast. En wat is dat groot. Bij de in tocht in
Kanaän had iedere stam, uitgezonderd die van Levi, zijn deel gekregen. Daarvan
mocht je leven, daarin vond je je bestaan. Nu was dat deel verloren gegaan. De
heidenen waren gekomen en hadden stout het erfland in genomen. Het volk was
bedreigd tot in haar bestaansvoorwaarden. Hoe kon het nog leven?
Midden in deze onmogelijkheden klinkt de geweldige
belijdenis: ‘De Heere is mijn Deel’. Hij zal voor mij, voor ons zorgen. We
vinden onze bestaansgrond in Hem. We mogen van Hem leven. Hij is oneindig veel
meer dan enig stuk land. Daarom hopen wij op Hem.
Als u er soms geen gat meer in inziet. Het liep allemaal
zo anders. U verloor zoveel van wat u zekerheid en rust gaf. U denkt misschien wel
alles kwijt te zijn. We mogen wijzen op de Heere. Hij wil ons Deel zijn. Onze
enige Troost in leven en in sterven. Christus had tenslotte geen deel meer over. Alles gaf Hij eraan. Zelfs zijn
deel in God. Zo hing Hij arm en berooid aan het kruis. Daar is God het erfdeel
geworden voor allen die Hem verwachten.
Lezen: Klaagl.
3:21-32
Zingen: Ps.42:5
Bron: Gods weg met de mensen.
Drs. M.
van Campen
Ik kwam nog een mooi, bemoedigend stukje tegen op onze computer. Dat wou ik met jullie delen. Het is niet van mij, maar ben er wel door geraakt. Veel leesplezier.
Geen Wonder – wat is
een wonder.
Door Evert Everts
| 1 januari 2008Gebeuren er nog
wonderen? Soms zijn we geneigd te zeggen: ‘vast
wel, op het zendingsveld. Maar niet bij ons, hoor!’ Klopt dat eigenlijk wel?
De geschiedenis van
huiskerken in China bevat veel wonderen. Het aantal gelovigen wordt geschat op
100 miljoen of veel meer. Een bezoeker uit Amerika woonde een conferentie van
kerkelijke leiders bij. In een te kleine ruimte zaten de mensen dik opeen
gepakt in rijen op de grond. Op een zeker moment begon een leider pagina’s uit
een boek te scheuren en uit te delen aan de mensen op de grond.
Tot zijn schrik bleek
het dat de man allemaal stukken uit een bijbel aan het scheuren was. Hij vroeg
wat de reden was van deze vernieling van het Woord van God. Het antwoord sneed
hem door het hart. ‘Er zijn hier ongeveer 150 dominees vandaag’, antwoordde de
man, ‘en maar vijf van ons bezitten een bijbel.’ Nu scheuren we die bijbels in
stukken, zodat iedereen met een deel van de bijbel naar huis kan terugkeren en hij
tenminste een bijbelboek heeft om zijn gemeente te onderwijzen.
De bezoeker zag hoe de
bijbelboeken van hand tot hand gingen. ‘Heb jij het al over Genesis gehad? Nog
niet? Nu, hier heb ik ‘t’. Rats! ‘Is bij jou Lukas al aan de beurt geweest? Dit
is Lukas,’ Rats! Het geluid van het scheuren van bladzijden vulde de ruimte.
Toen begonnen de
leiders hun gast vragen te stellen. ‘Is Jezus
al bekend geworden in andere landen, of kennen we Hem alleen nog maar in
China?’ De man vertelde van de miljoenen gelovigen over heel de wereld. De
kerkleiders slaakten kreten van vreugde. Ze waren zeer onder de indruk te horen
van kerken die vrij waren om samen te komen wanneer ze maar wilden. Ze waren
ondersteboven van het feit dat er personen waren die zelf meerdere bijbels in
hun bezit hadden, en ook nog studieboeken.
Plotseling barstten er
enkelen in tranen uit. ‘Waarom, God, hebt u ons niet zo lief als de geloven in
Europa en Amerika? Waarom kunnen wij niet zulke wonderen meemaken zoals U onder
hen doet?’ De bezoeker kon zijn oren niet geloven. Hij vroeg waarom ze dit
zeiden. Want wat er bij hen in China gebeurde leek toch zo op wat er in de tijd
van de apostelen plaats vond. Er vonden wonderlijke genezingen plaats.
Duizenden kwamen tot geloof in Jezus. Bijna de helft van de dominees hadden
meerdere jaren in de gevangenis doorgebracht omdat ze hun geloof hadden
uitgedragen, en vaak was er in de gevangenis een nieuwe kerk ontstaan. Hoe
konden ze deze wonderen vergelijken met wat de bezoeker had verteld over de
westerse wereld?
De Chinezen waren zeer
verbaasd dat hun gast hen niet begreep. ‘Wat is wonderlijker?’, vroegen ze hem.
‘Dat wij onze bijbels verdelen, hoofdstuk voor hoofdstuk, –of dat jullie ze
hebben per dozijn, en ook nog liedboeken en studiemateriaal? Wat is meer een
wonder: dat chinezen genezen worden met honderden tegelijk en duizenden mensen
kunnen getuigen dat Jezus hen genezen heeft, –of, dat jullie naar de dokter
kunnen gaan wanneer jullie dat nodig hebben? Wat is wonderlijker? Dat wij van
huis tot huis rondgaan om onze diensten te houden, steeds op verschillende
dagen in de week en op wisselende tijdstippen op de dag, –of, dat jullie de
hele dag naar de kerk kunnen gaan, elke dag, en dat niemand er aan denkt om
jullie of jullie dominee te arresteren? Wat is meer een wonder? Dat wij de
gevangenis als ons theologisch trainings instituut zien –of, dat jullie kunnen
studeren in speciale scholen voor hen die geloven in Christus? Wat is
wonderlijker?
Toen was het voor de
bezoeker tijd voor tranen. Hij realiseerde zich dat, wat hij ‘gewoon’ had
gevonden in zijn eigen land, gezien werd als het grootste wonder voor de
meesten in de gelovige en vervolgde wereld.
We moeten maar
voorzichtig te zijn om het woord ‘wonder’ te definiëren. Wat wij ‘gewoon’
vinden is niets minder dan het wonderlijke werk van God. Alleen als we dat
zien, kunnen we dankbaar leven met God en de verantwoordelijkheid nemen die dit
met zich meebrengt.
Kasten vol Liefde.
Je hoeft je huis niet op te poetsen
als je de deur voor Jezus open zet
Hij heeft ieder hoekje gezien
en kent elke verborgen plek.
Laat Hem maar rustig binnen
Al is je huis in slechte staat
Jezus helpt je om het op te knappen
Hij weet hoe het worden gaat.
Van de kelder tot de zolder
kamer, keuken, in iedere kast
weet God wat er is verborgen
Hij ziet zelfs het stof onder de mat.
