Waarschijnlijk weten we allemaal wel, dat destijds op die
gedenkwaardige Pinksterdag in Jeruzalem de Heilige Geest werd uitgestort. De
kerk ontstaat dan, zou je kunnen zeggen.
Er heerst een enorm enthousiasme! Duizenden(!) komen tot
diep persoonlijk geloof, laten zich daarom dopen en worden ook vervuld met de
Heilige Geest!
En dan begint de zegentocht van het Evangelie over de
wereld.
Wonderen en tekenen volgen de verkondiging van de Blijde
Boodschap Oók strijd is er en tegenstand, maar tóch, niet te stuiten is de
stroom van levend water over een wereld, die dorst naar werkelijke vrede. Wij
kunnen daarover lezen in het boek Handelingen, dat een enthousiast verslag
geeft van die eerste periode, toen. Ik vraag mij wel eens af, wanneer ik de
handelingen van de kerk nú lees, zowel de berichten van de hoogste organen,
maar ook die van vele gemeenten, waar dat geweldige enthousiasme gebleven is:
die blijde verwondering over de grote daden Gods; dat getuigen van de levende
Heer, dat verlangen naar een machtige opwekking, ook in onze dagen. Werkt de
Heilige Geest dan niet meer in deze tijd?
Dát kán ik niet geloven:
Wanneer ik naast al die kerkelijke berichten ook eens een
blad lees, waarin verslagen staan van bijvoorbeeld het zendingsveld, dan treft
mij toch wel het grote verschil: Dáár vind ik een sfeer van grote blijdschap en
opgewektheid; de toekomst is doorzichtig, want wij hebben een lévende Heer, die
ons heel persoonlijk kent en óók wil helpen. Ik lees er over genezing en
bevrijding uit de macht van het kwade, van bekering en vervulling met de
Heilige Geest. Het is alsof het boek Handelingen niet geëindigd is bij hoofdstuk
28 …….
Nu kunnen wij daar als moderne christenen wel een beetje
over glimlachen, want is dat niet té eenvoudig, té kinderlijk geloof van
waaruit deze mensen leven?
Ik vraag mij af of wij ons daar zo makkelijk van af mogen
maken. Zij getuigen van de grote dingen, die God in hun leven heeft gedaan! En
kijk, het goede nieuws, dat wij de moeite van het vermelden waard vinden,
bestaat vaak alleen maar uit een berichtje over de opbrengst van de collecten,
een bijzondere dienst, die we meemaakten en wat dies meer zij. Zou er in ónze
gemeente, bij ónze omgang met dezelfde God niets voorvallen, dat méér Zijn
liefde kan illustreren?
En zou zoiets dan niet zéker verteld moeten worden?
Als onze lippen eens een werkelijke loflied zou weerklinken
over de grote daden Gods in ons leven, zou dat niet méér inslaan en schokkender
zijn dan welk ander nieuws dan ook?
En vooral, zou het niet eerlijker zijn tegenover God?
Of …. Gebeurt er nooit iets..?
Doet God geen wonderen meer in deze sceptische wereld?
Ik vergeet nooit weer het verhaal van een predikant, die pas
bij zijn afscheidsdienst durfde getuigen van genezing, die hij als jonge man
persoonlijk mocht ervaren. Eerder had hij er niet over durven praten, omdat hij
bang was voor weerstanden in de gemeente. Hij beleed dat toen als schuld. En térecht
naar mijn mening, want ik geloof, dat een éérder getuigenis veel mensen zou
hebben bemoedigd en dat het de gemeente tot grote zegen zou zijn geweest!
Ik zou daarom voor willen pleiten, dat wij niet alleen in
ons leven grote dingen van de levende God gaan verwachte, maar daar ook van
durven getuigen, heel openlijk, wanneer wij ze meemaken, opdat duidelijk zal
worden, dat óók in déze tijd Gods Heilige Geest nog krachtig werkt en dat
Pinksteren nog steeds een realiteit is.
Ds. E. Beekman
Gedachten over de
hemel
Er is veel in mijn christelijke geloof dat ik niet volledig
begrijp. Maar toch begrijp ik genoeg om mij een liefdevol mens te maken, een
mens vol vertrouwen en rust. Wat voor mij nog een raadsel blijft, is het
menselijk lijden. Maar ook hier heb ik de genade ontvangen om mijn vragen in
Gods handen te leggen. Heeft God zelf tenslotte niet intens geleden? Wie had er
in de tijd van Jezus verwacht dat Hij op zo’n wrede manier aan het houten kruis
zou eindigen, maar dat Hij juist daardoor de deur naar God en de hemel voor ons
opende? Wie kon toen weten, op het moment dat Hij vlak voor Zijn dood naar Zijn
Vader uitschreeuwde, dat Zijn wanhoop de voorloper was van onze eeuwige
redding? -Christina Rosetti
***
Als je je soms eenzaam voelt, denk dan eens aan al die
vrienden die je nog gaat krijgen in de eeuwigheid. Denk aan die hemelse
dimensie die gaat komen na onze aardse leerschool. Daar waar je met Jezus en
Zijn ontelbare kinderen zult leven in het licht, met een nieuw en
onverwoestbaar lichaam. Denk eens aan al die mensen die je daar zult ontmoeten!
Kun je je de vreugde voorstellen van een vriendschap die nooit zal verkillen?
De blijdschap die de diepe gemeenschap met anderen, die we vandaag nog niet
eens ontmoet hebben, met zich meebrengt? Kunnen we die korte tijd waarin we
hier op aarde met eenzaamheid geconfronteerd worden niet verdragen, in de
wetenschap dat God ons aan het voorbereiden is op de eeuwigheid? Richt je tot
God. Hij kent je hart. Zoek Zijn aangezicht op momenten van diepe eenzaamheid
en vind troost en gemeenschap in de aanwezigheid van de Vader, zoals ook Jezus
zelf daar Zijn kracht vond in het uur van Zijn nood. -Henry van Dyke.
***
De sterren die uit lijken te doven als de eerste
morgenstralen het landschap verlichten, sterven toch niet af in het duister van
de nacht omdat wij ze niet meer zien? Nu straalt hun licht elders en op iemand
anders. Er zitten twee kanten aan het sterven; de aardse kant en dan is er de
hemelse kant. Hier op aarde zullen de gesloten lippen nooit meer spreken, maar
daar, in de hemel, breken diezelfde lippen uit in een lied dat nooit meer zal
ophouden. Hier op aarde zullen de zachte voeten niet langer rondlopen, maar
daar, in de hemel zullen diezelfde voeten de eeuwigheid doorkruisen.