Als Jezus bij je binnen mag komen
gaat Hij samen met jou aan de slag
kast voor kast en kamer voor kamer
en alleen als het voor jou mag.
Niets zal Hij zo maar openbreken
met geweld of grof geschut
geen enkele deur zal Hij forceren
Hij vult je huis met Liefde, vrede en rust.
Soms moet je huis worden afgebroken
tot de grond toe gelijk gemaakt
met een nieuw fundament van Jezus Christus
weet je dat je huis stevig staat.
Zo bouw je samen aan een prachtige villa
ontstaan door genade, puur en echt
met kasten vol Liefde om uit te delen
aan ieder mens op jouw levensweg.
Auteur: Onbekend.
Stil zijn voor
God
Neem eens rust om
bij God te zijn.
Ik hield God
eigenlijk altijd een beetje op een afstand. Ik zocht Hem niet zo vaak om eens
rustig bij te praten. Inmiddels ontmoeten we elkaar juist erg vaak. En niet
even een praatje tussen de bedrijven door, maar we bespreken iedere morgen
gedurende een behoorlijke tijd wezenlijke, diep persoonlijke zaken. Ik heb God
veel beter leren kennen sinds ik ben gaan bidden.
Het is niet de
lange waslijst aan gebedsverhoringen die me in mijn gebedsleven de meeste
voldoening hebben gegeven, hoewel ook dat zeer de moeite waard was. Wat me wel
het meest geholpen heeft, is
mijn sterk verbeterde relatie met God. Toen ik begon te bidden, had ik niet in
de gaten dat dit het gevolg zou zijn.
Mensen die niet bidden, onthouden zichzelf Gods
overwinnende kracht, en het uiteindelijke gevolg is het vertrouwde gevoel van
het te druk hebben, terneergeslagen zijn, uitgebuit of verslagen zijn.
Verrassend genoeg lijken heel veel mensen voor zo'n leven te kiezen. Zorg
ervoor dat u dat niet doet. Niemand zou eigenlijk zo'n leven moeten
leiden. Gebed is de sleutel om Gods
overwinnende kracht in uw leven te gaan ervaren.
Wanneer de Heilige Geest u ertoe leidt meer over het
gebed te leren, begint u aan een geweldig avontuur. Wanneer u groeit in uw
gebedsleven, zal God steeds meer van Zichzelf aan u laten zien en steeds meer
van zijn Geest in uw geest geven. Neem van mij aan dat het een ervaring zal
zijn die u de meeste voldoening geeft bij het bidden- meer zelf dan de
verhoringen van uw gebeden.
Gemeenschap met God, vertrouwen, vrede, verlossing- dat
zijn maar enkele van de geweldige dingen die u zult ervaren wanneer u leert
bidden.
Laten we ontdekken waar het om gaat bij het bidden en wat
het in uw leven kan doen.
Uit: Fakkel
maart 2001
Leven uit en met God
(gebed naar Romeinen 12:9-21)HEER, help me alstublieft
om U oprecht lief te hebben,
mijn medemensen te achten
en te eren,
in liefde met hen verbonden
te zijn en help me
om het kwade te haten en
het goede aan te nemen.
HEER, doordring me met Uw
geest,
opdat ik standvastig ben en
U steeds trouw blijf,
in blijde hoop Uw komst
verwacht en
en ik mij door niets van
het gebed laat afbrengen.
HEER, help me om gastvrij,
hulpvaardig en
vredelievend te zijn, dat
ik niemand iets slechts
toe wens en voor mijn
vijanden bid en ieder
persoonlijk in Uw naam kan
zegenen.
HEER, geef me een nederig
hart, opdat ik
niet denk dat ik wijs ben,
of trots en ingebeeld
aan zelfoverschatting en
betweterigheid lijdt
en dat ik me voor kleine
dingen niet te goed voel.
HEER, laat me blij zijn met
de blijden en met
verdrietige mensen huilen,
onrecht nooit met nieuw
onrecht vergelden, maar
erop bedacht zijn om het goede
te doen en voor zover het
aan mij ligt, vrede te bewaren.
HEER, herinner me er steeds
aan dat het Uw zaak is
om me recht te verschaffen
en geef me de kracht
om me nooit door het kwade
te laten overwinnen, maar
al het kwaad in Uw genade
met goedheid te overwinnen.
Karl-Heinz Gries
Gods Boek de Bijbel, Zijn woorden, beloften, zegeningen, wijzen allemaal naar Jezus Christus, die de vervulling is van Gods beloften en het einddoel van ons geloof.
Wij lezen in de Bijbel over onze zonden, daarom heeft ieder mens Gods oordeel nodig. Maar...ook van herstel en Genade door Gods Zoon, Jezus Christus.
Veel wat we lezen in de Bijbel, kunnen wij niet begrijpen, alleen door Gods Heilige Geest krijgen we steeds meer inzicht in het geweldigste Boek, de Bijbel.
We gaan steeds meer zien, wat God en Jezus Christus ons duidelijk willen maken.
De woorden in de Bijbel zijn Gods eigen woorden, Zijn plan met de mensheid, en met u persoonlijk. Over de grootste Redding door Zijn Zoon Jezus Christus, Zijn sterven en opstanding voor de mensheid.
Wij hebben altijd Gods Heilige Geest nodig voor uitleg, en alles wat wij lezen.
Wij worden niet voor niets steeds weer gewaarschuwd voor dwaalleren, die overal om ons heen zijn. Veel zelfbedachte theorieën die de wereld rondgaan. Waardoor de wonderlijke woorden uit Gods Woord, totaal uitgehold worden, en van hun Kracht worden beroofd.
Laten we ons leiden door de Geest van Christus, als wij de Bijbel lezen.
Soms moeten we wachten op antwoorden op vraagstukken. Maar wees niet bang, God zelf op Zijn tijd zal het antwoord geven. Soms zijn we er nog niet klaar voor. Gods Woord, Christus Woord omvat zo veel, dat Hijzelf ons er in leid.
Houd vast aan Jezus onze Heer, Verlosser en Koning, en het zal gegeven worden. Laten we onze ogen altijd gericht houden op Hem, Jezus Christus.
Psalm 32 : 8, geweldige bemoediging, "Ik leer en onderwijs u aangaande de weg die gij gaan moet; Ik raad u; Mijn oog is op u".
Dat mogen wij ons ook eigen maken. In ons leven als ook in het Bijbellezen.
Esther
Dit is met recht een wereldoorlog omdat elke hoek en elk
aspect van ons leven er mee gemoeid is en oorlogsgebied is. De cultuur, de
overheid, justitie, ziekenhuizen, universiteiten en scholen, de zakenwereld en
de entertainment industrie, onze huizen en gezinnen, onze harten en gedachten,
alles is erbij betrokken. Eraan ontsnappen is geen optie, omdat we de wereld
niet kunnen verlaten, waar we nu eenmaal in leven. We kunnen ook ons lichaam
niet verlaten, omdat dat de woning van onze ziel is.