Hier wringen we onze handen en staan de tranen in onze ogen
terwijl wij het verlies proberen te verwerken als een geliefde is heengegaan.
In de hemel is er gejuich en geklap. Geliefden zijn weer verenigd. De aardse
kant is maar zo’n klein deel van het leven. Probeer alles te zien in het
grotere en geestelijke perspectief. Vergeet nooit de hemelse kant.
***
Barmhartig is de God die in elke omstandigheid troost. (2
Korinthe 1:3 Het Boek) De God die ons in elke omstandigheid troost? Wat een
prachtige uitspraak. Wat een belofte! ‘In elke omstandigheid’ betekent echt ‘in
elke omstandigheid’. Er zijn geen uitzonderingen. Maar als wij die troost
willen moeten we besluiten om Gods woord ook daadwerkelijk te geloven. Wij
moeten er voor kiezen om de woorden van angst en twijfel die ons worden
toegefluisterd te verwerpen.‘Mijn gezicht zo onbewogen als een rots.’ (Jesaja
50:7) Je weigert je over te geven aan twijfel en ontmoediging. God heeft het
gezegd. Het is waar. Mijn geloof rust in het woord van een God die niet liegt
en mij het eeuwige leven geschonken heeft. -Hannah Withall Smith
***
Dr. J. R. Miller beschrijft een ontmoeting die hij had met
een ouderpaar toen hij met hen aan het bed van hun doodzieke zoontje zat. “Ik
praatte met hen over Gods liefde en Zijn wil voor ons en voordat ik voor hen
wilde bidden vroeg ik hen: ‘Wat wilt u dat ik God vraag om voor jullie te
doen?’ Het was even stil en toen sprak de vader diep geëmotioneerd: ‘Dat durf
ik niet te zeggen. Ik wil het liever in Gods handen leggen. Alleen God weet
waarlijk wat het beste is voor mijn zoontje en voor ons. Misschien is het beter
dat ons kind de winter van dit aardse bestaan nog niet verlaat, maar misschien
ook roept God hem naar de eeuwige hemelse lente en geeft Hij hem de kroon
zonder het lijden. Wij hebben alles gedaan in ons aardse vermogen. Nu is het woord
aan God zelf. Vraag aan God voor ons of wij Hem mogen vertrouwen in Zijn grote
wijsheid en Hij ons daar de kracht voor mag geven.
***
“Hoop? Waarop moet ik hopen?” sprak de ontredderde vrouw
verslagen. Haar man was recentelijk overleden en haar pijn was ondraaglijk.
Waar was de hoop? In de Schrift staat geschreven: “Want als wij geloven dat
Jezus gestorven en opgestaan is, zal ook God op dezelfde wijze hen die in Jezus
ontslapen zijn, terugbrengen met Hem.” (1 Tessalonicenzen 4:14) De gezichten
waar wij zo naar verlangen zullen ons weer toelachen. De stemmen van hen die
ons zo dierbaar zijn zullen weer als muziek in onze oren klinken. Onze
geliefden van weleer zullen weer bij ons zijn in ons hemels verblijf. Daar ligt
de hoop en het vertrouwen.
Bron:actiefonline
De Heer is mijn
herder
Wie kent deze Bijbelpassage nu niet? En toch is het heel
verfrissend weer eens stil te staan bij deze machtige woorden en de diepe
weldadige betekenis van deze psalm goed tot ons te laten doordringen. Het woord
‘herder’ behoeft natuurlijk nauwelijks enige uitleg. Iedereen weet wat een
herder is, maar als wij er voor het gemak even het woordenboek op naslaan
krijgen we inspirerende woorden te zien als: “Hoeder, beschermer, bewaker,
leidsman.” Alles wat onze Heer is.
Soms kennen we een Bijbelpassage zo goed dat we die bijna
achterstevoren kunnen opzeggen. Bijbelverzen die we haast kunnen dromen.
Johannes 3:16 is er ook zo een. En juist doordat wij die verzen zo goed kennen
bestaat het gevaar dat de diepe betekenis ons nauwelijks meer raakt en de ware
levende, geestelijke kracht die in zo’n passage verborgen ligt niet echt tot
ons doordringt.
Jezus zei: “Alles wat Ik u gezegd heb, is Geest en leven.”
Om de ware kracht uit een Bijbelpassage in ons op te nemen en zo profijt te
kunnen trekken van het levengevende water wordt van ons wat discipline
gevraagd. Alleen door stil en diep over Gods Woord na te denken dringt de
overweldigende waarheid van de uitspraak onze soms wat verharde harten binnen.
Zo geldt dat ook voor de woorden van Psalm 23. Stel je dat
toch eens voor; de Heer, de schepper van hemel en aarde, Hij die alles in Zijn
hand houdt, die de diepste uithoeken van het universum kent en niet door tijd
wordt beïnvloed, is de herder van jou en van mij.
Door Zijn Zoon Jezus Christus heeft God zich voor eeuwig aan
ons verbonden. Jezus, terwijl Hij de koning was, heeft er voor gekozen herder
te zijn, en zich dagelijks bezig te houden met obstinate en vaak oerdomme
schapen.
Als Jezus nu eens letterlijk naast ons zou lopen, onze hand
zou vast houden en alles wat ons bezighoudt zachtmoedig en teder met ons zou
doorspreken, waar zou onze angst dan nog zijn? Zorgen over morgen, twijfel over
ons eigen kunnen, verdriet over gisteren? Die zouden toch zeker geen enkele
kans meer hebben? Natuurlijk niet. Jezus is er toch?
Door de rust en het Godsvertrouwen die Jezus uitstraalt
zouden wij slechts vreugde ervaren, opwinding en vertrouwen. De lach zou niet
van ons gezicht zijn te slaan, want de Herder loopt naast ons. Dan zouden wij
onze vermoeide hoofden keer op keer weer op de borst leggen van Hem die ons
hart kent en begaan is met onze pijn. Maar Jezus loopt naast ons. Hij houdt
onze hand wel degelijk vast, en Hij is precies zo’n herder.
“Wat een onzin,” zegt de wereld, die kortstondig en
smakelijk lacht om zoveel onnozel, kinderlijk geloof, waarna hij hoofdschuddend
verder trekt op zijn eenzame tocht door het duister. “Zo eenvoudig kan het toch
niet zijn?” vraagt ook onze twijfel zich soms vertwijfeld af.
Maar waar de wereld doorploegt in de hoop, de
hartverscheurende ellende van een leven zonder eeuwige hoop zelf op te lossen,
wil Jezus niets liever dan ons laten zien wat voor een geweldige Herder Hij is.
“Houd moed,” zei Hij. “Ik heb de wereld overwonnen. Ik ben de goede herder, die
Zijn leven neerlegt voor het welzijn van de schapen.”
Wereldse herders kunnen dat niet. Als puntje bij paaltje
komt, besluiten die telkens weer dat het beter is om de schapen neer te leggen
voor de herder. Maar de goede herder is er wel. Durf te geloven dat Jezus
werkelijk die herder is die Hij zegt te zijn. Neem de tijd voor een gesprek met
Hem en luister stil naar Zijn zachte, liefdevolle stem. Telkens weer is Zijn
boodschap voor een ieder die Hem op zo’n manier eert en benadert hetzelfde: “Ik
houd van je.”
Bron:actiefonline
En zie, Ik ben met
u al de dagen, tot de voleinding van de wereld.
Mattheüs 28:20
Kunnen we daar 'amen' op zeggen? Weten we zeker dat Hij
ons draagt, elke dag? Niet een poosje wel en een poosje niet, nee, alle dagen?
Aan Hem ligt het niet, Hij heeft beloofd: op Mij mag je rekenen, al de dagen!
Wat een prachtige woorden in het evangelie van Mattheüs.
Die woorden zijn net als vleugels die uitgespreid zijn boven de mensen die van
Hem getuigen. Onder die vleugels vinden ze bescherming en veiligheid in
moeilijke tijden. En die komen er in het
leven van iedere mens. Hij zegt: Vergeet het niet bij al het werk dat jullie voor
Mij doen: ik ben er bij.
Immanuël betekent: God met ons. Maar als de Here Jezus
terug komt is het: wij met Hem, voor altijd. Dat is nog beter.
Maar ja, zijn we wel geschikt om een getuige van Hem te
zijn? Kijk eens hoe het ging in het
begin, boeren en vissers. Petrus die
faalde bij het vuur in de voorhof… hij
krijgt een nieuw vuur, een nieuwe opdracht: weid Mijn schapen. Als zij er niet
geweest waren, wie zouden het goede nieuws dan verteld hebben? Zij waren echte
getuigen, zij waren erbij geweest. En wij, die in Hem geloven, mogen de fakkel
brandend houden tot Hij komt!
Zeg niet als
Petrus: ik ken Hem niet,
merk op hoe Hij in
liefde naar u ziet,
hoe Hij Zijn leven
ons aanbiedt.
Bron: Geborgen in Zijn hand
De boer
Ik heb vandaag toegezien toen een boer zijn land ploegde.
Het malse groen van het veld en de verdorde wingerd die reeds vrucht gedragen had en de tere scheutjes die te laat waren opgekomen allemaal vielen onder de onverbiddelijke kouters van de tractor.
Hoe kaal en donker zag het veld er toen uit. Er was
alleen nog één strook groen overgebleven.
Maar de tractor reed ook daar op af en meedogenloos werd
de grond omgewoeld.
Alleen zwarte aarde bleef over, omgewoeld opengereten.
Gekerfde, gekneusde grond.
Ik dacht er aan hoe diezelfde aarde de planten die haar
toevertrouwd waren geweest, zorgvuldig had gevoed. Onzelfzuchtig had ze al haar
krachten afgegeven en de boer een rijke oogst bezorgd.
En nu ze alles had opgeofferd, nu moest ze de
onbarmhartige geest van de ploeg verduren.
En toch, in dat open gebroken veld lag het geheim van de
volgende oogst.
Braambessen kunt u plukken in de weiden en kettinkjes van madeliefjes kunt u rijgen waar het gras op onberoerde, harde grond groeit.
Maar de oogst het volle voedzame koren komt van de aarde,die de kouters van de ploeg heeft gevoeld.
Ik zag het aan en vroeg mezelf af.
"Is het leven alle pijn en verdriet waard?".
En ik moest daarop bevestigend antwoorden.
Het lijden heeft waarde voor het heden en voor de
toekomst voor vandaag en voor de eeuwigheid.
De Man van Smarten, met de doornenkroon op het hoofd en de doornagelde handen had Zich overgegeven om te lijden en om die reden bezit ik nu het eeuwige leven.
Toen ik hieraan dacht bad ik: "Heer, hier ben ik, ga
Uw gang". Want ik weet dat Zijn liefde ver boven alle liefde uitgaat en
dat Hij niet zal toelaten dat wij zonder noodzaak pijn moeten verduren.
0 Heilige Geest, laat Uw ploeg maar gaan over de akker
van mijn leven.
Er is nog zoveel van mezelf dat begraven en zoveel van U
dat gezaaid moet worden.
D. M. Stewart
De Winnende
opdracht
De studenten van een kunstklas hadden op het schoolplein
een discussie. Aan het einde van het kwartaal zouden ze examen moeten doen en
iedereen moest een kunstwerk inleveren. Ze hadden een aantal ontwerpen op
gekregen, en een ervan was ‘vrede’.
‘Daar kun je wel wat mee,’ zei de een . ‘Een mooi
zeegezicht … de ochtend die aanbreekt …
een zonsondergang.’
‘Maar dat is ook niet erg origineel!’ zei een ander. ‘Een
beeld van de nacht zou beter zijn, maar dat is heel moeilijk te maken.’
‘Wat denken jullie van een oude man die kijkt naar het
werk dat hij gedaan heeft? O, maar voor de uitdrukking op zijn gezicht moet ik
wel beter kunnen tekenen. Nee, dat is het ook niet.’
‘Misschien een afbeelding van een dier? Een kat, opgerold
in de zonneschijn, maar hoe teken je het spinnen van een poes?’
‘Je kunt het abstract maken. Kleuren die mooi bij elkaar
passen.’
‘Er zijn misschien wel heel wat mogelijkheden, maar ik
denk dat ik toch maar een ander onderwerp kies.’
De examinator zocht alle opdrachten op onderwerp bij
elkaar. Een aantal studenten hadden het onderwerp ‘vrede’ geprobeerd uit te
beelden. Hij vond er niet veel aan.