Sommigen hebben geprobeerd om zichzelf van de wereld te
isoleren, in een poging geestelijker te worden. Na eeuwen van felle vervolging,
waarin het Romeinse rijk het christelijk geloof probeerde uit te delgen, gaf
het zich uiteindelijk gewonnen aan het christendom. Veel christenen wisten niet
goed om te gaan met de nieuw verworven vrijheid van godsdienst en probeerden
geestelijke martelaren te worden. Zij isoleerden zichzelf van de wereld en
leefden als kluizenaars.
Simeon was één van de eerste asceten. Hij leefde in de
vierde eeuw. Hij koos ervoor het leven van een herder te leven, in een poging
om een waarachtige geestelijke status te bereiken. Maar het herdersleven vond
hij niet geïsoleerd genoeg en hij besloot als een kluizenaar te gaan leven.
Daarvoor trok hij zich terug in een klooster. Negen jaar lang zette hij geen
voet buiten zijn kamer. Maar nog was hij niet tevreden over de mate van
teruggetrokkenheid en de door hem bereikte geestelijke staat. Hij besloot de
woestijn in te trekken, waar hij een paal neerzette van zo’n 2,5 meter hoogte
om daarop te leven. Maar ook dit bood hem onvoldoende afstand van het kwaad uit
de wereld, dus maakte hij de paal circa 18 meter hoog. Dertig jaar lang leefde
Simeon boven op deze paal, in de hoop dat het zijn ziel goed zou doen.
De apostel Paulus waarschuwde dat dergelijke dingen een
schijn van geestelijkheid hebben, maar in feite waardeloos zijn. Hij
veroordeelde deze “valse nederigheid” en “eigendunkelijke godsdienst”, “met
zijn nederigheid en zijn kastijding van het lichaam”, de houding van “raak
niet, smaak niet, roer niet aan”, als: “zonder enige waarde en slechts dienende
tot bevrediging van het vlees” (Kolossenzen 2:16-23).
Een probleem van
het hart
Onze Heer leert dat onreinheid niet komt door dingen van
buiten, maar vanuit ons eigen hart: “Want uit het hart komen boze
overleggingen, moord, echtbreuk, hoererij, diefstal, leugenachtige
getuigenissen, godslasteringen. Dat zijn de dingen, die een mens onrein
maken,...” (Matthéüs 15:19). Geen spelonk is afgelegen genoeg, geen paal is
hoog genoeg om te ontsnappen aan de wereld. Het probleem ligt namelijk in elk
menselijk hart. Waar we ook heen gaan, we nemen onze problemen met ons mee. In
feite zijn we zelf onze ergste vijand.
In Romeinen 12:2 staat dat wij niet “gelijkvormig aan
deze wereld moeten worden”. Wereldgelijkvormigheid is elke activiteit zonder
God of die tegen God in gaat. Het is het gebruik (of misbruik) van Gods
prachtige schepping of schepselen voor de bevrediging van de zondige,
egoïstische, gevallen natuur van de mens.
Wereldgelijkvormigheid is de onwil om Gods heerlijkheid
te weerspiegelen, waarvoor we uiteindelijk geschapen zijn.
Wereldgelijkvormigheid maakt het onmogelijk om de zaken vanuit Gods perspectief
te zien. Wereldgelijkvormigheid wil slechts de mens behagen, niet God.
Wereldgelijkvormigheid gaat veel verder dan opzichtige make-up of het obsessief
volgen van de laatste modegrillen van de wereld. Het zijn “de lusten van het
vlees, de lusten van de ogen en een hoogmoedig leven”, het najagen van
gezondheid, rijkdom en geld, roem en comfort, genoegens van het leven en
bezittingen.
Misleiding
In deze strijd tegen wereldgelijkvormigheid moeten we
weten wie de vijand is, hoe deze eruit ziet en waar deze zit.
Wereldgelijkvormigheid kan heel misleidend zijn. Wanneer de wereld zijn ware
natuur laat zien van slavernij, corruptie, perversiteit en misdaad, hebben de
meesten de vijand wel in de gaten. Maar als de vijand verborgen is, zien velen
het gevaar niet, zoals een visser een aantrekkelijk aas gebruikt om de haak in
te verbergen. De wereld belooft ware liefde en veroorzaakt gebroken harten,
gebroken gezinnen en gebroken gezondheid. Socialistische politici beloven de
hemel en veroorzaken hel op aarde. Gokken belooft een fortuin, maar veroorzaakt
een absoluut bankroet. Drugs en alcohol beloven heerlijke gevoelens, maar
veroorzaken verslaving en een miserabel leven.
Wereldgelijkvormigheid heeft meer achting voor het
lichaam dan voor de ziel. Materiële, uiterlijke zaken zijn belangrijker dan de
geestelijke. Wereldgelijkvormigheid moedigt ons aan om in de beste en duurste
kleding gekleed te gaan, de duurste auto’s te rijden, van de nieuwste
technologieën gebruik te maken, de knapste vriend of vriendin te hebben.
Meisjes moeten de modernste outfit hebben en hun haar volgens de nieuwste trend
geknipt en gekapt hebben. Jongens moeten vooral hun lichamen getraind hebben,
veel geld en dure IPhones hebben, ten koste van hun zielen.
Een christen die wereldgelijkvormig is heeft te veel van
Christus om werkelijk van de wereld te kunnen genieten en te veel van de wereld
om zich werkelijk in Christus te kunnen verheugen. We zijn wereldgelijkvormig
als we denken en spreken zoals de wereld, ons kleden, ons gedragen en eruit
zien zoals de wereld.
Leven in het licht
van de eeuwigheid
We moeten meer waarde hechten aan onze zielen dan aan
onze lichamen en de eeuwigheid boven het hier en nu plaatsen. We moeten leren
om God te vrezen, Die ons zal bevrijden van mensenvrees, die ons lam legt. We
moeten leven ter eer van God en voor Zijn goedkeuring en niet de goedkeuring
van mensen zoeken. We moeten meer bezig zijn met het verzamelen van schatten in
de hemel dan het verzamelen van schatten op aarde. We moeten leven in het licht
van de eeuwigheid: “Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en
dit alles zal u bovendien geschonken worden” (Matthëüs 6:33 ).
Materiële dingen zijn op zich niet zondig. Alle dingen
die door God geschapen zijn, zijn goed, zolang we ze met dankbaarheid ontvangen
en gebruiken zoals God het voor ons heeft bedoeld en het in de Bijbel
beschreven staat. Maar onze zondige natuur is geneigd tot het kwade en we zijn
in staat zelfs goede dingen tot onze eigen schade te gebruiken. Voedsel is een
gave van God, maar vraatzucht is een zonde. Wereldgelijkvormigheid kan bijna
alles in het leven verdraaien. We moeten leren om alles te doen tot eer van God.
Geen enkel aspect uit ons leven kan buiten de heerschappij van de Here Jezus.
Onze bezittingen, relaties, familie, opleiding, sport en vrije tijd moeten
onder de heerschappij van de Here Jezus worden gebracht.
In onze dagelijkse beslissingen moeten wij de goede
strijd van het geloof strijden. We kunnen het niet opgeven. De oorlog tegen
wereldgelijkvormigheid is niet slechts een strijd tegen uiterlijke dingen.
Wereldgelijkvormigheid is een geestelijke ziekte van het hart die bevochten
moet worden door het geloof. We hebben hiervoor een nieuw hart nodig en de
kracht van de Heilige Geest die elk aspect van ons leven moet doordringen.
“Want wat zou het een mens baten, als hij de gehele wereld won, maar schade
leed aan zijn ziel? Of wat zal een mens geven in ruil voor zijn leven?”
(Matthéüs 16:26).
De wereld zegt dat we onszelf kunnen rechtvaardigen: “Ik
ben een goed mens! Het is niet mijn fout!” De Bijbel moedigt ons aan om onze
zonden te belijden. De wereld zegt dat we onze zonden moeten bedekken. De Bijbel
zegt: “Zondig niet meer”. De wereld zegt: “Neem wraak!” De Bijbel leert: Doe
restitutie – breng terug, repareer en betaal.
De wereld zegt: “Maak plezier!” Het Woord zegt: “Bekeer
je!” De wereld zegt: “Kom op voor jezelf!” Het Woord zegt: “Verneder jezelf
onder de machtige hand Gods. God biedt weerstand aan de hoogmoedigen, maar Hij
geeft genade aan de nederigen van hart.’’
We hebben een keuze: zoek de goedkeuring, het applaus van
de wereld, of zoek de goedkeuring van God alleen. Doe wat populair is of doe
wat goed is. Zoek je eigen voordeel of zoek het voordeel van anderen. Wees
politiek correct of wees een getuige voor de Waarheid. Neem de brede weg of
neem de smalle weg. Accepteer de mening van de meerderheid of accepteer Gods
Woord. Laat je meedrijven met de grote stroom of neem stelling. Elke beslissing
die we nemen maakt ons meer een inwoner van de hel of de hemel. Leef in het
licht van de eeuwigheid en je zult de strijd winnen tegen
wereldgelijkvormigheid.
“Dit heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt.
In de wereld lijdt gij verdrukking, maar houdt goede moed, Ik heb de wereld
overwonnen.” (Johannes 16:33)
Dr. Peter Hammond
Bron: www.cftnederland.nl
DEEL 2,
Vervolg. Hoe verloren zijn de tien stammen?
door David Baron
De algemene
situatie in de tijd van Christus
Al sinds het gedeeltelijk herstel in de dagen van
Cyrus en zijn opvolgers, zo’n zes eeuwen voor Christus, stonden de nakomelingen
van Abraham niet meer bekend als afzonderlijke stammen, maar als één volk. Dat
neemt niet weg dat de stammen- en geslachtsregisters, met name van de inwoners
van het land tot aan de verwoesting van de tweede Tempel, grotendeels bewaard
waren gebleven.
De overgrote meerderheid bevond zich echter nog in de diaspora, waar zij
talrijke gemeenschappen vormden. Maar waar ze ook verstrooid waren en tot welke
stam ze ook behoorden, Jeruzalem was en bleef voor hen het nationale centrum.
Met uitzondering van diegenen die geassimileerd waren, ervoer de rest van de
verstrooiden zich één met hun broeders in het Heilige Land. Ze kwamen immers uit
hetzelfde nest, hadden hetzelfde fundament, koesterden dezelfde herinneringen
en zagen uit naar dezelfde toekomst. Tijdens de Opgangsfeesten (Pesach,
Pinksteren en het Loofhuttenfeest, red.) maakten velen van hen een
pelgrimstocht naar Jeruzalem. Zo kon Philo aan de Romeinse Keizer Caligula
meedelen dat ‘Jeruzalem niet alleen als hoofdstad van Judea beschouwd moest
worden, maar als het centrum van een natie, verspreid over oneindig veel
plaatsen, die hem bekwame versterking kon leveren voor zijn verdediging’. Onder
de gebieden waar Joden verbleven, rekende hij de eilanden Cyprus en Kandia,
Egypte, Macedonië en Bythinië, alsmede het rijk van de Perzen en de steden in
het Oosten, met uitzondering van Babylon, van waaruit ze toen deels verdreven
waren. Zo wordt bijvoorbeeld in Handelingen 2 meegedeeld dat op de Pinksterdag
(en ongetwijfeld ook op het voorafgaande Paasfeest toen de kruisiging
plaatsvond), vertegenwoordigers uit de diaspora in Jeruzalem aanwezig waren.
Lukas, de auteur van het boek Handelingen, schrijft: “Parthen, Meden,
Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Capadocië, Pontus en Asia,
Phrygië en Pamphylië, Egypte en de streken van Lybië bij Cyrene, en hier
verblijvende Romeinen, zowel Joden als Jodengenoten, Cretenzen en Arabieren,
wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken” (Hand.
2:9-11).
In het bonte gezelschap van deze kosmopolitische Joden, bevonden zich
vertegenwoordigers van Israëlitische nederzettingen in gebieden waar naartoe ze
zeven eeuwen tevoren door de Assyriërs en Babyloniërs waren weggevoerd. Toch
worden zij allen Joden genoemd en beschouwden zij Jeruzalem als hun
nationale hoofdstad.
Jood en
Israëliet
De namen ‘Jood’ en ‘Israëliet’ zijn dan ook synoniem
sinds de tijd van de ballingschap. Het is on-Bijbels te veronderstellen dat de
aanduiding ‘Jood’ alleen op een biologische afstammeling van Juda betrekking
heeft. Met ‘Jood’ werd iedere nakomeling van Jacob aangeduid die zichzelf
rekende (of gerekend werd) tot het theocratisch Koninkrijk van Juda. Althans,
zij verwachtten de vestiging daarvan door de beloofde ‘Zoon van David’, de
Leeuw uit de stam van Juda. Zijn heerschappij zou zich uitstrekken over ‘alle
stammen des lands’ en ‘van zee tot zee en van de rivier tot het einde der
aarde’ (Zach. 9:10).
Doordat de tien stammen niet langer politiek onafhankelijk waren, werd ‘Jood’
de gebruikelijke naam voor alle Israëlieten die hun identiteit wilden bewaren.