Hij zuchtte en pakte een ander kunstwerk. Hij stopte
abrupt. Had hij een fout gemaakt? Hoe kon dit wilde, bewegende landschap de
titel ‘vrede’ hebben?
Hij keek er nog eens naar en toen begreep hij het .
De kunstenares had een storm op zee geschilderd. Ze was
erin geslaagd om voorbijsnellende wolken
en rollende golven, die schuimend op een stampend schip kapot sloegen, weer te
geven. Achter op het schip zag je een paar ruw geschetste figuren. Maar dit
meisje kon tekenen. De houding van de figuren liet angst zien en sommige
gezichten waren in wanhoop naar de lucht
gekeerd.
Maar op het achtersteven van het schip stond een grotere
figuur die tot in het kleinste detail was weergegeven. Een man stond stijf
tegen een hut deur aangedrukt, een beetje beschermend tegen de wind. Hij keek
naar het kind dat hij stevig tegen zijn schouder aan hield. In het kleine
opgeheven gezicht van het kind was geen spoor van angst of zorg. Er mocht dan
storm om hem heen zijn, hij sliep in de armen van zijn vader.
De vrede die de wereld geeft, is afhankelijk van een
blauwe lucht, een veilige omgeving, geen strijd onrust of zorg. Maar de vrede
die Jezus geeft, tilt je door de storm heen. Je kent vrede Als je weet dat Hij
alles in zijn handen heeft, in welke situatie dan ook.
Ik ben met u, alle
dagen. Mattheüs 28:20
Lezen: Psalmen 118:14-23
Jezus is met ons vandaag, morgen, overmorgen, elke dag,
alle dagen.
Wij zijn vaak bang en bezorgd. De machten, die de wereld
en het leven beheersen, zijn sterk, soms oppermachtig. Wij kunnen er niet
tegenop. Wie niet werelds wil strijden, wordt weggedrukt en zo nodig
weggetrapt.
Boven het rumoer van alle wereldse machten horen wij de
stem van de Heer: “Ik ben met u, alle dagen , tot aan de voleinding der
wereld”.
Wij hoeven niet bang en bezorgd te zijn. Bang moeten wij
zijn, wanneer wij ons leven leven op wereldse wijze. Wanneer wij ons vertrouwen
aan Christus schenken en geloven in de komst van zijn Rijk, levend uit zijn
belofte: “Ik ben met u alle dagen” , hoeven we niet bevreesd te zijn.
Waarom zouden we?
Het ergste, dat gebeuren kan, is dat het werk ons uit
handen wordt geslagen en de wereldse machten het winnen. Maar ook dan zijn we
niet alleen, al zal het één van de moeilijkste dagen van ons leven zijn. Ook
dan mislukt ons werk niet en winnen de wereldse machten het niet.
Jezus is alle dagen met ons en ook op de donkerste en
moeilijkste dag van ons leven is hem alle macht op aarde gegeven. Hij is met
ons totdat zijn Rijk komt: de voleinding der wereld.
J.J. Buskes
Ben je op zoek naar een mooi kerstverhaal?
Kijk dan eens op de groep, Christelijke verhalen. http://mijnvriendenenik.com/site/groups/10
Veel leesplezier, Siska
Een plons in het water, golvende kringen, en dan was het water weer stil.
Kleine luchtbellen kwamen naar boven. Een zendeling stond aan de oever van de Indische Oceaan en tuurde in de diepte. Eindelijk - daar kwam een donker hoofd boven water en twee lachende ogen keken hem tegemoet.
De oude parelvisser schudde het water van zijn nog lenige lichaam.
"Wat kun jij duiken, Rambau!" riep zendeling David Morse die hier gekomen was om aan de mensen de blijde boodschap te brengen van redding door Christus Jezus. "Kijk deze maar eens, Sahib" (=leraar) zei Rambau en nam een pareloester van tussen zijn tanden. Hij opende hem - daar lag een glanzende parel op zijn hand.
"Wat een mooie!"
"Ach", zei Rambau, "hij is goed, maar er zijn betere parels, veel betere. Kijk, hier ziet u een paar foutjes. Weet u, gisteren sprak u met mij over God. Maar ik ben en blijf een Hindoe. Wij moeten erg veel doen om bij God te komen. Zoals deze parel kleine foutjes heeft, zo heb ik veel fouten en zonden. Deze moet ik eerst goed maken en ervoor boeten".
"Beste vriend Rambau, God biedt aan elke zondaar, die aan Hem zijn fouten en zonden belijdt, volle vergeving, ieder die met berouw tot Hem komt en de Here Jezus Christus aanvaardt als zijn Verlosser, wordt aangenomen als een kind van God. Begrijp je dat?"
"Nee, Sahib, zoals ik u al meer zei: Dit gaat me te gemakkelijk. Misschien ben ik te trots, maar ik wil ervoor werken om een plaats in de hemel te krijgen. Ik ben van plan, voor mijn zonden een pelgrimstocht naar Delhi te maken en zo hoop ik, Gods barmhartigheid te zullen verdienen."
"Rambau, misschien kun je die lange reis niet eens volbrengen. Vandaag is het de tijd van Gods genade; morgen kan het al te laat zijn.
Bovendien, Gods genade kunnen we niet verdienen, want Hij wil het geven.
Gods Zoon, Jezus Christus, heeft geleden op het kruis en alles volbracht wat nodig is voor onze redding. God wenst alleen dat we onze zonden aan Hem vertellen en dan geloven dat Zijn Zoon de schuld betaald heeft voor zondaars die tot Hem komen. Hij is de enige Redder.
Buiten Hem om gaat het niet. Dan ga je onherroepelijk verloren."
Maar Rambau schudde het hoofd en ging naar huis.
En alles wat Morse, hoe vaak ook, tot de parelvisser zei, hielp niets. Hij wilde Christus niet aanvaarden. Toch werden ze vrienden, de zendeling en de oude visser.
Op een dag kwam Rambau bij de prediker op bezoek. Hij had een doosje bij zich en zei: "Sahib Morse, hierin zit één voorwerp. Ik wil u hierover vertellen.
Ik had een zoon. Hij was ook een duiker. Hij was de snelste parelvisser aan de Indische kust. Hij had het scherpste oog en de langste adem. Hij kon 30 meter diep duiken. Hij was de vreugde van mijn hart.