Een identiteit die nauw verbonden was met het koninkrijk van Juda en het huis
van David. De bewering dat leden van de tien stammen nooit Joden genoemd werden
en dat Joden geen Israëlieten zijn, is onjuist. In onze vorige aflevering zagen
we reeds dat niet alleen de ballingen van het zuidelijke koninkrijk van Juda
uit Babel terugkeerden en de naam ‘Joden’ droegen. In het boek Ezra wordt het
overblijfsel slechts acht keer aangeduid als ‘Joden’ en niet minder dan veertig
keer als ‘Israël’. In het boek Nehemia worden ze 11 keer ‘Joden’ genoemd en 22
keer ‘Israël’. In het boek Esther, waar we de periode beschreven vinden die
volgt op die van het gedeeltelijke herstel onder Zerubbabel en Jozua, worden
degenen die in 127 provincies van het Perzische Rijk (inclusief de gebieden van
het oude Assyrië) achterbleven, 45 keer ‘Joden’ genoemd en niet één keer
‘Israël’.
In het Nieuwe Testament wordt hetzelfde volk 174 keer
als ‘Joden’ aangeduid en niet minder dan 75 keer met ‘Israël’.
Aanhangers van bijvoorbeeld de Brits-Israël beweging beweren dat alleen
afstammelingen van de stam Juda Joden zijn. Paulus daarentegen noemt zichzelf
de ene keer ‘een Jood’ en de andere keer ‘een Israëliet’ (Hand. 21:39; Rom.
11:1; 2 Cor. 11:22; Fil.3:5).
Onze Heere was uit het geslacht van David en wat het vlees betreft uit de stam
Juda, ‘een Jood’. Toch staat er dat uit hen (Israëlieten) de Christus is, “Die
is boven alles, God, te prijzen tot in eeuwigheid!” (Rom. 9:4, 5). Zo was de
gelovige Anna een Jodin in Jeruzalem, maar tegelijk ‘uit de stam Aser’, die
behoorde tot het noordelijke tienstammenrijk (Luk. 2:36).
************************************
De dwaling is groot, vooral als men een geschiedenis van het volk Israël, die al ver achter ons ligt, willen verplaatsen naar de toekomst.
Es.
door David
Baron
In 975 v. Chr. werd onder koning Jerobeam een apart
koninkrijk, bestaande uit tien van de twaalf stammen, opgericht. Haar
250-jarige bestaansgeschiedenis is, op incidentele oplevingen na, een lange,
trieste opsomming van onrechtmatige machtsovernames, anarchie en geloofsafval.
Na veel waarschuwingen en oordelen wordt het tienstammenrijk uiteindelijk in
721 v. Chr. omvergeworpen. De hoofdstad Samaria wordt verwoest en een deel van
de bevolking wordt weggevoerd door de Assyriërs en gedwongen te gaan wonen in
“Chalach, aan de Chabor, de rivier van Gozan en in de steden der Meden” (2 Kon.
17:6 en 1 Kron. 5:26). We zetten een aantal feiten op een rij.
1. Na de scheuring bestond het koninkrijk van Juda
niet alleen uit Juda en Benjamin, maar ook uit Levieten die trouw waren
gebleven aan het huis van David en aan het godsdienstige centrum in Jeruzalem.
Zelfs de Levieten die in de noordelijke delen van het land woonden, lieten
alles achter om naar Jeruzalem te komen zoals we kunnen lezen in 2 Kronieken
11:14: “Rechabeam woonde te Jeruzalem, en hij bouwde in Juda vestingsteden … de
priesters en de Levieten echter uit geheel Israël voegden zich uit hun gehele
gebied bij hem, want de Levieten verlieten hun weidegronden en hun bezittingen
en gingen naar Juda en Jeruzalem, omdat Jerobeam en zijn zonen het hun
onmogelijk maakten voor de Here het priesterambt te bekleden”.
2. Behalve Juda, Benjamin en Levi waren er ook velen
uit het tienstammenrijk, die trouw bleven aan de Heere en aan de enige plek die
Hij voor aanbidding op aarde had aangewezen . Onmiddellijk na de opstand kunnen
we lezen dat er “na hen” (d.w.z. naar het voorbeeld van de Levieten) “uit al de
stammen van Israël, zij die hun hart erop gezet hadden de HERE, de God van Israël,
te zoeken, te Jeruzalem zijn gekomen, om aan de HERE, de God hunner vaderen, te
offeren. Zij versterkten het koninkrijk Juda” (2 Kron. 11:16, 17)NBG.
Gedurende de hele periode van het koninkrijk van Israël hebben gelovige
Israëlieten uit de tien stammen zich afgescheiden en aangesloten bij ‘Juda’.
Dit was voornamelijk het geval tijdens perioden van nationale opleving in het
zuidelijk koninkrijk en tijdens de regeringen van koningen die de Heere
vreesden en zochten (zie 2 Kron. 15:9-15).
3. Zoals we al zagen, vond de uiteindelijke
omverwerping van het noordelijk koninkrijk plaats in 721 v. Chr. Wanneer we
lezen dat ‘de koning van Assur Samaria innam en Israël in ballingschap voerde
naar Assur’, moeten we bedenken dat hij niet het hele volk met zich meevoerde,
maar vooral de notabelen en invloedrijken van de natie. Ongetwijfeld bleven
velen in het land achter, zoals ook later het geval was na de omverwerping van
het zuidelijk koninkrijk door de Babyloniërs (zie 2 Kon. 25:12). Als historisch
bewijs hiervoor geldt, dat zo’n 100 jaar na de val van Samaria, tijdens de
regering van koning Josia, een gedeelte van Manasse en Efraïm en ‘een
overblijfsel vanuit geheel Israël’ zich in het land bevinden en bijdragen aan
de inzameling door de Levieten voor de wederopbouw van de Tempel. Ook vierden
zij het Pascha mee tijdens het 18e jaar van de regering van deze
veelbelovende, jonge koning (2 Kron. 35:18). Tegen deze achtergrond moeten we
het zuidelijk koninkrijk van ‘Juda’ zien wanneer ook zij het punt bereiken dat
er, vanwege hun afgoderij en geloofsafval van de levende God, geen herstel meer
mogelijk is (2 Kron. 36:16). Het zuidelijk koninkrijk bestaat op dat moment dus
uit Juda, Benjamin, Levi en ‘een overblijfsel’ uit de andere tien stammen van
Israël. Jeruzalem wordt uiteindelijk in 588 voor Christus door Nebukadnezar
ingenomen, slechts 133 jaar na de verovering van Samaria door de Assyriërs. Ondertussen
wordt het Assyrische Rijk opgevolgd door het Babylonische Rijk. Babel, dat bij
tijden reeds als hoofdstad van het koninkrijk fungeerde, nam de plaats in van
Ninevé. Toch was de regio waar Nebukadnezar nu over regeerde dezelfde als
waarover Salmanezer en Sargon regeerden, zij het met een iets uitgebreider
territorium (zie 2 Kon. 23:29, waar de koning van Babel de koning van Assur
wordt genoemd).
De stammen
tijdens de ballingschap weer bijeen
De exacte verblijfplaats van de ballingen uit het
zuidelijke koninkrijk wordt niet genoemd. De Schrift verklaart dat de drie
verschillende groepen van ballingen door Nebukadnezar worden meegenomen ‘naar
Babel’. De eerste groep tijdens de regering van Jojakim in 606 v. Chr., de
tweede tijdens de regering van Joachin in 599 voor Christus en de derde groep
bij de uiteindelijke omverwerping van Jeruzalem tijdens de regering van koning Zedekia
in 588 v. Chr. (zie 2 Kon. 24 en 25; Dan. 1). Babel staat niet
alleen voor de stad Babel, maar ook voor het hele land waartoe de grondgebieden
van het Assyrische Rijk behoorden alsmede de koloniën van ballingen, die vanuit
het noordelijk koninkrijk van ‘Israël’ kwamen. Zo zien we bijvoorbeeld
Ezechiël, als één van de 10.000 ballingen, die door Nebukadnezar tezamen met
Joachin was meegenomen, bij de rivier Chabor in Gozan. Dat is één van de
gebieden waar de ballingen van de tien stammen meer dan een eeuw geleden door
de Assyriërs waren gebracht. Met de gevangenneming kwam er een einde aan de
verdeeldheid en rivaliteit tussen ‘Juda’ en ‘Israël’. Leden van alle stammen
zagen gezamenlijk uit naar het beloofde nationale herstel onder het huis van
David en met Sion als geestelijk centrum. Joël, Amos, Hosea en de andere
profeten tot aan de val van Samaria hadden hen die hoop voorgehouden. Die lotsverbondenheid en
hoop bevorderde de eenheid onder het volk. De Geschriften van Jeremia, Ezechiël
en Daniël, die profeteerden tijdens de ballingschap, geven ons een indruk van
de gezamenlijke hoop die onder de leden van de twee koninkrijken leefde. De
meest treffende profetie hierover vinden we in Ezechiël 37:15-28.
De gezamenlijke
terugkeer naar het land
Sinds de eerste groep ballingen in het jaar 606 v.Chr.
door Nebukadnezar naar Babylon waren weggevoerd, waren er precies 70 jaren
verlopen. We lezen in Ezra 1:1-3: “In het eerste jaar van Kores, de koning van
Perzië, wekte de HERE … de geest van Kores, de koning van Perzië, op, om door
zijn gehele koninkrijk (!), ook in geschrifte, deze oproep te doen
uitgaan: Zo zegt Kores, de koning van Perzië: alle koninkrijken der aarde heeft
de HERE, de God des hemels, mij gegeven en Hij heeft mij opgedragen Hem een
huis te bouwen in Jeruzalem, in Juda. Wie nu onder u tot enig deel van zijn
volk behoort (!) - zijn God zij met hem, hij trekke op naar Jeruzalem, in
Juda, en bouwe het huis van de HERE, de God van Israël, dat is de God, die in
Jeruzalem woont”NBG.
Deze bekendmaking had betrekking op het gehele volk in het gehele koninkrijk. Het decreet
werd uitgevaardigd in het jaar 536 v. Chr, twee jaar na de verovering van Babel
door Kores. Dit ‘gehele koninkrijk’ omvatte ruimschoots het gebied waarover
Nebukadnezar en zijn opvolgers regeerden. Het koninkrijk van Babel was trouwens
identiek aan dat van Assur, waar het tienstammenrijk naar was afgevoerd. Kores
en Darius I worden bijvoorbeeld onafhankelijk van elkaar aangeduid met de
titels ‘Koning van Perzië’ (Ezra 4:5), ‘Koning van Babel’ (Ezra 5:13) en
‘Koning van Assur’ (Ezra 6:22).
De oproep van Kores bracht een karavaan naar het beloofde land op de been van:
“tweeënveertigduizend driehonderd zestig, behalve hun knechten en hun maagden,
die waren zevenduizend driehonderd zevenendertig, en zij hadden tweehonderd
zangers en zangeressen” (Ezra 2:64, 65). Onder
leiding van Zerubbabel (afstammeling uit het koningshuis van David), gingen zij
van Babel op weg naar Jeruzalem. De leiders van de teruggekeerde ballingen
waren “de hoofden der vaderen van Juda en Benjamin, en de priesters en de
Levieten”. Maar onder hun leiding reisden
ook ballingen uit de andere stammen, nl. “een ieder, wiens geest God verwekte,
dat zij optrokken om te bouwen het huis des HEEREN, die te Jeruzalem woont”
(Ezra 1:6). Ze werden alleen niet langer genoemd naar de stam waartoe zij
behoorden, maar naar hun families en naar hun steden waar zij ooit gewoond
hadden. Het is daardoor moeilijk vast te stellen hoeveel er tot Juda en hoeveel
er tot Israël behoorden. Maar dat er zich in het gezelschap velen uit het
noordelijke rijk bevonden, is duidelijk. Zo wordt er gesproken over 223 mannen
van Bethel en Ai (Ezra 2:28). Bethel was het centrum van aanbidding van oude
heidense goden ingesteld door Jerobeam. Hoewel Bethel op de grens van Benjamin
lag, behoorde het tot Efraïm.
Tweede
terugkeer
Naar aanleiding van het besluit van Artaxerxes
Longimanus in het jaar 458 v. Chr. komt Ezra met nog een groep uit Babel. Een
gedeelte van dit koninklijke besluit luidt: “Door mij wordt bevel gegeven, dat
al wie vrijwillig is in mijn koninkrijk, van het volk van Israël, en van zijn
priesters en Levieten, om te gaan naar Jeruzalem, dat hij met u ga”. Gevolg:
“Deze Ezra trok op uit Babel ... ook sommigen van de kinderen Israëls, en van
de priesters en de Levieten en de zangers, en de poortwachters, en de Nethinim
(tempelhorigen), trokken op naar Jeruzalem, in het zevende jaar van de koning
Arthahsasta1” (Ezra 7:7). Deze groep bestond uit ongeveer 1800
families, de priesters, de Levieten en de tempelhorigen niet meegerekend. Het
waren ‘de kinderen Israëls’ ongeacht uit welke stam. Zij kwamen uit alle delen
van het Assyrische of Babylonische rijk dat inmiddels terecht was gekomen onder
de heerschappij van de Meden en Perzen.