Altijd droomde hij ervan, nog mooiere parels te vinden. En werkelijk, eens op een dag vond hij wat hij zocht. Maar die schelp was bijna onbereikbaar - zo diep en zo vast tussen de rotsspleten. Hij haalde hem boven, maar... hij was te lang onder water gebleven, zijn hart had te veel geleden. Kort daarna stierf hij."
De oude man boog zijn hoofd en een ogenblik ging een korte siddering van diepe smart door zijn lichaam...
"... Jarenlang heb ik deze parel bewaard. Maar nu ga ik naar Delhi en kom misschien niet meer levend terug. Nu geef ik hem aan u, mijn beste vriend."
Het was één van de grootste parels die hier ooit gevonden waren, er lag een wonderlijke glans overheen. De zendeling bekeek hem aandachtig en stil. Hij was even sprakeloos.
"Rambau, wat een parel!"
"Ja, deze wonderschone parel is foutloos", antwoordde de Indiër.
Nu kwam de zendeling op een gedachte en zei:
"Laat me deze wondere parel van je kopen.
Ik bied er duizend dollar voor."
Stram richtte de man zich rechtop. Ernstig en streng antwoordde hij: "Sahib, deze parel is onbetaalbaar. Geen mens ter wereld heeft genoeg geld om te betalen wat deze parel mij waard is. Ik wil hem niet verkopen, ik wil hem u alleen geven als een geschenk."
"Nee, Rambau, hoe graag ik hem ook wil hebben - ik kan hem niet aannemen. Misschien ben ik te trots, maar aannemen vind ik te gemakkelijk. Ik wil ervoor betalen of ervoor werken."
"Begrijpt u dan niet, of wilt u het niet begrijpen, Sahib - mijn enige zoon gaf zijn leven om deze parel te verkrijgen. Haar waarde bestaat uit het levensbloed van mijn lieve jongen. Ik kan hem niet verkopen - alleen maar schenken. Neem hem aan als een bewijs van de liefde die ik voor u heb."
"Rambau", zei Morse langzaam, "ik gebruikte de woorden, die jij tegenover God gebruikt hebt."
De duiker keek de prediker lang en onderzoekend aan en langzaam, langzaamaan begon hij het te begrijpen.
"God biedt u het heil aan als een gratis gift, kosteloos. Het is zo groot en onbetaalbaar, dat geen mens op aarde het zou kunnen betalen. Het heeft aan God het levensbloed gekost van Zijn eniggeboren Zoon om de toegang tot de hemel vrij te maken. Door pelgrimsreizen van duizenden kilometers zou je Gods genade niet kunnen verdienen. Maar Hij gaf daarvoor vrijwillig Zijn geliefde Zoon in de vreselijke dood aan het kruis. De liefde van God en Zijn verlossing voor zondaars zoals jij en ik kunnen we alleen maar gelovend en dankend aannemen.'
Het werd licht in het hart van de oude parelvisser. "Nu begrijp ik het", zei hij, keerde zich om en liep peinzend weg.
Na een uur kwam hij terug en zei: "Ik wacht niet langer, maar ik wil nu, zoals ik ben, tot God komen. Ik kan niets verdienen, want ik sta bij Hem in de schuld. Als een verloren mens wil ik die onbegrijpelijke liefde van God aannemen en Hem en Zijn Zoon Jezus Christus daarvoor danken."
Dit verhaal is waar gebeurd.
Wanneer u dit een duidelijke illustratie vindt van het aanbod van Gods liefde, wilt u dan nu ook tot Hem gaan? Wat zal uw antwoord zijn? Een nee of een heilig ja? Het gebeurde toen, het gebeurd ook vandaag nog steeds weer, en nu kan het bij u gebeuren. Dit kan het moment voor u zijn... Het ligt aan uw keuze !
Een naam vol
vreugde: God, Die met ons is,
Die naast je loopt;
Hij Die Zich wil ontfermen,
al ga je door een
dal vol duisternis,
Hij is erbij: Zijn
arm zal je beschermen.
Immanuël: een naam
vol warmte en licht,
een grote God, Die
een klein mens kan wezen,
Die al zijn liefde
op ons heeft gericht
om ons geschonden
leven te genezen.
Immanuël: Hij is
ons zeer nabij,
een mens als wij,
Die onder ons wil wonen
en Zoon van God.
Wie kan er, zoals Hij,
het beeld des
Vaders beter aan ons tonen?
In Betlehem is ’t
englenlied gehoord
dat zong van vrede,
vreugde, welbehagen;
en nog weerklinkt
dit lied in Jezus’ woord:
‘Vrees niet! Zie ik
ben met u, alle dagen!’
Nel Benschop
Op de grens van
licht en duister tussen zorgen en verdriet,
Kwam Hij zonder
glans en Luister, met een ster in het verschiet.
Troost en liefde
van de Vader, kwamen tot ons in een kind.
En geen mens staat
ons ooit nader, dan de Zoon door God bemint.
Steeds weer tussen
licht en duister, horen mensen groot en klein.
Door de wind het
zacht gefluister, ook voor jou zal ik er zijn!
Het was tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog. In het
oosten van Duitsland waren de Russische troepen ver doorgedrongen. Kort voor
Kerstmis 1944 waren de Duitsers in het westen nog een wanhopig tegenoffensief
begonnen: de slag in de Ardennen. Er werd hevig gestreden in de bossen van de
noordelijke uitlopers van de Eifel. Een inwoner van Aken, een stad die erg te
lijden had onder bombardementen, had zijn vrouw en zijn twaalfjarige zoon
ondergebracht in een jachthut midden in de bossen. Het was de avond voor
Kerstmis. De vrouw en de jongen zaten samen stil in de hut bij het licht van
een paar kaarsen. Hoe anders was deze avond dan Kerstmis in vroegere jaren!