Het volk in Israël groeide en groeide tot de tijd van de Maccabeeën, zo’n 150
jaar later. Nog eens 150 jaar
later, bevinden we ons in de tijd van de HEERE Jezus en is de Joodse populatie
in Palestina uitgegroeid tot enkele miljoenen. Vanaf het verval van het
Perzische rijk, horen we weinig over de Israëlitische ballingschap in het oude
Assur of Babel. Door de verovering van Alexander de Grote kwamen de streken van
Babylonië en Media dichterbij. Er werd zelfs een hoofdweg gebaand tussen het
oosten en het westen. Vanaf die tijd ontstonden nederzettingen van Joden in
Klein-Azië, Cyprus, Kreta en aan de kusten en op de eilanden van de Egeïsche
Zee, in Macedonië en in andere delen van Zuid-Europa, in Egypte en in de gehele
noordelijke kust van Afrika. Zelfs vonden zij hun weg verder oostwaarts tot in
India en China aan toe. Zonder enige twijfel werden veel van deze
nederzettingen in de diaspora gevormd door degenen die nooit uit de
ballingschap naar het land der vaderen waren teruggekeerd. Dat zij echter tot alle
twaalf stammen behoorden, blijkt wel o.a. uit het feit dat Jacobus zijn brief
richt aan de twaalf stammen die in de verstrooiing (letterlijk ‘diaspora’ red.)
zijn (Jac. 1:1). Twaalf stammen en dus geen verloren stammen!
Er stond laatst een bijzondere advertentie in een
huis-aan-huis krant:
Hengelsport-vereniging “ SP ”
(Simon Petrus)
Met beschikking over rijke viswateren,
zoekt dringend
NIEUWE LEDEN.
Wij vergaderen regelmatig!
Vaste agendapunten daarbij zijn:
.…Visie op het vis
…. Overvloed aan vis
.…De uitdaging van het vangen van het vis!
Toen de vereniging eens voltallig bijeen was, suggereerde
één der leden, dat er een echt VISBELEID nodig was. Men stelde daarom, zeer
zorgvuldig, een voorlopig visvang-definitie op en later volgde er uiteraard nog
eens een definitieve definitie.
Ook werd er, even zorgvuldig, een doelstelling
geformuleerd.
Werkwijze en vis-strategie werden ontwikkeld en grondig
bestudeerd. Kortom, het was op de vergaderingen een drukte van belang.
Later besefte men wel erg éénzijdig bezig te zijn met de
hele materie. Het vissen was namelijk alleen maar benaderd vanuit het
gezichtpunt van de visser en niet vanuit dat van de vis…
Hoe kijkt een vis tegen de wereld van de vissers aan?
Hoe komt de visser over op de vissen?
Wat eten vissen-en wanneer eten ze het liefst?
Dát zijn allemaal
belangrijke en interessante vragen…
Dus begon men dat alles eens heel grondig te onderzoeken!
Men woonde conferenties bij over het vissen. Sommigen
reisden naar veraf gelegen plaatsen om de verschillende soorten vis en andere
vis-methodes aan een grondige studie te onderwerpen. Enkele actieve leden
haalden zelf een “graad” in de viskunde…
Maar, al met al was er niemand, die viste….
Er werd nu een commissie gevormd om vissers uit te
zenden!
Maar, omdat er natuurlijk veel meer visplaatsen waren dan
vissers, moest die commissie eerst de prioriteiten vaststellen.
Een voorkeurslijst van visplaatsen werd op de
publicatieborden van de vereniging gehangen.
Maar…. nog steeds
viste er niemand!
Er werd toen een enquête gehouden, om eens “uit te
vissen” hoe het kwam, dat er niemand viste.
Maar, zoals gebruikelijk, vulde de meeste leden de
vragenlijst niet in. Dat gebrek aan “mee-denken” veroorzaakte, zeer
begrijpelijk, behoorlijk wat verontrusting bij het bestuur.
Toch, van de mensen die wel op de enquête reageerden,
voelden sommige zich geroepen om de totale materie van “het vissen” nu eens
grondiger te gaan bestuderen.
Anderen gingen zich vervolgens toeleggen op het leveren
van de benodigde visuitrusting.
Een aantal andere leden wilde wel actief zijn om de
vissers te bemoedigen!
Door het grote aantal vergaderingen, conferenties en
studiedagen over al deze onderwerpen had echter niemand tijd om te vissen….
Jaap (what ’s in a name?) was aangetrokken door die
advertentie en werd lid van de Hengelsport-Vereniging “SP”
Na een inspirerende vereniging-avond begon hij
onmiddellijk te vissen! Hij probeerde het één en ander eens uit, kreeg de smaak
te pakken en ving een paar prachtige exemplaren.
Op de eerstvolgende vergadering vertelde Jaap het verhaal
van die mooie vangst. Hij werd uitbundig geprezen om het behaalde resultaat!
Er werd gelijk ook maar afgesproken, dat hij enkele
voordrachten zou houden over “hoe” hij het had gedaan…
Maar, door al die spreekbeurten, en natuurlijk (want dat
kon niet uitblijven) zijn verkiezing in het bestuur van de vereniging had Jaap
geen tijd meer om te vissen.
Al gauw voelde hij zich onrustig en onvoldaan.
’t Was allemaal wel aardig en interessant, maar hij wilde
zo graag die ruk aan zijn vislijn weer eens voelen.
Dus annuleerde Jaap al zijn spreekbeurten, trad af als
bestuurslid en zei tegen een vriend “Ga je mee vissen…?”
Dat deden ze.
Gewoon met z ’n tweeën. En ze vingen de éne vis na de
andere. Er waren genoeg vissen te vangen en maar heel weinig vissers.
En ik? Dat, lieve mensen, is een klemmende vraag….
Ik heb mij óók heel vaak door allerlei goede en zelfs
noodzakelijke dingen laten afhouden van WIE ik MOET zijn en WAT ik WIL zijn:
Een “Visser van mensen”
Een bevriend predikant zei eens tegen mij: Wij zijn zo
druk bezig met al het “Kerkenwerk” dat we geen tijd meer hebben voor het “Werk
van de Kerk!”
Voor het “vissen van mensen” is natuurlijk iets meer
nodig dan ingooien, beet hebben en binnenhalen…
Vissen van mensen betekent: bidden-getuigen-Barmhartige
Samaritaan zijn-opnieuw leren luisteren naar mensen, maar bovenal naar God.
Het betekent ook: jezelf wegcijferen, samen de Bijbel
bestuderen, de “mens”geworden Christus weer laten zien en uiteindelijk vragen
om heel bewust en persoonlijk een keus te maken voor die Levende Heiland!
Ik wens u allen een GOEDE VANGST!
Ds. D. Bouwman
Er zijn van die
dingen in het leven die indruk blijven maken, hoe vaak je er ook naar kijkt.