Plotseling werd er op de deur geklopt. Met bevend hart deed de vrouw open. Daar
stonden drie Amerikaanse soldaten die van hun troepenonderdeel waren
afgesneden. Eén van hen was gewond en bloedde hevig. De mannen waren gewapend
en hadden zich ook zo naar binnen kunnen dringen. Maar ze bleven stil staan,
bewogen zich niet en smeekten met hun ogen. Een gesprek was moeilijk, want
moeder en zoon verstonden geen Engels. In gebroken Frans konden ze samen
spreken. Frau Müller wenkte de drie mannen binnen te komen. Ze wist dat dat
gevaarlijk was. De Amerikanen waren immers vijanden. Maar Frau Müller was een
christin en in haar hart was de liefde van Christus. De gewonde soldaat werd op
het bed van de jongen gelegd en verzorgd. Hans, de jongen, wreef met sneeuw de
blauw bevroren voeten van de mannen. Drie dagen lang hadden ze al rondgedwaald
in de bossen op zoek naar de Amerikanen en op hun hoede voor de Duitsers. Al
gauw beschouwde de moederlijke Duitse vrouw de vreemden als grote jongens, die
wat hun leeftijd betreft haar eigen zonen hadden kunnen zijn. Ze had nog een
vette haan, die ze eigenlijk tot Nieuwjaar had willen bewaren in de hoop dat
haar man dan met een kort verlof thuis zou zijn. Nu werd de haan geslacht en
vrijwillig voor de vijanden opgeofferd. Al gauw hing er een heerlijke lucht van
gebraden haan in de kamer. Opeens werd er weer op de deur geklopt. In de
verwachting nog meer verdwaalde Amerikanen te zien, deed de twaalfjarige Hans
zonder aarzelen de deur van de hut open.
Buiten stonden vier mannen in uniform: Duitsers! Moeder
en zoon stonden eerst verstijfd van schrik. Er was immers de harde wet: wie
vijandelijke soldaten herbergt, pleegt landverraad. Ze konden allemaal wel
doodgeschoten worden. Maar de moeder herstelde zich snel. Haar gezicht was
bleek, maar haar stem was rustig toen ze zei: 'Gezegend Kerstmis!' De soldaten
beantwoordden de groet. Ze legden uit dat ze de weg naar hun legereenheid
verloren hadden en vroegen beleefd of ze in de hut mochten overnachten.
'Natuurlijk mag dat,' zei de vrouw, 'kom maar binnen. U kunt zo dadelijk
aanzitten aan onze kerstmaaltijd, waarbij nòg drie onverwachte gasten zijn.
Maar u moet hen wel zonder meer als vrienden beschouwen.' De leider van de
Duitsers was een onderofficier. Hij vroeg bars: 'Hebt u Amerikanen in huis?' De
moeder keek hem recht in de ogen en zei: 'Het is kerstnacht en hier wordt niet
geschoten! Jullie zouden mijn zonen
kunnen zijn en die daarbinnen ook. Eén van hen is gewond en vecht voor zijn
leven. Zijn beide kameraden zijn hongerig en, net als jullie, doodmoe. In deze
kerstnacht denken we niet aan doden!' De onderofficier staarde haar aan. Enkele
eindeloze seconden heerste er zwijgen. Toen, na een hernieuwd liefdevol verzoek
van de vrouw, legden de vier soldaten hun wapens op de kist met houtblokken in
de gang. Ook de 'vijanden' leverden hun wapens in. Verlegen stonden de Duitsers
en de Amerikanen schouder aan schouder in de kleine kamer. Nu was de
moederlijke vrouw in haar element. Ze vonden allemaal een zitplaats: de twee
Duitsers en de twee Amerikanen op haar grote bed. Moeder Müller keek in haar
provisiekast en haalde alles tevoorschijn wat ze kon missen. Al gauw was het
kerstmaal klaar. Eén van de Duitse soldaten had nog een roggebrood bij zich dat
moeder Müller sneed. Toen ze allemaal om de tafel zaten bij het schijnsel van
de kaarsen, sprak moeder Müller het gewone tafelgebed uit: 'Kom, Here Jezus,
wees onze Gast...' Daarbij schoten haar de tranen in de ogen. Ook de
oorlogsmoede soldaten uit de twee elkaar vijandige kampen waren ontroerd. Ze
waren weer jongens, allemaal ver van huis. Het was of ze bij hun moeder aan
tafel zaten op deze kerstavond. Het was dan ook heel vanzelfsprekend dat één
van de Duitsers, een student in de medicijnen, zich over de wonden van de
Amerikaanse soldaat boog voor een onderzoek. Allen waren opgelucht toen hij in
vloeiend Engels constateerde: 'De wond is gelukkig niet door de kou
geïnfecteerd. De man heeft alleen veel bloed verloren. Hij heeft nu rust nodig
en versterkend voedsel.' Het was tegen middernacht toen de 'vredesmaaltijd'
beëindigd was. Moeder Müller nam haar gasten, behalve de rustig slapende gewonde
Harry, nog even mee naar de open deur. Ze keken in de heldere winternacht op
naar de sterrenhemel. 'Kijk,' wees de vrouw, 'is het niet net de kerstster?'
Prachtig straalde de Sirius, de helderste ster aan de hemel, neer op het
wonderlijke kleine gezelschap daar beneden. De oorlog leek opeens heel ver en
bijna vergeten. De privé wapenstilstand duurde ook voort tot de morgen. De
Duitsers en de Amerikanen gingen nu gescheiden wegen. Harry kreeg het laatste
ei van moeder Müller en een slokje rode wijn. De anderen kregen een bord
havermout. Van twee stokken en een tafelkleed werd een draagbaar gemaakt voor
de gewonde. De onderofficier wees de Amerikanen op een kaart hoe ze het beste
hun troepenonderdeel konden terugvinden. Vlak voordat ze weggingen gaf de gastvrouw
de wapens terug. Ontroerd zei ze: 'God beware jullie allemaal en moge Hij
jullie spoedig in vrede doen terugkeren in jullie familiekring!' De Duitsers en
Amerikanen gaven elkaar een hand en gingen in tegenovergestelde richting weg.
Toen moeder en zoon weer samen in de hut waren, haalde moeder de oud
familiebijbel tevoorschijn. De jongen zag hoe ze de Bijbel opsloeg bij de
kerstgeschiedenis. In de afgelopen nacht was er een stukje werkelijkheid
geworden van het woord dat de engel gesproken had: vrede op aarde! Ook bij een
ander vers bleef de vinger van de lezende vrouw rusten: 'En zij trokken langs
een andere weg naar hun land terug.' Dat wordt gezegd van de wijzen uit het
Oosten, die uit verre landen gekomen waren om het kindje Jezus te huldigen. Zou
er misschien ook een andere, een nieuwe weg zijn die de Amerikaanse en Duitse
soldaten gingen, nadat zij deze bijzondere gebeurtenis met elkaar beleefd
hadden?
Uit Lichtstralen
In het Bijbelsdagboek
die ik lees, staat deze week Klaagliederen centraal van Jeremia. Vanmorgen las
ik deze mooie overdenking. Gods liefde en trouw word hier zo mooi in beschreven.
Laten wij op Hem blijven hopen, ook in de stormen van ons leven, Siska
Nochtans
De Heere is mijn
Deel, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen. Klaagliederen 3:24
Tot nu toe zongen de klaagzangen alleen maar in mineur.
En neerslachtig vraag je je af: Ís er geen enkel straaltje licht?
Onze dagtekst is een venster van hoop. In het donkere
huis van ellende, waarin de dichter ronddoolt als in een gevangenis, is er
plotseling een venster. Het biedt een hoopvol uitzicht. Het biedt uitzicht op
God, die Heere is in onverbrekelijke trouw en genade.
Zelf in het bitterste uur zijn er van die trouw en genade
de onmiskenbare tekenen. De dichter is er nog, het volk is er nog. Dat vindt
toch alleen maar zijn grond in de goedertierenheden des Heeren.
Ze hadden zich een volslagen vernietiging waardig
gemaakt. Toch is die niet gekomen. En de dichter kan alleen maar belijden: ‘Het
zijn de goedertierenheden des Heeren, dat wij niet vernield zijn’. Door alles
heen is de Heere trouw gebleven aan zijn woord, aan zijn verbond. Zo kan de
dichter er zelf nog troost in vinden, dat de Heere zijn Deel is. Van Gods kant
staat dat immers onomstotelijk vast. En wat is dat groot. Bij de in tocht in
Kanaän had iedere stam, uitgezonderd die van Levi, zijn deel gekregen. Daarvan
mocht je leven, daarin vond je je bestaan. Nu was dat deel verloren gegaan. De
heidenen waren gekomen en hadden stout het erfland in genomen. Het volk was
bedreigd tot in haar bestaansvoorwaarden. Hoe kon het nog leven?
Midden in deze onmogelijkheden klinkt de geweldige
belijdenis: ‘De Heere is mijn Deel’. Hij zal voor mij, voor ons zorgen. We
vinden onze bestaansgrond in Hem. We mogen van Hem leven. Hij is oneindig veel
meer dan enig stuk land. Daarom hopen wij op Hem.
Als u er soms geen gat meer in inziet. Het liep allemaal
zo anders. U verloor zoveel van wat u zekerheid en rust gaf. U denkt misschien wel
alles kwijt te zijn. We mogen wijzen op de Heere. Hij wil ons Deel zijn. Onze
enige Troost in leven en in sterven. Christus had tenslotte geen deel meer over. Alles gaf Hij eraan. Zelfs zijn
deel in God. Zo hing Hij arm en berooid aan het kruis. Daar is God het erfdeel
geworden voor allen die Hem verwachten.
Lezen: Klaagl.
3:21-32
Zingen: Ps.42:5
Bron: Gods weg met de mensen.
Drs. M.
van Campen
Dit is met recht een wereldoorlog omdat elke hoek en elk
aspect van ons leven er mee gemoeid is en oorlogsgebied is. De cultuur, de
overheid, justitie, ziekenhuizen, universiteiten en scholen, de zakenwereld en
de entertainment industrie, onze huizen en gezinnen, onze harten en gedachten,
alles is erbij betrokken. Eraan ontsnappen is geen optie, omdat we de wereld
niet kunnen verlaten, waar we nu eenmaal in leven. We kunnen ook ons lichaam
niet verlaten, omdat dat de woning van onze ziel is.
Sommigen hebben geprobeerd om zichzelf van de wereld te
isoleren, in een poging geestelijker te worden. Na eeuwen van felle vervolging,
waarin het Romeinse rijk het christelijk geloof probeerde uit te delgen, gaf
het zich uiteindelijk gewonnen aan het christendom. Veel christenen wisten niet
goed om te gaan met de nieuw verworven vrijheid van godsdienst en probeerden
geestelijke martelaren te worden. Zij isoleerden zichzelf van de wereld en
leefden als kluizenaars.
Simeon was één van de eerste asceten. Hij leefde in de
vierde eeuw. Hij koos ervoor het leven van een herder te leven, in een poging
om een waarachtige geestelijke status te bereiken. Maar het herdersleven vond
hij niet geïsoleerd genoeg en hij besloot als een kluizenaar te gaan leven.
Daarvoor trok hij zich terug in een klooster. Negen jaar lang zette hij geen
voet buiten zijn kamer. Maar nog was hij niet tevreden over de mate van
teruggetrokkenheid en de door hem bereikte geestelijke staat. Hij besloot de
woestijn in te trekken, waar hij een paal neerzette van zo’n 2,5 meter hoogte
om daarop te leven. Maar ook dit bood hem onvoldoende afstand van het kwaad uit
de wereld, dus maakte hij de paal circa 18 meter hoog. Dertig jaar lang leefde
Simeon boven op deze paal, in de hoop dat het zijn ziel goed zou doen.
De apostel Paulus waarschuwde dat dergelijke dingen een
schijn van geestelijkheid hebben, maar in feite waardeloos zijn. Hij
veroordeelde deze “valse nederigheid” en “eigendunkelijke godsdienst”, “met
zijn nederigheid en zijn kastijding van het lichaam”, de houding van “raak
niet, smaak niet, roer niet aan”, als: “zonder enige waarde en slechts dienende
tot bevrediging van het vlees” (Kolossenzen 2:16-23).
Een probleem van
het hart
Onze Heer leert dat onreinheid niet komt door dingen van
buiten, maar vanuit ons eigen hart: “Want uit het hart komen boze
overleggingen, moord, echtbreuk, hoererij, diefstal, leugenachtige
getuigenissen, godslasteringen. Dat zijn de dingen, die een mens onrein
maken,...” (Matthéüs 15:19). Geen spelonk is afgelegen genoeg, geen paal is
hoog genoeg om te ontsnappen aan de wereld. Het probleem ligt namelijk in elk
menselijk hart. Waar we ook heen gaan, we nemen onze problemen met ons mee. In
feite zijn we zelf onze ergste vijand.
In Romeinen 12:2 staat dat wij niet “gelijkvormig aan
deze wereld moeten worden”. Wereldgelijkvormigheid is elke activiteit zonder
God of die tegen God in gaat. Het is het gebruik (of misbruik) van Gods
prachtige schepping of schepselen voor de bevrediging van de zondige,
egoïstische, gevallen natuur van de mens.