Als ik bijvoorbeeld zo nu en dan 's nachts mijn blik weer naar boven richt en
in verwondering die donkere peilloze diepte inkijk die wij “het heelal” plegen
te noemen blijft het me verbazen dat, ondanks de vele lichtbronnen die zich in
het, ons bekende, heelal bevinden die peilloze diepte grotendeels een inktzwart
niets is. Wat we wel zien zijn de vele lichtbronnen die licht uitstralen en de
hemellichamen die dat licht reflecteren. Daartussen bevindt zich slechts
duisternis. Deze zelfde natuurwet kunnen we ook in werking zien wanneer we een
film bekijken die door een projector op een scherm wordt geprojecteerd. Het
licht dat de projectorlamp uitstraalt zien we alleen in de projectorlamp achter
ons en op het scherm voor ons. Wat daartussen soms wel te zien is, is het stof
dat in de lucht zweeft en daardoor het projectorlicht weerkaatst. In dit geval
wordt het licht onbedoeld gereflecteerd door het stof. Zou de projectieruimte
echter volkomen stofvrij (of luchtledig) zijn dan is de lichtstraal tussen
projectorlamp en scherm slechts duisternis en vindt er in de ruimte tussen lamp
en scherm geen terugkaatsing plaats. Het uitgestraalde licht is dan tussen de
lichtbron en het lichtontvangende voorwerp niet zichtbaar, ook al is het er wel
degelijk.
Licht heeft als eigenschap dat het zich in het luchtledige rechtlijnig
voortbeweegt en nooit uit zichzelf van richting zal veranderen. En dus ook
nooit terug zal keren naar de lichtbron. Alleen wanneer het uitgestraalde licht
een voorwerp (bijv. een hemellichaam) op zijn weg vindt zal het licht worden
gereflecteerd. Zolang het licht niets op zijn weg vindt en er dus ook niets
wordt verlicht én er als gevolg daarvan geen reflectie plaatsvindt is het
resultaat slechts duisternis.
Deze natuurwet
overpeinzende zag ik opeens de overeenkomst met de geestelijke werkelijkheid.
In de geestelijke wereld is er slechts één lichtbron en dat is God en daarmee
doel ik op zowel de Vader als op de Zoon die de Vader vertegenwoordigt. Jezus
liet ons over Zichzelf namelijk weten in Joh. 8:12: “Ik
ben het licht der wereld; wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis
wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben”. De apostel Johannes
schreef over Jezus in Joh. 1:9: “Het waarachtige licht, dat
ieder mens verlicht, was komende in de wereld”, terwijl ver daarvoor de
profeet Jesaja al over de komst van de Messias profeteerde: “Het volk dat in
donkerheid wandelt, ziet een groot licht; over hen die wonen in een land
van diepe duisternis, straalt een licht” (Jesaja 9:2).
Wie niet meer in de
geestelijke duisternis wandelt wordt verlicht door het Licht der wereld. Het
licht dat van God uitgaat is Zijn liefde en die liefde bestraalt ons. De
overeenkomst met het natuurlijke licht is nu dat Gods licht, Zijn liefde, nooit
naar Hem terugkeert. In 1 Cor. 13:5 schreef Paulus over
de liefde namelijk: “....zij zoekt zichzelf niet.....” Gods liefde (die
zichzelf niet zoekt) is altijd op de ander gericht. Zij gaat van God uit en
keert nooit terug. Tenzij.... Zijn liefde een mens op zijn weg vindt en
vervolgens wordt teruggekaatst naar de hemelse Lichtbron: God zelf. Liefde die
niet terugkeert omdat ze niet wordt teruggekaatst is verspilde liefde die voorgoed
in het eindeloze niets verdwijnt. Omdat dit beslist niet is wat God wil zien
gebeuren schiep Hij ons. Johannes schreef hier al over met de woorden: “het
waarachtige licht, dat ieder mens verlicht”. Wat God van de mens
verwacht is (samengevat) dan ook niets anders dan dat de mens Zijn liefde
reflecteert en dus terugkaatst naar de Schepper. Er zijn veel mensen die dat
zeer bewust niet doen. Die mensen blijven daarom onzichtbaar voor God
want waar Zijn liefde niet teruggekaatst wordt ziet Hij slechts een
(geestelijke) inktzwarte duisternis. Een zelfde inktzwarte duisternis zoals we
die in het eindeloze heelal op die plaatsen aantreffen waar al het aanwezige
licht voorgoed in de eindeloze verte verdwijnt en nooit terugkeert. Natuurlijk
zijn het bestaan en de daden van deze in duisternis levende mensen niet voor
God verborgen want Hij is als hemelse Rechter van alles op de hoogte. Toch zijn
ze voor God “onzichtbaar” omdat Hij niets van Zichzelf in hen terugvindt.
Onder deze in de
duisternis levende mensen zijn er zelfs die als verdediging voor hun
goddeloosheid menen te kunnen aanvoeren wat Jezus verwoordde in Matth. 7:22-23: “Velen(!!) zullen te dien dage tot Mij
zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze
geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun
openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers
der wetteloosheid”. Jezus antwoordt hen hier zelfs dat Hij hen nooit heeft
gekend. Waarom? Omdat ze onzichtbaar voor Hem zijn gebleven doordat Zijn liefde
(die ieder mens verlicht) nooit door hen teruggekaatst werd. Anders gezegd:
Zijn liefde werd door deze huichelaars nooit beantwoord.
Binnen het
christendom bevinden zich nogal wat van dergelijke toneelspelers, die in de
ogen van veel mensen doorgaan voor “mannen Gods”. Hun zorgvuldig opgebouwde
reputatie kunnen ze overeind houden omdat massa's (met geestelijke blindheid
geslagen) kinderen Gods domweg niet in staat zijn om hun huichelachtigheid
vanuit de bijbel aan te tonen. De realiteit is echter dat voor deze, aan het
evangelie ongehoorzame, schijnapostelen geldt wat Jezus over hen zei in Joh. 3:19: “Dit is het oordeel, dat het licht in de wereld
gekomen is en de mensen de duisternis liever gehad hebben dan het licht,
want hun werken waren boos”. Konden deze dienaren van de duisternis tijdens hun
leven nog hun schijnheiligheid overeind houden, zodra ze tegenover de hemelse
Rechter komen te staan wordt dat een compleet ander verhaal. Dat lazen we al in
Matth. 7:22-23.
Deze wolven in schapenvacht hebben dan ook absoluut niet in Jezus' Naam
gehandeld maar in naam van hun opdrachtgever: de satan. Het resultaat van hun
vergeefse uitvluchten bracht Jezus onder woorden in Matth.
8:11-12: “Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west en zullen
aanliggen met Abraham en Isaäk en Jacob in het Koninkrijk der hemelen; maar
de kinderen van het Koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste
duisternis; daar zal het geween zijn en het tandengeknars”. Vanuit de
duisternis waar ze (door hun ongehoorzaamheid aan het evangelie) al in leefden
zullen ze in de buitenste duisternis terechtkomen en dat zal hun eeuwige
bestemming zijn. Een bestemming van waaruit geen terugkeer mogelijk is. Want
wie het licht van God, Zijn liefde, niet laat terugkeren naar de Schepper en dus Zijn liefde niet beantwoordt
zal uiteindelijk zelf nooit meer terugkeren uit de duisternis die hij/zij heeft
liefgehad, met alle ellendige gevolgen van dien.