Wereldgelijkvormigheid is de onwil om Gods heerlijkheid
te weerspiegelen, waarvoor we uiteindelijk geschapen zijn.
Wereldgelijkvormigheid maakt het onmogelijk om de zaken vanuit Gods perspectief
te zien. Wereldgelijkvormigheid wil slechts de mens behagen, niet God.
Wereldgelijkvormigheid gaat veel verder dan opzichtige make-up of het obsessief
volgen van de laatste modegrillen van de wereld. Het zijn “de lusten van het
vlees, de lusten van de ogen en een hoogmoedig leven”, het najagen van
gezondheid, rijkdom en geld, roem en comfort, genoegens van het leven en
bezittingen.
Misleiding
In deze strijd tegen wereldgelijkvormigheid moeten we
weten wie de vijand is, hoe deze eruit ziet en waar deze zit.
Wereldgelijkvormigheid kan heel misleidend zijn. Wanneer de wereld zijn ware
natuur laat zien van slavernij, corruptie, perversiteit en misdaad, hebben de
meesten de vijand wel in de gaten. Maar als de vijand verborgen is, zien velen
het gevaar niet, zoals een visser een aantrekkelijk aas gebruikt om de haak in
te verbergen. De wereld belooft ware liefde en veroorzaakt gebroken harten,
gebroken gezinnen en gebroken gezondheid. Socialistische politici beloven de
hemel en veroorzaken hel op aarde. Gokken belooft een fortuin, maar veroorzaakt
een absoluut bankroet. Drugs en alcohol beloven heerlijke gevoelens, maar
veroorzaken verslaving en een miserabel leven.
Wereldgelijkvormigheid heeft meer achting voor het
lichaam dan voor de ziel. Materiële, uiterlijke zaken zijn belangrijker dan de
geestelijke. Wereldgelijkvormigheid moedigt ons aan om in de beste en duurste
kleding gekleed te gaan, de duurste auto’s te rijden, van de nieuwste
technologieën gebruik te maken, de knapste vriend of vriendin te hebben.
Meisjes moeten de modernste outfit hebben en hun haar volgens de nieuwste trend
geknipt en gekapt hebben. Jongens moeten vooral hun lichamen getraind hebben,
veel geld en dure IPhones hebben, ten koste van hun zielen.
Een christen die wereldgelijkvormig is heeft te veel van
Christus om werkelijk van de wereld te kunnen genieten en te veel van de wereld
om zich werkelijk in Christus te kunnen verheugen. We zijn wereldgelijkvormig
als we denken en spreken zoals de wereld, ons kleden, ons gedragen en eruit
zien zoals de wereld.
Leven in het licht
van de eeuwigheid
We moeten meer waarde hechten aan onze zielen dan aan
onze lichamen en de eeuwigheid boven het hier en nu plaatsen. We moeten leren
om God te vrezen, Die ons zal bevrijden van mensenvrees, die ons lam legt. We
moeten leven ter eer van God en voor Zijn goedkeuring en niet de goedkeuring
van mensen zoeken. We moeten meer bezig zijn met het verzamelen van schatten in
de hemel dan het verzamelen van schatten op aarde. We moeten leven in het licht
van de eeuwigheid: “Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en
dit alles zal u bovendien geschonken worden” (Matthëüs 6:33 ).
Materiële dingen zijn op zich niet zondig. Alle dingen
die door God geschapen zijn, zijn goed, zolang we ze met dankbaarheid ontvangen
en gebruiken zoals God het voor ons heeft bedoeld en het in de Bijbel
beschreven staat. Maar onze zondige natuur is geneigd tot het kwade en we zijn
in staat zelfs goede dingen tot onze eigen schade te gebruiken. Voedsel is een
gave van God, maar vraatzucht is een zonde. Wereldgelijkvormigheid kan bijna
alles in het leven verdraaien. We moeten leren om alles te doen tot eer van God.
Geen enkel aspect uit ons leven kan buiten de heerschappij van de Here Jezus.
Onze bezittingen, relaties, familie, opleiding, sport en vrije tijd moeten
onder de heerschappij van de Here Jezus worden gebracht.
In onze dagelijkse beslissingen moeten wij de goede
strijd van het geloof strijden. We kunnen het niet opgeven. De oorlog tegen
wereldgelijkvormigheid is niet slechts een strijd tegen uiterlijke dingen.
Wereldgelijkvormigheid is een geestelijke ziekte van het hart die bevochten
moet worden door het geloof. We hebben hiervoor een nieuw hart nodig en de
kracht van de Heilige Geest die elk aspect van ons leven moet doordringen.
“Want wat zou het een mens baten, als hij de gehele wereld won, maar schade
leed aan zijn ziel? Of wat zal een mens geven in ruil voor zijn leven?”
(Matthéüs 16:26).
De wereld zegt dat we onszelf kunnen rechtvaardigen: “Ik
ben een goed mens! Het is niet mijn fout!” De Bijbel moedigt ons aan om onze
zonden te belijden. De wereld zegt dat we onze zonden moeten bedekken. De Bijbel
zegt: “Zondig niet meer”. De wereld zegt: “Neem wraak!” De Bijbel leert: Doe
restitutie – breng terug, repareer en betaal.
De wereld zegt: “Maak plezier!” Het Woord zegt: “Bekeer
je!” De wereld zegt: “Kom op voor jezelf!” Het Woord zegt: “Verneder jezelf
onder de machtige hand Gods. God biedt weerstand aan de hoogmoedigen, maar Hij
geeft genade aan de nederigen van hart.’’
We hebben een keuze: zoek de goedkeuring, het applaus van
de wereld, of zoek de goedkeuring van God alleen. Doe wat populair is of doe
wat goed is. Zoek je eigen voordeel of zoek het voordeel van anderen. Wees
politiek correct of wees een getuige voor de Waarheid. Neem de brede weg of
neem de smalle weg. Accepteer de mening van de meerderheid of accepteer Gods
Woord. Laat je meedrijven met de grote stroom of neem stelling. Elke beslissing
die we nemen maakt ons meer een inwoner van de hel of de hemel. Leef in het
licht van de eeuwigheid en je zult de strijd winnen tegen
wereldgelijkvormigheid.
“Dit heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt.
In de wereld lijdt gij verdrukking, maar houdt goede moed, Ik heb de wereld
overwonnen.” (Johannes 16:33)
Dr. Peter Hammond
Bron: www.cftnederland.nl